spontaniteit


Spontaniteit is een kenmerk van de menselijke persoonlijkheid. Dat houdt in dat er sprake is van gedrag uit eigen aandrang; het gedrag is in gang gezet door een ongedwongen gevoelsopwelling, zonder berekening en ook zonder verlegenheid of angst voor het oordeel van omstanders. Spontaan gedrag is ongekunsteld en zonder voorafgaande overwegingen; het komt rechtstreeks uit de persoon, de menselijke geest zelf voort zonder storende invloeden van buitenaf. In het spontane gedrag is de menselijke geest volkomen zichzelf.

Het woord hangt samen met het Latijnse 'mea sponte', met de betekenis: uit eigen beweging, op eigen kracht, vanzelf. Het spontane gedrag is een onmiddellijke weergave van de innerlijke, scheppende werkzaamheid van de persoon, de menselijke geest die in uitspraken en handelingen naar buiten toe zichtbaar wordt. Het is een gedrag dat 'oorpronkelijk' is: uit de 'oorsprong' afkomstig, uit de scheppende geest zelf.

De Duitse dichter en filosoof Friedrich Schiller beschrijft in zijn filosofische 'Briefen Ueber die ästhetische Erziehung des Menschen' de 'speeldrift', de bijzondere neiging van de mens om te spelen. In het spel wordt de scheppende werkzaamheid van de menselijke persoon zichtbaar. De mens die vrij is en in de gelegenheid te spelen, verkeert in een toestand van een bevredigende gelukzaligheid, doordat die mens volkomen zichzelf kan zijn.
Schiller schrijft (Brief 15): "De mens kan alleen dan spelen, wanneer hij in de volle betekenis van het woord mens is en hij is alleen dan mens, als hij speelt." De mens ervaart de toestand van het spelen als 'de toestand van de meest verheven rust en de meest verheven beweging', de toestand van het persoonlijke geluk.

Voor die toestand van spelende, scheppende werkzaamheid is de persoonlijke vrijheid van de mens een voorwaarde, een onvermijdelijk vereiste. Iedere van bovenaf aan de mens opgelegde dwang in de vorm van regels en voorschriften, verstoort de menselijke scheppingskracht.


terug naar de woordenlijst S

terug naar het weblog







^