De toenadering van godsdienst en wetenschap
"Uit de grootheid en schoonheid van de scheppingis af te leiden, wie de schepper is."
Wijsheid van Jezus ben Sirach 13:5 (Ecclesiasticus) (Joodse filosoof, 2e eeuw v.Chr.)
"In de geschapen, zichtbare dingen openbaart God de onzichtbare geestelijke dingen."
Hildegard van Bingen, 'Scientia vias domini' (abdis, 1098-1179)
"The temptation to believe that the Universe is the product of some sort of design, a manifestation of subtle aestetic and mathematical judgement, is overwhelming. The belief that there is something behind it all, is one that I personaly share with a majority of scientists." Albert Einstein (Joodse natuurkundige, 20e eeuw n.Chr.)
Dat natuurwetenschappers van naam uiteindelijk toch op God uitkomen (zie onderwerp 7), is een aanwijzing voor het bestaan van God. Een natuurwetenschapper die omgekeerd al van het begin af aan van God zelf uitging, was de jezuïet Pierre Teilhard de Chardin. Moedig trachtte hij de kerkleer in overeenstemming te brengen met de evolutietheorie, wat echter zeer tot ongenoegen van zijn bazen in Rome was. Hem wachtte daardoor hetzelfde lot als Galileo Galilei in de late Middeleeuwen: verbanning.
Mijn persoonlijke ervaringen met God zijn voor mij een onomstotelijk bewijs voor het bestaan van God, maar ik begrijp heel goed, dat het voor anderen alleen een aanwijzing is, dat er dan toch wel zoiets als God zou moeten bestaan.
Inhoud
1. Geestkunde
2. Teilhard de Chardin
3. Onze toekomst in het licht van de evolutie
4. Wetenschap en religie als partners - Lezingen door Henk Hogeboom van Buggenum
5. Benedict Broere - de Anima Mundi
6. Erik Verlinde - De emergente zwaartekrachttheorie
7. Kernachtige uitspraken van dertig natuurwetenschappers over godsdienst en wetenschap
8. De Leidse verklaring over Evolutie en Religie, opgesteld door de Werkgroep Onderscheiding van wetenschap en metafysica in evolutie en religie
9. Parapsychologie
1. Geestkunde
Door geestelijke ervaringen hebben mijn waarnemingsmogelijkheden zich mogen uitstrekken tot de bron van het menselijke bestaan, de goddelijke algeest. Godsdienstigheid is: dienstbaar zijn aan die bron, de oorsprong van de mens, de mensheid en de schepping; een dienstbaarheid die ik o.a. vorm heb gegeven door mijn ervaringen in het boek Geestkunde te beschrijven. Vanuit die bron naar dit bestaan kijkend zie ik echter hoe godsdienstigheid in het dagelijkse leven van de huidige mens in haar diepste gronden wordt aangetast en hoe secularisatie voortschrijdt (maar wat wel vaker in de geschiedenis is voorgekomen).
In de hedendaagse maatschappij heeft een eenzijdig op het stoffelijke bestaan gerichte natuurwetenschap de rol van een op het geestelijke bestaan van de mens gerichte godsdienstigheid overgenomen. Het is doordat deze natuurwetenschap in deze tijd zoveel gezag heeft gekregen, dat de woordkeus en daarmee het mensbeeld en de wereldbeschouwing van neurofysiologen en biologen kritiekloos door de samenleving worden overgenomen.
De kern van het mensbeeld dat daardoor nu opgeld doet, is door de invloed van neurofysiologen beperkt tot niets anders dan een 'neuronale activiteit' van de hersenen. Daarnaast schilderen evolutiebiologen de mens eenzijdige af als een verschijnsel dat een 'probeersel van de natuur' is en door toeval is ontstaan; maar wat toevallig is ontstaan, had er even toevallig ook niet kunnen zijn, waardoor ook vanaf deze zijde van de natuurwetenschappen de waarde van het menszijn wordt verminderd tot alleen een voorbijgaand biologisch verschijnsel, slechts nuttig zolang het zich kan voortplanten.
Dit kan velen aan het twijfelen brengen en het einde van hun godsdienstigheid betekenen. De geestelijke helft van het menszijn wordt immers geloochend en als denkbeeldige onzin afgedaan, waardoor de betekenis van de mens tot die van een louter biologische machinerie zonder diepere oorzaak of hoger doel wordt teruggebracht - het gedrag tegenover elkaar is daar dan ook naar. Het gevaar is niet denkbeeldig dat er een maatschappij ontstaat, waarin een mens niet meer kan worden aangesproken op zijn of haar zedelijke gedrag, maar waarin rechters aanvaarden dat een misdadiger zelf het slachtoffer is van een fout in de 'bedrading van de hersenen' of van de 'hormonale omgeving' in de baarmoeder.
In de boeken Geestkunde en De Levensweg laat ik zien wat de oorzaak is van deze eenzijdige keuze van natuurwetenschappers voor alleen de stoffelijke helft van Gods schepping: de onbewuste vereenzelviging met de stof. Uitgaande van de eigenschappen van de geestelijke grondslag van de schepping, de goddelijke algeest, zoals ik die heb mogen ervaren, beschrijf ik daarentegen hoe juist geestelijke eigenschappen in de vorm van de geestelijke vermogens in de stoffelijke schepping - en in het bijzonder in het menselijke lichaam - herkenbaar zijn.
Daardoor bouw ik een brug vanaf de geestelijke helft van de schepping naar de stoffelijke en laat zo de diepere betekenis zien die Gods schepping voor de mens heeft, waardoor het evenwicht tussen geest en stof weer wordt hersteld en de mens zijn geestelijke betekenis - en daarmee de zin van zijn stoffelijke bestaan en zijn waardigheid - herkrijgt.
De ontwikkeling van de mensheid heeft een punt bereikt, dat alleen een op wetenschap gestoelde levensbeschouwing aanvaardbaar is voor de moderne, zelfstandig denkende mens. Het geloven alleen op gezag van een leraar of boek, heeft afgedaan... wat op zich een grote stap voorwaarts is in de ontwikkeling naar geestelijke zelfstandigheid van de mens. Nu dreigt echter die ontwikkeling wat de geest betreft een doodlopende weg in te slaan.
