Albert Einstein On The Spirituality That Comes From Scientific Inquiry
"I am satisfied with the mystery of life's eternity."
Voor een vertaling in het Nederlands, zie hieronder.
The Huffington Post, 03-14-2016
Carol Kuruvilla, Associate Religion Editor
Although Albert Einstein is best known for his scientific achievements, his personal writings also reveal a good deal of wonder about the possibility of a higher power.
Einstein was born on March 14, 1879 to a secular Jewish family in Germany. Although he experienced a short burst of religiosity when he was 12 - composing songs in praise of God and keeping kosher - for much of his life, Einstein tried his best to avoid religious labels.
Like a growing number of Americans today, Einstein didn't fit neatly into any organized religion. He felt an attachment to his Jewish heritage and culture, but he believed the idea of a personal God who was involved in human affairs was "childlike". At the same time, Einstein separated himself from "fanatical atheists" who he believed could not "hear the music of the spheres".
"I do not share the crusading spirit of the professional atheist," he wrote in a letter from the 1940s. "I prefer an attitude of humility corresponding to the weakness of our intellectual understanding of nature and of our own being."
Based on his writings, Einstein’s views on religion seem to have been influenced by Benedict de Spinoza, an Enlightenment-era thinker who rejected the idea that the Bible was a divine document. Instead, Spinoza believed in a God of "harmony and beauty".
"I believe in Spinoza’s God," Einstein wrote to a New York rabbi in 1929, "Who reveals Himself in the lawful harmony of the world, not in a God Who concerns Himself with the fate and the doings of mankind."
Like Spinoza, Einstein didn't believe that prayer had any influence on the course of events in a person's life.
In 1936, a young girl in New York named Phyllis sent Einstein a letter asking him whether scientists prayed. In the letter, posted by Brain Pickings from a larger volume of Einstein’s letters answering children’s’ questions, he replied that since scientists believe that everything in the world must fall under the laws of nature, they don’t believe that a wish can be granted by a supernatural force.
However, he admitted that science itself bears evidence that there is some spirit in the world that shows itself through the laws of nature.
"Everyone who is seriously involved in the pursuit of science becomes convinced that some spirit is manifest in the laws of the universe, one that is vastly superior to that of man," Einstein wrote. "In this way the pursuit of science leads to a religious feeling of a special sort, which is surely quite different from the religiosity of someone more naive."
In a 1954 essay for NPR, Einstein gave a succinct and beautiful explanation of his views on the possibility of this higher power:
"The most beautiful thing we can experience is the Mysterious - the knowledge of the existence of something unfathomable to us, the manifestation of the most profound reason coupled with the most brilliant beauty. I cannot imagine a God who rewards and punishes the objects of his creation, or who has a will of the kind we experience in ourselves.
I am satisfied with the mystery of life's eternity and with the awareness of - and glimpse into - the marvelous construction of the existing world together with the steadfast determination to comprehend a portion, be it ever so tiny, of the reason that manifests itself in nature. This is the basics of cosmic religiosity, and it appears to me that the most important function of art and science is to awaken this feeling among the receptive and keep it alive."
Albert Einstein over de spiritualiteit die voortkomt uit wetenschappelijk onderzoek
"Ik heb er vrede mee dat het eeuwige leven een mysterie is."
Hoewel Albert Einstein het meest bekend is door zijn wetenschappelijke prestaties, blijkt uit zijn persoonlijke geschriften zijn verwondering over de mogelijkheid van het bestaan van een hogere macht. Einstein werd op 14 maart 1879 geboren in een seculiere Joodse familie in Duitsland. Hoewel hij een korte periode van diepe religiositeit heeft gekend toen hij 12 was - hij schreef gezangen ter ere van God en hield zich aan een koshere leefwijze - spande Einstein zich een groot deel van zijn leven in om te voorkomen dat hij in een religieus hokje werd geplaatst.
Net als een groeiend aantal Amerikanen vandaag de dag, paste Einstein niet naadloos in een van de georganiseerde religies. Hij voelde zich wel verbonden met zijn joodse erfgoed en cultuur, maar vond het idee dat God persoonlijk betrokken was bij menselijke aangelegenheden 'kinderlijk'. Maar tegelijkertijd moest Einstein niets hebben van 'fanatieke atheïsten', die naar zijn mening doof waren voor 'de muziek der sferen'.
"Ik deel niet de kruisvaardersgeest van de professionele atheïsten," schreef hij in een brief in de jaren '40. "Ik heb liever een houding van nederigheid die overeenkomt met ons gebrek aan intellectueel begrip van de natuur en van ons eigen wezen."
Gezien zijn geschriften lijken Einstein's opvattingen over religie door Benedictus de Spinoza te zijn beïnvloed, een denker uit het tijdperk der Verlichting, die het idee dat de Bijbel een goddelijk document was, afwees. In plaats daarvan geloofde Spinoza in een God van 'harmonie en schoonheid'. "Ik geloof in Spinoza's God," schreef Einstein aan een New Yorkse rabbijn in 1929, "die Zich openbaart in de wetmatige harmonie van de wereld, niet in een God die Zich bezighoudt met het lot en het doen en laten van de mensheid."
Net als Spinoza geloofde Einstein niet dat het gebed het verloop van de gebeurtenissen in het leven van een persoon beïnvloedt.
In 1936 stuurde een jong meisje met de naam Phyllis uit New York aan Einstein een brief met de vraag of wetenschappers baden. In de brief - die door Brain Pickings werd vermeld in een verzameling van de brieven waarin Einstein vragen van kinderen beantwoordde - schreef hij, dat wetenschappers niet geloven dat een wens kan worden vervuld door een bovennatuurlijke kracht, omdat alles in de wereld onder de wetten van de natuurkunde moet vallen.
Maar hij gaf toe dat de wetenschap zelf het bewijs aandraagt, dat er een geest in de wereld moet zijn die in de natuurwetten zichtbaar wordt.
"Iedereen die serieus betrokken is in het streven van de wetenschap raakt ervan overtuigd, dat er een geest tot uitdrukking komt in de wetten van het universum, die ver verheven is boven die van de mens," schreef Einstein. "Op deze manier leidt het streven van de wetenschap tot een religieus gevoel van een bijzondere soort, die heel anders is dan de religiositeit van een naïef persoon."
In 1954 gaf Einstein in een geschrift voor de NPR een beknopte en mooie uitleg van zijn visie op de mogelijkheid van deze hogere macht:
"Het mooiste wat we kunnen ervaren is het Mysterieuze - de kennis van het bestaan van iets, wat voor ons ondoorgrondelijk is, de uitdrukking van de diepste rede samen met de meest verheven schoonheid. Ik kan mij niet een God voorstellen die de voortbrengselen van zijn schepping beloont of straft, of die een wil heeft van dezelfde soort die we in onszelf ervaren.
Ik heb vrede met het mysterie van de eeuwigheid van het leven en met het besef dat we slechts een glimp opvangen van het prachtige bouwwerk van deze wereld, samen met het vastberaden streven om een deel te begrijpen, zij het nog zo klein, van de reden die zichzelf tot uitdrukking brengt in de natuur.
Dit is de grondslag van een kosmische religiositeit, en het lijkt me dat de belangrijkste taak van kunst en wetenschap is om dit gevoel te wekken bij hen die er ontvankelijk voor zijn en dit levend te houden."
terug naar Godsdienst en Wetenschap
terug naar het weblog
^