zonde


Het woord 'zonde' betekent: overtreding, maar ook 'schuldig zijn'. Het woord is namelijk afkomstig van het tegenwoordig deelwoord van 'zijn': 'zijnde', met de betekenis: 'hij, die het is' en daarmee samenhangend: 'hij, die schuldig is'. Zondigen betekent: de wet overtreden, zich buiten de orde plaatsen, van het rechte pad afwijken, het doel missen.

Gezien in het licht van de eeuwigheid betekent zondigen: zich buiten de goddelijke orde van de schepping plaatsen.
De goddelijke orde van de schepping wordt gevormd door de werkzaamheid van de geestelijke vermogens, als die tot ontwikkeling zijn gebracht. Naar binnen toe gekeerd zijn zij dan werkzaam in de vorm van het geweten, naar buiten toe in de vorm van de deugden;
en daarnaast zijn zij ook werkzaam in de vorm van het streven van de geest dat hoort bij die ontwikkelde vermogens: het streven naar schoonheid van het waarnemen, het streven naar waarheid van het denken, het streven naar goedheid van het voelen en het streven naar vastberadenheid van het willen.

De menselijke geest kan op twee manieren tegen die orde ingaan, zondigen: bewust en onbewust.
- Bewúst zondigt de geest door zelfzuchtig toe te geven aan de neigingen van de nog onontwikkelde vermogens, die dan verkeren in de gehéchte toestand. In die toestand worden de vermogens gekenmerkt door: de hebzucht van het waarnemen, de regelzucht van het denken, de eerzucht van het voelen en de heerszucht van het willen. Daardoor wijkt de menselijke geest bewust af van het rechte pad dat voert naar de goddelijke orde van de schepping en hierbij is de geest zelf verantwoordelijk voor zijn of haar daden. Deze zelfzucht waarvan de mens zich bewust is, is dé zonde.
- Onbewust zondigt de mens door de aanvangstoestand van onbewuste vereenzelviging met het tijdelijke bestaan. Daardoor wijkt de geest van het rechte pad af door de werkzaamheid van de vermogens, die dan nog verkeren in de ónbeheerste toestand: door zich te laten boeien door gewaarwordingen (onbeheerst waarnemen) en voorstellingen (onbeheerst denken), en zich te laten drijven door aandoeningen (onbeheerst voelen) en aandriften (onbeheerst willen). Ook daardoor wordt de goddelijke orde van de schepping verstoord, maar meer uit onvermogen en zonder zelf te beseffen wat er wordt gedaan. In een toestand van onwetendheid kan de mens niet verantwoordelijk worden gesteld voor zijn of haar daden: men beseft immers niet wat men doet.

Deze laatste vorm van zonde is wat door sommigen onder 'erfzonde' wordt verstaan; dat is een merkwaardig denkbeeld van Augustinus: volgens hem zou door de ongehoorzaamheid van Adam en Eva iedere mens 'in zonde worden geboren'(?!). De erfzonde is in feite de algemene en van tevoren bestaande toestand van onbewuste vereenzelviging met het stoffelijke bestaan, waarmee iedere mens, zonder het te weten, aan dit tijdelijke bestaan begint. Deze toestand houdt echter de bijzonder opdracht in die voor de menselijke geest geldt: zich uit zichzelf hiervan bewust te worden en vervolgens bewust gewild zich hieruit te bevrijden; door de vrije keuze en door de arbeid die het vergt zich te bevrijden, leert de mens uit zichzelf de geestelijke vermogens bewust en beheerst te gebruiken, en dat betekent geestelijke ontwikkeling.

In dit tijdelijke bestaan is de mens schijnbaar aan zichzelf overgelaten en is daardoor vrij om te kiezen tussen het goede en het kwade. Door die laatste keuze kunnen er veel moeilijkheden ontstaan, die echter ook weer moeten worden opgelost. Dat kan alleen middels de geestelijke vermogens. Door zich daarmee in te spannen om de ontstane problemen op te lossen, leert de mens de vermogens steeds beter te gebruiken en dat betekent geestelijke groei.
In die zin betekent de mogelijkheid om te zondigen ook de mogelijkheid om daarna geestelijk te groeien.
Het kwade bewerkt zodoende uiteindelijk het goede; maar dat hoeft niet altijd hier rechtstreeks tot uiting te komen, dat kan ook pas in een volgend bestaan het geval zijn, langs de omweg door de geestelijke wereld, wat het 'karma' (z.a.) wordt genoemd.

Op de website van Jehova's Getuigen is over dit onderwerp het volgende te vinden:
Het woord zonde is de vertaling van de Hebreeuwse term chat·ta'thʹ en de Griekse uitdrukking ha·marʹti·a. In beide talen betekenen de werkwoordsvormen (Hebreeuws: cha·ta'; Grieks: ha·marʹta·no) 'missen', in de zin van het niet bereiken of het missen van een doel of weg, het doel niet treffen, te kort schieten in wat juist is. In Rechters 20:16 wordt cha·ta' (met een ontkenning) gebruikt ter beschrijving van de Benjaminieten, die 'met stenen konden slingeren tot op een haar en niet misten'. Griekse schrijvers gebruikten ha·marʹta·no vaak met betrekking tot een speerwerper die zijn doel miste.

Deze beide woorden werden niet alleen gebruikt in de betekenis van het missen of niet treffen van een letterlijk doel (Job 5:24), maar ook in de zin van het niet voldoen aan morele of geestelijke doeleinden. In Spreuken 8:35-36 staat: "Wie mijn [goddelijke wijsheid] vindt, zal ... het leven vinden ... Maar wie mij mist [Hebreeuws: cha·ta'], doet zijn geest geweld aan," hetgeen tot de 'dood' leidt.
In de Schrift wordt zowel het Hebreeuwse als het Griekse woord voornamelijk toegepast op het zondigen waaraan Gods met verstand begiftigde schepselen zich tegenover hun Schepper schuldig maken, zodat zij ten aanzien van hem het doel missen.

Vanuit bijbels standpunt beschouwd, is 'zonde' (chat·ta'th; ha·marʹti·a) in wezen alles wat niet in overeenstemming en dus onverenigbaar is met Gods wezen, zijn maatstaven, zijn wegen en zijn wil; het is alles wat iemands verhouding met God vertroebelt.


terug naar de woordenlijst Z






^