Door de onbewustheid van zichzelf als geestelijk wezen en de daarmee samenhangende vereenzelviging met het stoffelijke bestaan, heeft de wetenschap zich ontwikkeld in een richting, waarin de aandacht geheel op het stoffelijke is komen te liggen. Het evenwicht tussen geest en stof is daardoor ernstig verstoord. Uit die ontwikkeling is een wetenschap voortgekomen die door materialisme wordt gekenmerkt. Door het gezag van die wetenschap is ook het gangbare gedachtengoed in de maatschappij materialistisch geworden. Daardoor is er sprake van verzakelijking van de maatschappij, minachting voor het leven, onbeschaamd winstbejag en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde. ¹)
Om het evenwicht te herstellen is een levens- en wereldbeschouwing nodig, die uitgaat van een kritisch wetenschappelijke houding, want een onkritisch, traditioneel geloven past niet meer bij de levenshouding van de moderne mens. In tegenstelling tot de eenzijdig op de stof gerichte natuurwetenschappen die de geest afwijzen, laat ik met geestkunde zien hoe vanuit de eigenschappen van de bron van het al, de algeest, de eigenschappen van de stof zijn te beschrijven. Daaruit blijkt dat het bestaan in de stof de ontwikkeling van de geest zeer bevordert - door het bestaan in de stof ontstaan er voor de geest veel problemen, die overwonnen moeten worden met behulp van de geestelijke vermogens, waardoor die tot ontwikkeling komen. De stof is oefenstof en nodig en nuttig voor de geest!
terug naar de Inhoud
Er zijn in de mensheid meer tegenkrachten die streven naar een evenwicht tussen geest en stof. Van alle natuurwetenschappers is tien procent spiritueel ingesteld tot diep gelovig, wat gold voor wetenschappers zoals Newton, Eccles en Einstein, en ten onzent voor o.a. Dekker en Van Lommel heden ten dage.
Het gold ook voor de Franse jezuïet en wetenschapper Teilhard de Chardin (2) en voor de oprichters van verenigingen voor wetenschappelijk onderzoek van parapsychologische verschijnselen (7) over de hele wereld.
Aan mij is getoond, dat de schepping uit en in de goddelijke algeest is, de schepping is door God in zichzelf gedacht en wordt door God in stand gehouden zolang dat voor de ontwikkeling van de menselijke geest nodig is. Vanuit de algeest als bron komen geestelijke eigenschappen in de stoffelijke schepping tot uitdrukking, wat wordt weergegeven door de spreuk 'zo boven, zo beneden' (zie bij Hermetisme en geestkunde in het menu).
Ook in de biologische evolutie, die in de ontwikkelingsgeschiedenis van de soorten van levensvormen op aarde duidelijk zichtbaar is, komt dit gegeven tot uitdrukking. De zichtbare evolutie hangt samen met een minder duidelijk zichtbare, geestelijke ontwikkeling, die er het doel van is. Dit was ook de overtuiging van de Franse geleerde jezuïet Teilhard de Chardin.
2. Teilhard de Chardin
Uitspraken van Teilhard De Chardin:
"We zijn geen menselijke wezens die een spirituele ervaring hebben,
we zijn spirituele wezens die een menselijke ervaring hebben."
"De waarde en het geluk van het leven worden bereikt
als men zich kan verenigen met iets groters dan men zelf is."
Marie-Joseph Pierre Teilhard de Chardin werd geboren bij Clermont-Ferrand op 1 mei 1881 en overleed in New York in 1955. Hij was pater jezuïet, theoloog en filosoof, en daarnaast natuurkundige, bioloog en paleontoloog. Zijn leven lang streefde hij ernaar godsdienst en natuurwetenschap met elkaar in overeenstemming te brengen, waarbij het hem in het bijzonder om het christelijke geloof en de evolutietheorie ging. Om zijn doel te bereiken ontwikkelde hij een eigen evolutietheorie, uitgaande van zijn geloof, zijn wetenschappelijke inzichten en de praktische ervaringen die hij als paleontoloog had opgedaan.
De kern van zijn gedachtengoed is, dat de mensheid zich geestelijk ontwikkelt tot steeds hogere vormen van bewustzijn, met de hereniging met God, onze gezamenlijke oorsprong, als uiteindelijk doel.
Teilhard:
Gods schepping is in een toestand van voortdurende ontwikkeling
die in de richting van de geest gaat;
door die ontwikkeling voltooit de geest zich in de mens als de persoon
en de hoogste vorm van persoonzijn is de universele Christus.
[Freek: ook bij Teilhard gaat het om zelfverwerkelijking en hereniging]
Volgens Teilhard is Gods schepping nog niet klaar en zijn wij allen verantwoordelijk voor de voortgang ervan. De besluiten die wij nu nemen en de wijze waarop wij die uitvoeren, bepalen hoe de toekomst eruit zal gaan zien; zij bepalen ook hoe lang het gaat duren voor wij allen verenigd zullen zijn in wat hij noemt: het kosmische punt-Omega, het doel van de evolutie. Dit punt is de toestand waarin de schepping - door de 'verinnerlijking' die in de schepping en daarmee ook in de mensheid werkzaam is - weer met de schepper is verenigd. Zolang dit punt van Eenheid met God niet is bereikt, leeft de mens in de verwarring scheppende Veelheid van dit bestaan.
Volgens de evolutietheorie van Teilhard kan de natuur verinnerlijken doordat alle stof een 'binnenkant' heeft, door Teilhard het 'psychisme' genoemd. Alle verschijnselen in de schepping bezitten in meerdere of mindere mate een psychisch element (denk aan de Ideeënleer van Plato). De kracht van dit psychische element neemt toe door vergroting van de complexiteit van de stof.
(Klik hier voor een lezing van Henk Hogeboom, Teilhardkenner, over dit onderwerp.)
