middelpuntvliedend en middelpuntzoekend


De middelpuntvliedende en middelpuntzoekende werking van kracht zijn twee oereigenschappen van de geest.
De geest is in wezen een bewuste kracht. De geest is de levenskracht, die zich van zichzelf en van onderwerpen om zich heen, bewust kan zijn. In de geestelijke wereld zijn deze oereigenschappen herkenbaar als geestelijk licht en geestelijke warmte, waarbij de kracht zich voordoet als warmte en het zich bewust zijn als licht. Als de geest als levenskracht in beweging komt, verschijnt in de geest het licht; met andere woorden: de warmte is de bron van het licht.
Het geestelijke licht en de geestelijke warmte kunnen beide in twee, tegenovergestelde toestanden voorkomen: in een doordringbare, vormbare, vrouwelijke toestand en in een zelfvormende, doordringende, mannelijke toestand van de geest.
In de ontvankelijke, vormbare, vrouwelijke toestand van de geest oefent de geest een aantrekkende kracht uit op de omgeving. De geest wil zich door de omgeving laten doordringen. In deze toestand is de werkzaamheid van de geest middelpuntzoekend en daardoor ingekeerd. Door de ingekeerde instelling is de werkzaamheid van de geest gericht op het persoonlijke en is daardoor gemeenschapsvormend met andere personen.
In de zelfvormende, doordringende, mannelijke toestand van de geest oefent de geest een afstotende kracht uit op de omgeving. De geest wil de omgeving doordringen om er een plaats in te kunnen innemen. In deze toestand is de werkzaamheid van de geest middelpuntvliedend en daardoor uitgekeerd. Door de uitgekeerde instelling is de werkzaamheid van de geest gericht op de onpersoonlijke, stoffelijke buitenwereld en op het verwerven van een zelfstandige plaats daarin.

Deze wezenlijke eigenschappen van de geest komen tot uitdrukking in de eigenschappen van het atoom, de bouwsteen van de stoffelijke schepping, geschapen door de algeest. De in het midden rustende kern is vrouwelijk, de in de ruimte er omheen bewegende elektronen zijn mannelijk. De kern bestaat uit een groep protonen en neutronen, die samen een hechte gemeenschap vormen; de elektronen zijn zelfstandig en bewegen zich vrij om de kern. De elektronen worden door de kern aangetrokken door de middelpuntzoekende, ingekeerde kracht; zij blijven om de kern bewegen door hun afstotende, middelpuntvliedende, uitgekeerde kracht. Zolang beide krachten even groot zijn en daardoor in evenwicht, blijven de elektronen om de kern draaien: ze vallen even snel naar de kern terug als ze er door hun beweging vanaf zouden vliegen.
Zie ook: aantrekking en afstoting.


terug naar de woordenlijst M






^