tegendelen
In de oorspronkelijke, rustende eenheid van de algeest zijn in aanleg de tegendelen aanwezig, waardoor de oorspronkelijke eenheid werkzaam kan worden en kan scheppen.
De tegendelen waaruit de schepping daardoor is opgebouwd, worden gevormd door twee zelfstandigheden, die samen weer de oorspronkelijke eenheid vormen. Deze twee zelfstandigheden zijn tegendelen van elkaar, wanneer zij evenwichtig met elkaar kunnen samenwerken door elkaars werking aan te vullen. Twee tegendelen kunnen elkaars werking aanvullen, wanneer het ene deel bezit wat het andere mist en omgekeerd.
Een rustende kracht komt pas in werking als er sprake is van tegendelen. Water gaat stromen als er sprake is van hoog en laag, lucht gaat waaien als er sprake is van hoge en lage druk, electriciteit gaat stromen als er sprake is van positief en negatief, politiek wordt levendig als er sprake is van links en rechts. Als de tegendelen zijn opgelost, houdt de kracht op werkzaam te zijn en komt weer tot rust; maar ook beweging en rust zijn weer tegendelen van elkaar.
De grondslag van het verschijnsel tegendelen zijn het mannelijke en het vrouwelijke, doordat God de tegendelen het mannelijke (zie aldaar) en het vrouwelijke (zie aldaar) in zichzelf tot aanschijn bracht en in zichzelf scheppend werkzaam liet zijn, en daardoor als vader en moeder de schepping schiep. Alle andere tegendelen in de schepping zijn daardoor van het mannelijke en het vrouwelijke afgeleid. Het mannelijke en het vrouwelijke is de grondslag van het verschijnsel 'tegendelen'.
Gods scheppende werkzaamheid door de samenwerking van de tegendelen komt het duidelijkst tot uiting in de eigenschappen van de geslachtscellen. Bij de bevruchting is de vrouwelijke geslachtscel, de eicel, er als eenling, ze is groot, onbeweeglijk en doordringbaar; de mannelijke geslachtscel, de zaadcel, is er als veelheid en hij is klein, beweeglijk en doordringend. De eicel blijft binnen, de zaadcel komt van buiten. Dit scheppende gebeuren komt overeen met de bouwsteen van de stoffelijke schepping: het atoom. Ook daar is één grote, rustende kern aan de binnenkant met daar omheen vele, kleine maar zeer beweeglijke electronen aan de buitenkant.
Het samenspel tussen het mannelijke en het vrouwelijke als oervorm van tegendelen is als volgt als een balspel te beschrijven, waarbij de bal de heen en weer gaande aandacht en toewijding is. De mannelijke geest wil de bal spelen vanwege het handelen; de vrouwelijke geest wil de bal opvangen vanwege het ontvangen. De vrouwelijke geest speelt vervolgens de bal om weer te kunnen ontvangen; de mannelijke geest ontvangt vervolgens de bal om weer te kunnen spelen. Bij de een valt de nadruk op het spelen, bij de ander op het ontvangen, maar doordat de een ook kan ontvangen en de ander ook kan spelen, blijft de bal op een evenwichtige wijze heen en weer gaan en ontstaat er een samenspel. Hun samenspel krijgt daardoor de kenmerken van de kringloop, een duurzaam zichzelf in stand houdende beweging, op dezelfde wijze als dat ook met de werkzaamheid van de vermogens in de geest zelf het geval is.
Wat hier wordt beschreven, is de betekenis van het woord 'huwelijk'. Dit woord komt van de oude woorden 'huwen': de echtgenoten; en 'laika': samenspel. Het huwelijk betekent 'het heilige samenspel van de beide echtgenoten'. Het huwelijk verwijst naar het heilige samenspel van God als vader en moeder, die als oertegendelen de grondslag van de schepping zijn. Wat als eerste uit hun heilige samenspel voortkomt is de mensheid, die samen met God als vader en moeder de godheid als het goddelijke gezin vormen.
Eenzelfde kringloop, die wordt veroorzaakt door de afwisseling van de tegendelen, is er onder andere ook in de natuur te herkennen. De zon als vuur verwarmt het water in de zee, waardoor dit verdampt en door de warme, opstijgende lucht omhoog wordt gevoerd. In koudere luchtlagen verdicht de damp zich tot wolken, die door de wind worden voortgeblazen. Ontmoeten de wolken boven de aarde bergen, dan komen zij in hogere, koudere luchtlagen, waar zij zich verder verdichten en als regendruppels naar beneden vallen. Op aarde verzamelt het water zich in rivieren, die van de bergen afstromen naar zee, waar het water weer door de zon wordt verwarmd. Zo ontstaat ook hier een kringloop door de evenwichtige afwisseling van tegendelen: warmte/koude, verdunnen/verdichten, wolken/rivieren, opstijgen/neerdalen. Zoals beschreven bij de werkzaamheid van de vermogens betekent dit: leven.
Eenzelfde soort van kringloop is te herkennen in zaden die ontkiemen en opgroeien tot planten, die tot bloei komen en daardoor opnieuw de zaden vormen, die later weer kunnen ontkiemen.
De tegendelen het goede en het kwade zijn een uitzondering op alle andere tegendelen; zij zijn van een andere categorie, een andere soort. Met het goede en het kwade wordt namelijk een hoedánigheid beschreven van alle andere tegendelen. Met het 'goede' wordt aangeduid: de als een éénheid evenwichtig samenwerkende en elkaar aanvullende tegendelen. Met het 'kwade' wordt aangeduid: de toestand waarin de tegendelen niet evenwichtig samenwerken en elkaar niet aanvullen. De tegendelen gaan dan een tegenstelling vormen, die op den duur kan uitgroeien tot een tegenstrijdigheid.
De oorzaak van het kwade is gelegen in de noodzaak, dat de menselijke geest naar eigen vrije keuze en op eigen kracht zich moet ontwikkelen om de goddelijke geestesgesteldheid te bereiken, waarin de menselijke geest op een evenwichtige wijze gebruik maakt van de tegendelen in zichzelf: de eigen geestelijke vermogens. In de aanvangstoestand van deze ontwikkeling maakt de menselijke geest nog niet op een evenwichtige wijze een bewust en beheerst gebruik van de eigen vermogens. Die aanvangstoestand, de toestand van onbewuste vereenzelviging, bewuste vereenzelviging en eenzijdige vereenzelviging (zie aldaar) is de oorzaak van het kwade. Is de goddelijke geestesgesteldheid verwerkelijkt, dan is er uitsluitend nog het goede en is het kwade alleen denkbeeldig aanwezig als een mogelijk tegendeel.
terug naar de woordenlijst T
^