Deze verinnerlijkende kracht is volgens Teilhard de kracht die de ontwikkeling in de natuur voortstuwt en die heeft geleid tot:
1. de kosmogenese (het ontstaan van het heelal),
2. de biogenese (de overgang van levenloze stof naar levende soorten) en ten slotte
3. de noögenese (de verinnerlijkende ontwikkeling die in de mens tot zelfbewustwording heeft geleid).
Het woord noögenese komt van het Griekse 'nous': geest. De noögenese heeft een 'noösfeer' tot gevolg: de gedachtenwereld gevormd door de denkende werkzaamheid van de mensheid.
Volgens Teilhard heeft iedere mens een goddelijke kern in zich. Het zich bewust worden van die kern wordt symbolisch uitgedrukt door het verschijnen van Christus. Vanaf die historische gebeurtenis werd de wordingsgeschiedenis van de mens (de antropogenese) een wordingsgeschiedenis van Christus in de mens (de christogenese).
Volgens Teilhard symboliseert het punt-Omega de uiteindelijke vereniging van alle unieke individuen van de mensheid met en in Christus. De mensheid vormt op dat punt dan het mystieke lichaam van Christus in de zin van Paulus ("Zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander." Rom. 12:5).
Dat alles werd echter volgens Teilhard pas mogelijk nadat de schepper zich met zijn eigen schepping had verbonden door als Jezus mens te worden. Door die goddelijke zelfopoffering is de mensheid in aanleg met het leven in God verbonden, een verbondenheid die in het punt-Omega wordt voltooid.
Enkele citaten
Teilhard vat zijn wereldbeeld in een soort geloofsbelijdenis samen:
- "Ik geloof dat het universum een evolutie is.
- Ik geloof dat de evolutie in de richting gaat van de geest.
- Ik geloof dat de geest zich in de mens voltooit in het persoonzijn.
- Ik geloof dat de hoogste vorm van persoonzijn de Christus-Universalis is."
In mijn streven naar God, mengt zich, dat voel ik, een grote liefde voor de aarde en haar tastbare wording, en mij schijnt dat deze beide hartstochten zich moeten verbinden. De laatste moet alleen gezuiverd, gerehabiliteerd worden. (uit Dagboek)
Ik kan oprecht zeggen dat ik mij meer dan ooit in mijn leven onlosmakelijk verbonden voel aan de hiërarchische kerk en aan de Christus van het evangelie. Nu heb ik Christus echter persoonlijker, immenser ervaren.
Hoe kan ik dan geloven dat er kwaad ligt in de weg die ik volg? (uit Reisbrieven)
Omdat ik opnieuw, Heer, brood noch wijn noch altaar heb... zal ik, uw priester deze hele aarde tot mijn altaar maken en zij zal alle moeite en pijn van de wereld aan u offeren. (uit De mis over de wereld)
In al ons handelen wacht God voortdurend op ons. Hij is aan de punt van mijn pen, van mijn houweel, van mijn penseel, van mijn naald - van mijn hart en van mijn denken. (uit Het Goddelijk milieu)
Door de trouw en door de trouw alleen geven wij aan God de kus terug die Hij ons voortdurend door de wereld aanbiedt. (uit Het Goddelijk milieu)
Uit deze uitspraken blijkt duidelijk dat Teilhard Christus altijd in gedachten had. Wie hieraan voorbij gaat, miskent het wezen van Teilhards gedachtengoed!
Het tijdschrift Gamma (voorheen hoofdredacteur Henk Hogeboom van Buggenum) biedt een forum over onze rol in de evolutie in de zin van Teilhard. Het is een uitgave van de Stichting Teilhard de Chardin ten dienste van 'Het Genootschap tot Convergentie van Wetenschap en Religie', de doelstelling van Teilhard.
Zie de website van de stichting: www.teilharddechardin.nl
Teilhard de Chardin was als denker en mysticus een bron van inspiratie vanwege zijn optimistische visie op de evolutie, waarin de mens en zijn eigen verantwoordelijkheid in het middelpunt staan.
Zijn hoofdwerken zijn Het Goddelijk Milieu en Het verschijnsel mens, samenvatting.
Eerherstel voor Pierre Teilhard de Chardin
Bron: Kerknet.be, gepubliceerd op woensdag 22 november 2017
Het Vaticaan gaat na 50 jaar zijn standpunt herzien over de geschriften van de bekende Franse jezuïet, filosoof, theoloog en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955). In het begin van de jaren 1960 kwamen zijn boeken weliswaar niet op de index terecht, maar wie zijn boeken kocht of uitleende, werd wel gewaarschuwd over de inhoud.
De Pauselijke Raad voor de Cultuur vraagt paus Franciscus nu officieel om dit monitum (kerkelijke vermaning) van het Heilig Officie uit 1962 definitief te schrappen. De motie werd onder applaus goedgekeurd door zowel de topwetenschappers als de kardinalen en bisschoppen uit Europa, Azië, Amerika en Afrika die deel uitmaken van de raad.
De leden van de Pauselijke Raad brengen hulde aan de theoloog en paleontoloog omdat hij met zijn profetische visie zowel theologen als wetenschappers heeft geïnspireerd. De herziening is niet alleen een erkenning van de oprechte poging van de vrome jezuïet om de wetenschappelijke visie op het universum met de christelijke eschatologie te verzoenen, maar betekent ook een geweldige stimulans voor alle filosofen, theologen, theologen en wetenschappers van goede wil.
terug naar de Inhoud
3. Onze toekomst in het licht van de evolutie
Lezing door Henk J. Hogeboom van Buggenum (voorheen hoofdredacteur van het tijdschrift Gamma, tijdschrift van de Stichting Teilhard de Chardin), gehouden in het 'Centrum voor religieuze bezinning, de Kapel', aangesloten bij de Vereniging vrijzinnige geloofsgemeenschap NPB, Potgieterweg 4 - te Bloemendaal op 20-10-2013
Beste mensen,
Ik ben dankbaar hier voor u een lezing te mogen houden over een evolutiedenker, die helaas in ons land niet de aandacht heeft gekregen, die hij volgens mij en vele anderen verdient. Ik bedoel de priester-jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955).
Een dominee als Carel ter Linden schijnt bijvoorbeeld niet eens van hem te hebben gehoord. Hij schrijft in zijn boek Wat doe ik hier in Godsnaam (De Arbeiderspers 2013): "Wie zich een beetje verdiept in beschrijvingen van de evolutie wordt getroffen door het neutrale niet-religieuze karakter ervan [...] Een diepere zin van dit bestaan licht uit het bestaan zelf niet op." (p. 39) Dit is des te merkwaardiger als we deze uitspraak zetten naast zijn citaat uit het boek Inclusief denken van de protestantse historicus-theoloog Feitse Boerwinkel (p. 35) en zijn opmerking de menselijke geschiedenis niet anders te kunnen zien als een continu leerproces, waarin de wereld zich naar een grotere humaniteit ontwikkelt (p. 34).
Feitse Boerwinkel schrijft namelijk (op p. 31) van dit in zeker 14 drukken verschenen boekje: "De sprong in het neotechnicum ... heeft ons als mensen op deze planeet zo dicht op elkaar gedrukt, dat wij ons de luxe van een exclusief denken eenvoudig niet meer kunnen permitteren." En hij vervolgt: "Teilhard de Chardin beschrijft de evolutie der mensheid als een toeneming in bewustzijn en vrijheid. 'Met de mens is het zelfbewustzijn ontstaan en daarmee vrijheid. Met de vrijheid is echter tegelijkertijd de keuze gegeven tussen goed en kwaad, tussen opbouw en afbraak. Als de mens vrij is drijft de evolutie hem niet langer als een vis a tergo, als een kracht in de rug, waaraan hij onweerstaanbaar gevolg moet geven. De evolutie wordt dan een perspectief, een doel, waarop de mens zich kan richten, maar waarvan hij zich ook kan afwenden.'
Daarom is Teilhard ervan overtuigd, dat met de mens de evolutie geheel van karakter verandert: ze is bewuste en gewilde evolutie geworden, maar daarmee ook een ontwikkeling die de mens tegen kan werken en zelfs ongedaan kan maken. Teilhard ziet het nu in de lijn van de evolutie liggen dat de mens tot steeds verdere socialisatie komt. Dit woord heeft bij hem een andere inhoud dan in ons politiek-sociaal bestel. Het betekent bij Teilhard: een steeds dieper besef bij de mens dat hij pas tot volle ontplooiing komt als hij niet op zichzelf blijft, maar tot steeds grotere samenwerking komt met anderen. De mens is niet langer waard, wat zijn eigen geestesgaven waard zijn, maar wat de geestesgaven van alle mensen waard zijn. "Elke dag wordt het ons een weinig meer onmogelijk om te handelen en te denken anders dan in solidaire vorm", aldus Teilhard in zijn boekje De opbouw van de toekomst (Het Spectrum, Utrecht 1964, p. 27)." Tot zover Feitse Boerwinkel.
Wie was Teilhard de Chardin en waarom is hij voor deze tijd belangrijk?
De Fransman Pierre Teilhard de Chardin werd in 1881 geboren in de Auvergne als vierde kind van goed katholieke ouders. Zijn vader wekte bij hem op de vele wandelingen in de natuur al vroeg een levendige interesse voor de flora en fauna. Maar vooral zocht de kleine Pierre naar het duurzame in de natuur. Hij vertelde later, dat dit wellicht te maken had met een belevenis op jonge leeftijd. Hij zal een jaar of vijf geweest zijn. Zijn moeder knipte zijn haar. Opeens zag Pierre hoe een lok in het haardvuur terechtkwam en verteerde. Dat maakte op hem een geweldige indruk. Van die tijd af zocht hij in al het vergankelijke naar iets blijvends. Maar alles wat hij een tijdlang voor duurzaam hield, bleek dat niet te zijn. IJzer ging roesten, steen brokkelde af en verpulverde.
Uiteindelijk vond hij de eeuwigheidswaarde in de geest. Hij studeerde af in natuurkunde en biologie. Als geoloog en paleontoloog verrichtte hij veel onderzoek en veldwerk (o.a. in China van 1923-1946). Daarnaast bleef hij het geloof, dat hij van thuis had meegekregen trouw. Hij werd priester en probeerde voor zichzelf de wetenschap te rijmen met zijn geloof. Dat was voor velen in die tijd al erg moeilijk.
De Kerk en het modernisme
Van alle kanten werden er vraagtekens gezet achter het denken van de Kerk, dat stoelde op het thomisme, de filosofie van Thomas van Aquino uit de bloeiperiode van de Middeleeuwen. Het denken buiten de Kerk had zich daarvan steeds meer verwijderd door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen vanaf Copernicus, Kepler, Galilei en later Newton, en door de evolutieleer van Darwin.
De aarde kon niet langer beschouwd worden als het middelpunt van het heelal, de statische kosmische orde werd onderuitgehaald, de Bijbel aangevochten. God werd steeds meer als een projectie van de mens zelf gezien (vgl. Ludwig Feuerbach Das Wesen des Christentums - 1841) en tenslotte door Nietzsche (Die fröhliche Wissenschaft - 1882) dood verklaard. Het was eigenlijk niet meer dan logisch, dat de Kerk zich tegen dit soort denken ging beschermen. Paus Pius X liet daarom alle priesters in 1903 een verklaring tekenen, waarin zij het modernisme - het denken buiten de scholastiek, de door Rome aanvaarde filosofie - afwezen. Die verklaring staat bekend als de 'anti-modernisteneed'.
De invloed van Bergson
Teilhard de Chardin las in 1907 het werk van Henri Bergson L'évolution créatrice. Het maakte grote indruk op hem. Dat gold ook voor zijn ervaringen aan het front als hospitaalsoldaat in de eerste wereldoorlog van 1914-1918. Hij combineerde beide ervaringen met zijn kennis van het ontstaan van de aarde, de evolutie van de zoogdieren (waarop hij was gepromoveerd) en de gegevens van zijn onderzoek aan de fossielen.
En toen - als in een visioen - zag hij de lijn in de evolutie voor zich. Deze sloot aan bij het denken en geloven van zijn Kerk, maar... door de verwerking erin van het moderne natuurwetenschappelijke wereldbeeld moest tegen een aantal zaken uit de Bijbel wel anders worden aangekeken. Ik noem hier alvast het scheppings- en paradijsverhaal, de kwestie van de erfzonde en de persoon van Christus.
De psychische 'binnenkant' van de materie
Kort en goed, Teilhard stelde vast dat alles vanaf de 'big bang' zich oprolde volgens een wetmatigheid, die we kunnen omschrijven als de gelijktijdige toeneming van complexiteit en bewustzijn. Volgens zijn hypothese is er van meet af aan in de deeltjes die zich na de oerknal waaiervormig verspreiden, sprake van een 'binnenkant', d.w.z. een radiale of middelpuntzoekende energie. Naarmate deeltjes zich meer aaneensluiten - zich tot grotere en meer ingewikkelde eenheden oprollen (s'envelopper) - neemt deze 'binnenkant' toe.
Telkens als de structuur van een deeltje verzadigd is met informatie, vindt er een omslag plaats naar een andere structuur. Teilhard heeft het over de psychische temperatuur, die een andere aggregatie-toestand veroorzaakt (zoals water bij verhitting in damp kan overgaan). Zo ontstaan (door oprolling) vanuit de fotonen de quarks, de protonen en neutronen, de atomen en de moleculen. De moleculen vormen cellen, de cellen organen, de organen vormen de soorten levende wezens. Het lijkt alsof alles wordt opgestuwd door een 'vis a tergo' (een duwtje in de rug) en alsof zó - door toeneming van complexiteit en radiale energie - het leven tevoorschijn komt.
Mét het leven krijgt de 'binnenkant' iets weg van 'bewustzijn'. De plant wordt gevoelig voor zijn omgeving, reageert daarop, het dier doet dit nog meer en de mens krijgt er zelfs weet van: zijn bewustzijn wordt zelfbewustzijn. Mét het bewustzijn neemt ook de vrijheid van de soort toe. De plant heeft minder vrijheid, is statischer, meer aan zijn plek gebonden dan het dier. Het dier is beperkter in zijn mogelijkheden dan de mens. Het kan zijn omgeving niet manipuleren, de mens wel.
Hoe groter het bewustzijn, hoe groter dus de vrijheid. (Of omgekeerd: hoe minder bewustzijn, hoe meer toeval). Met het toenemen van de vrijheid groeit echter ook de verantwoordelijkheid voor de omgeving, het milieu, het totaal, de wereld waarin wij leven. Wij gaan meer en meer beseffen dat onze individuele vrijheid beperkt wordt door onze verantwoordelijkheid voor elkaar.
De richting van de evolutie
In deze situatie bevinden wij ons nu. We zijn ons bewust geworden van onze mogelijkheden. Veel kennis omtrent onze wereld hebben we opgerold en verzameld in het brein van de mensheid. Maar weten we ook individueel en als wereldsamenleving wat we met die kennis aanmoeten? Kennen wij de richting van onze verdere ontwikkeling, zodat we deze kunnen sturen?
Teilhard laat ons in zijn werk Het verschijnsel mens de lijn zien vanuit het lange verleden naar ons heden. Ons heelal en alles erop en eraan (dus ook u en ik) ontstonden 13,8 miljard jaar geleden vanuit één punt. De geleerden kunnen dit punt in hun berekeningen tot op een fractie van een seconde benaderen. Het was niets anders dan samengebalde energie. De explosie daarvan, de grote klap oftewel de 'big bang', vond plaats bij een hitte van 1039 graad Kelvin.
Sindsdien is er sprake van een veelheid van elementen die tot eenheid oprolt zonder iets van haar energie te verliezen. Wat er van buiten af gaat (tangentiële energie), komt er van binnen bij (radiale energie). Het weefsel van het heelal krijgt telkens een ander aanzien. We zien er telkens door oprolling en daarmee verdichting van energie andere knooppunten in ontstaan: melkwegstelsels met sterren en planeten. Vierenhalf miljard jaar geleden: een nieuwe knoop. De aarde ontstaat na een botsing van sterrenstof met de zon. Leven wordt er pas mogelijk nadat er een atmosfeer rondom is gevormd met 20% ongebonden zuurstof.
Gedurende de eerste twee miljard jaar ontbreekt het totaal aan deze vorm van zuurstof. En dat is maar goed ook, want anders hadden de chemische bouwstenen voor het leven niet kunnen ontstaan. Zij lagen klaar toen fotosynthetische cellen zuurstof begonnen te produceren. Het duurde toen nog circa 1,5 miljard jaar voordat de laag zuurstof om onze aarde (de atmosfeer) dik genoeg was om het leven mogelijk te maken, zoals we dat thans kennen.
Na de atmosfeer verscheen zo de biosfeer, de levende laag rond onze planeet. Uit deze biosfeer kwam door toeneming van complexiteit-bewustzijn ongeveer 5 miljoen jaar geleden een soort voort met een zeker zelfreflecterend vermogen. Deze australopithecus was het begin van een reeks hominiden of mensachtigen, waaruit zich door toenemende schedelinhoud van 400 tot 1600 cm3 de huidige Homo sapiens ontwikkelde.
Ook dit proces van cerebralisatie wordt gekenmerkt door oprolling. De mens vormt dan zelf weer een nieuwe laag rond onze planeet, die Teilhard de Chardin de noösfeer noemt, de laag van denkende korrels, bewustzijnspartikels, die samen bezig zijn een nieuwe eenheid te vormen, de mensheid.
De lijn van convergentie
Het woord oprollen speelt in dit verhaal een cruciale rol. Immers, geen enkele trap in het proces kan bestaan zonder de daaraan voorafgaande. Weliswaar ontstaat er met elk element, met elke soort iets nieuws, maar alle elementen uit de voorafgaande stadia zijn erin vervat. Het nieuwe kon en kan niet ontstaan zonder het voorafgaande. Niets sluit het voorafgaande uit. Elk stadium is belangrijk voor het gehele proces.
Het proces laat zien welke lijn de mens zou moeten volgen om het proces van evolutie voort te zetten, dat al 13,8 miljard jaar volgens hetzelfde principe verloopt: de lijn van convergentie. Convergentie is toenadering tot de ander teneinde een grotere eenheid te vormen zonder prijsgave van de eigen identiteit. In elke groter samenwerkingsverband behouden de delen hun specifieke karakter.
Teilhard de Chardin beschrijft dus het hele proces van de oprolling van energetische deeltjes (sterrenstof) tot intelligente wezens als de mens in Het verschijnsel mens, dat hij tussen 1938 en 1940 in China voltooide. Hijzelf heeft de publicatie niet mogen meemaken. De Kerk verbood deze.
Het inclusieve denken
De houding van de Kerk die uit angst voor het modernisme in de jaren zestig een publicatie over de evolutie verbood, lijkt ons nog zo'n 60 jaar later volkomen onwerkelijk. Toch zien wij ook nu overal om ons heen het tegenovergestelde van wat Teilhard zag als de lijn van de evolutie. Niet het oprollen ofwel het inclusieve denken lijkt het te winnen, maar de gerichtheid op de eigen persoon, de eigen groep. In plaats van het denken in grotere gehelen, viert het uitsluiten van groepen (discriminatie) en het bestrijden van anderen tot behoud van eigen zekerheden hoogtij.
De gevolgen ervan zien wij in het geweld om ons heen. Teilhard wijst echter als bioloog vanuit zijn wetenschap, als denker vanuit zijn filosofie, als priester vanuit zijn geloof en als gevoelsmens en mysticus via zijn dichterlijk en visionair taalgebruik een andere weg. De mens zal pas drager van de evolutie worden, als hij de eigen richting dienstbaar weet te maken aan het geheel. Zo niet, dan richt hij zijn wereld te gronde. Het is van wezenlijk belang, dat hij leert om niets en niemand uit te sluiten, maar te blijven zoeken naar wegen om grotere eenheid te vormen.
Waar men elkaar negeert of ontkent, ontstaat verdeeldheid, uiteenval, destructie. Waar men naar elkaar luistert, elkaar in eigenheid of uniciteit bevordert, ontstaan hogere verbanden. Zo wordt de vrijheid - die volgens Teilhard, zoals we gehoord hebben, in dezelfde mate vanaf het ontstaan van het universum toeneemt als de complexiteit en het bewustzijn - deze vrijheid wordt de verplichting tot het op ons nemen van verantwoordelijkheid voor het geheel, het welslagen van de evolutie.
Omdat het Teilhard al eerder (namelijk in 1923) verboden was om over theologische zaken te publiceren - Rome viel over zijn interpretatie van de erfzonde - benadrukt hij in de inleiding op zijn werk Het verschijnsel mens, dat het hier om een natuurkundig werk gaat. Inderdaad gaat Teilhard als wetenschapsman uit van de feiten, de fenomenen, de verschijnselen. Maar dichterlijk als een visionair extrapoleert hij de richting die hij erin herkent naar de toekomst. Dat is één van de redenen, waarom de wetenschap dit werk nauwelijks als wetenschappelijk heeft willen aanvaarden. Een andere reden is, dat Teilhard uitgaat van een 'binnenkant', een (vorm van) 'bewust- zijn' in alles. Het bewustzijn echter kan wetenschappelijk niet worden gelokaliseerd, en voor velen - niet allen - geldt: wat niet meetbaar is, bestaat niet.
Het is duidelijk, dat Teilhard met zijn hypothese van een 'binnenkant' en een stuwende kracht (vis a tergo) achter het proces van evolutie het bestaan van een schepper impliceert. Daarmee wordt zijn werk ook interessant voor theologen. Velen van hen putten tevens uit de procesfilosofie van de wiskundige Alfred North Whitehead (1861-1947). Eén van hen was de franciscaan Max Wildiers (1904-1996), die een grote rol heeft gespeeld in de verspreiding van het werk van Teilhard na diens dood. Hij verbindt Teilhards evolutieleer met de procestheologie.
Zijn boeken als Kosmologie in de Westerse cultuur en De vijf vreugden van de geest zijn helder geschreven en vormen een goede inleiding zowel in het denken van Teilhard als in dat van Whitehead. Beide denkers maken het bestaan aannemelijk van een vis ab ante, een aantrekkende kracht, een attractor. Deze houdt ons de mogelijkheid voor van een keuze voor de goede richting.
In het denken van Teilhard is het kwaad geen ontologisch gegeven, niet inherent dus aan het Zijn als zodanig. Het kwaad is in zijn visie dan ook niet geschapen, maar een logisch voortvloeisel uit het onvoltooid-zijn van de schepping. Oorlogen en geweld zijn voor hem dan ook signalen, dat de mens in zijn vrijheid de energie verkeerd gericht heeft en dat de soort moet bijsturen als ze wil overleven.
Waarop de energie het beste kan worden gericht, komen we te weet door ons meer te verdiepen in de ander en de andere culturen, door studie dus, door wetenschap, door onze inzet en inspanning.
Groter dan het gevaar van oorlog en afschrikking (bv. door atoomwapens) acht Teilhard de verveling. Immers, deze ontstaat, wanneer de mens niet meer gemotiveerd is zijn leven zin en richting te geven. Dit gebeurt als de dingen om hem heen geen inspiratie meer bieden. Als alles afhangt van het toeval, zoals de evolutieleer van Darwin aangeeft.
Verveling is met andere woorden geestdodend. Ze keert de richting van de evolutie om van levende ordening naar chaotische verdeeldheid. Vanuit de verveling wordt het leven gezien als dode stof. Verveling voert tot geweld, het uit elkaar slaan van ordening, het doden zonder motief.
Teilhard legt de nadruk op de motivatie van de mens. Mensen motiveren elkaar als zij elkaar bevestigen in hun unieke zijn. Als zij elkaar laten ervaren, dat zij een taak hebben in het geheel. Uiteindelijk draagt dit inclusieve denken bij tot de menswording van de soort, de antropogenese, maar daarbovenuit tot de bewustwording van haar verbondenheid met de schepper in elk uniek individu. Het individu wordt zo tot een persoon, d.w.z. tot iemand wiens geluid doordringt tot de ander, iemand die er mag zijn (het woord 'persoon' komt van het Latijnse 'per-sonare': er doorheen klinken). Op deze wijze zal volgens Teilhard het heelal worden gepersonaliseerd.
Voor Teilhard betekent het christendom een cruciaal moment in de antropogenese, onze bewustwording als mens. Dat blijkt wel uit de invloed, die de figuur van Jezus heeft gehad. Zijn levenswandel werd als waardevol erkend, een richting die navolging verdiende. Het was een nieuw omslagpunt in de evolutie. In de mens werd God als het ware geboren, d.w.z. het besef van ieders verbondenheid met de schepper. Als iedereen - of hij nu boeddhist is of jood, christen of moslim - verbonden is met de schepper, is de liefde voor de medemens een uiting van verbondenheid met God.
Het christendom legt in tegenstelling tot andere godsdiensten veel nadruk op de geboorte van een kind, op het nieuwe leven dus. Teilhard heft het christendom uit boven zichzelf en schept de mogelijkheid tot convergentie met andere godsdiensten of bewustzijns-momenten door de geboorte van Christus in elke mens als een logisch volgende stap in de evolutie te zien. Voordat dit proces voltooid is, zal de mens nog heel wat rampen over zichzelf afroepen, maar uiteindelijk zal hij zijn voltooiing hopen te vinden in een punt, dat Teilhard Omega noemt. Wij zijn dan allen in onze wezenskern op God betrokken.
Ik dank u voor uw aandacht.
terug naar de Inhoud
4. Wetenschap en religie als partners
Lezing voor de Baha'i-gemeenschap door Henk Hogeboom van Buggenum
Voorheen voorzitter van de Stichting Teilhard de Chardin (april 1997)
De ideeën van Teilhard zijn in het Nederlands taalgebied slecht toegankelijk. Een van de taken van onze Stichting zou moeten zijn te zorgen voor een nieuwe vertaling en uitgave van zijn werk. Daarvoor zijn we te klein. Om te groeien is werving nodig. Via advertenties is dit echter te duur. Het is wel geprobeerd, maar veel nieuwe abonnees levert een advertentie ook niet op. Het blijft een mysterieuze zaak, dat Teilhard - die in de jaren zestig door velen werd vergeleken met Galilei, omdat hij een nieuw tijdperk zou inluiden in de geschiedenis van de mensheid - zo vergeten is.
De tegenwerking vanuit het Vaticaan (in het verleden gericht op Teilhard) is werkelijk heel effectief gebleken. Maar - mij dunkt - dit is niet de enige oorzaak. Het eigenwillige taalgebruik van Teilhard is er mede debet aan en bovendien de omstandigheid, dat men hem eigenlijk niet, of beter niet alleen, tot de filosofen kan rekenen, noch tot de theologen, de biologen, de fysici, mystici, enz. Hij is gewoon te veelzijdig voor een tijdperk, waarin de specialisatie - om maar niet te spreken van het kokerdenken - hoogtij viert.
En de groeperingen die zich door onvrede uit deze eenzijdigheid hebben losgemaakt, zijn maar al te vaak vervallen in een kritiekloos holisme, dat in de New-Agebeweging heeft gezorgd voor veel spirituele navelstaarderij en een hoofdzakelijk op het 'ik' gerichte lichaamscultuur voor welgestelden. In deze groeperingen wordt Teilhard vaak geciteerd. Anderzijds worden dit soort groeperingen mijns inziens vaak ten onrechte alleen maar als New-Agebewegingen gediskwalificeerd. De naam Teilhard wordt dan in publicaties gemakshalve in deze diskwalificatie meegenomen.
En nu kom ik aan een fundamenteel punt, vanwaaruit ik de Stichting Teilhard de Chardin eigenlijk graag zag opereren. De diskwalificatie van de medemens - we zien er dagelijks voorbeelden van in de media - gaat fundamenteel in tegen de opvatting van Teilhard. Hij stelt namelijk dat iedere mens in zich de vonk van het goddelijke draagt en deze tot bewustzijn kan brengen in relatie tot zijn medemens. Niet diskwalificatie, maar bevestiging van de ander op zijn niveau van bewustzijn draagt bij tot toenadering en verrijking van het wederzijdse bewustzijnsniveau.
In het tijdschrift GAMMA 3, nr. 4 (tijdschrift van de Stichting Teilhard de Chardin) wordt dan ook verslag gedaan van een wetenschappelijk congres, gehouden op 1 april te Amsterdam, over New Age. Er wordt gepoogd met de ander op basis van gelijkwaardigheid in discussie te gaan. Dat er zo velen hun heil zoeken in allerlei min of meer spirituele bewegingen kunnen de gevestigde religies zich aantrekken. Zij immers wisten de vertaalslag niet te maken naar de 'eenvoudige' mens met zijn behoeften aan warmte, spiritualiteit en begrip.
We kunnen de ander slechts voor onszelf winnen, als we hem in zijn waarden bevestigen. Deze 'bevestigingsleer' - die door de bekende psychiater Anna Terruwe in haar boekje 'Hooglied van de nieuwe liefde', helaas in voor velen ontoegankelijke taal, onlangs opnieuw werd verwoord - houdt natuurlijk geenszins een kritiekloos aanvaarden in van alles wat iemand in woord en daad doet of achterwege laat. Bevestigen is de kunst van het naar voren halen van wat men als positief in de ander ziet. Dat zien vereist verdieping, aandacht, concentratie. De bevestiging daarna vereist geduld, inspanning.
In elke stroming vindt men mensen die een natuurlijke neiging tot bevestiging lijken te hebben, of deze vanuit hun geloof hebben ontwikkeld. De ideale christen zou vanuit zijn waardenpakket zo iemand dienen te zijn, maar hetzelfde geldt voor de ideale moslim of boeddhist. Ik denk, dat Teilhard dat bedoelde, toen hij het had over de antropogenese, die evolutionair overging en overgaat in de christogenese. Hij sprak vanuit zijn waardenpakket als christen, maar waarom zou deze term niet ook voor belijders van andere godsdiensten gelden?
Wij dragen er ieder individueel de verantwoordelijkheid voor dat de ander zich wel voelt, zichzelf kan zijn en zichzelf kan ontplooien. De omstandigheden, waarin dit niet het geval is, hebben grootschalig onze aandacht. Ik denk aan oorlog, armoede, honger. Mogelijk mislukken onze oplossingen daarvoor omdat we op kleine schaal falen. Mensen zijn microkosmossen, d.w.z. afspiegelingen van de macrokosmos. Wat wij op ons niveau, in onze directe omgeving doen, weerspiegelt zich op wereldschaal. Heel duidelijk komt dit tot uiting in de expansie-zucht van onze economie, die niet alleen ten koste gaat van de mens in de armste landen, maar steeds meer ook van de mens in eigen land. Een economie van het genoeg is dan ook nodig en verdient onze persoonlijke ondersteuning, zolang de ander het meest noodzakelijke nog niet heeft.
Er zijn allerlei bewegingen die zich inspannen voor verbetering van het leefmilieu in welke vorm ook. Steeds meer wordt men zich door hun inspanningen in de rijke landen ervan bewust, dat wij in ons benadrukken van materiële welvaart doorgeschoten zijn. Maar waaraan kunnen de mensen een echte motivatie tot verandering ontlenen, als men vanuit de wetenschap vasthoudt aan theorieën die het (neo)-darwinisme naspreken in hun verklaring, dat de mens een toevalstreffer in de evolutie is, dat een schepper als verklaring van het universum niet noodzakelijk is en dat de dood het laatste woord heeft? Het laatste woord niet alleen voor ons persoonlijk, maar ook voor het heelal, als we afgaan op de tweede hoofdwet van de thermodynamica? Voor een Stichting als de onze is het belangrijk de wetenschappers te bevestigen, die - zoals Prigogine - deze wet relativeren of - zoals Tipler en Wheeler - het antropisch principe huldigen. Het geeft de mens een uitzicht op zingeving terug.
Het is dunkt mij zeer belangrijk aan het alom - in welke vorm en met welke goede bedoelingen ook - gepraktiseerde materialisme een op overtuiging en op kennis gesteund tegenwicht te bieden. Waar dit thans - gelukkig en door velen met geestdrift - gebeurt en ook moet doorgaan, is dit onzes inziens te versnipperd vanuit deelterreinen als ecologie, economie, religie, vredesbewegingen, anti-hongergroepen en gaat u maar door. Er ontbreekt - in mijn visie althans - een filosofie, een verbindend verhaal. Het verbindende van Teilhard nu is niet een statische, pasklare filosofie, maar de uitnodiging aan allen samen verder te gaan, lerend van elkaar en elkaar respecterend in vertrouwen op de ingebouwde richting van de evolutie naar een punt Omega.
De menswetenschappen zijn op het punt van samenwerking en integratie achtergebleven bij de technische wetenschappen. Wellicht opnieuw een bewijs van onze gerichtheid op het materialisme. Zo lezen we bijvoorbeeld dat de micro-processorindustrie verwacht in 2010 negentig miljoen transistoren te kunnen plaatsen op een siliciumplaatje ter grootte van een postzegel. Hiermee wordt de mogelijkheid verbindingen te leggen enorm verfijnd en versneld. Of dit waarde heeft voor de mens in zijn diepste wezen is echter nog maar de vraag. Anders gezegd: Het is daarmee geenszins zeker geworden dat er ook een hechtere band tussen mensen ontstaat, meer begrip en gevoel voor elkaar. Je zou zelfs het tegenovergestelde met feiten kunnen staven.
Doordat de technische ontwikkelingen veel sneller gaan dan die van de menswetenschappen, vindt er een enorme vervreemding plaats. Een voorbeeld daarvan is het talenpracticum. In de jaren zeventig werd het massaal in scholen ingevoerd, thans functioneert het vrijwel nergens meer. De leerkrachten - de didactiek en pedagogiek - waren er niet rijp voor. Of het dezelfde kant zal opgaan met de computers en de electronic highway, die vraag wordt al herhaaldelijk gesteld. Na de kloof tussen 'arm' en 'rijk' doemt alweer een nieuwe kloof voor ons geestesoog op, namelijk die tussen 'wetenden' en 'onwetenden'. En zoals de 'armen' in opstand komen, hun recht op een menswaardig bestaan gaan opeisen, zal dat ook met de 'onwetenden' gebeuren.
Het doel van de Stichting Teilhard de Chardin zie ik dus gelegen in het bevorderen van het dichten van de kloof tussen menswetenschappen en exacte wetenschappen, tussen alfa en bèta. Vandaar het forum dat wij willen bieden in ons tijdschrift GAMMA. Van meet af aan heeft bij de naamgeving GAMMA echter ook meegespeeld, dat wij ons er bewust van zijn waar we staan in onze evolutie naar het punt OMEGA. Een boek als 'Het quantum-zelf' van de natuurkundige Danah Zohar (Aula-Paperback 186) beantwoordt aan onze doelstelling. Ook zij probeert de exacte wetenschap uit zijn isolement te halen en te verbinden met zingevingsvraagstukken. Ook zij stuit daarbij op Teilhard en de procestheologie van Whitehead. Zij noemt ze zelfs in één adem. Ik lees het desbetreffende fragment op blz. 247 uit dit boek voor:
"Als we God opvatten als iets wat belichaamd is in de wetten van de fysica of van deze wetten gebruik maakt, dan doet de relatie tussen het vacuüm en het bestaande universum een God vermoeden, die vereenzelvigd kan worden met het primaire richtingsgevoel in het zich ontwikkelende universum - en zelfs wel met een zich ontwikkelend bewustzijn binnen het universum. Het bestaan van een dergelijke 'immanente God' sluit het bestaan van een God die daarnaast ook transcendent is, niet uit, maar bij onze gegeven kennis van het universum is een immanente God of het immanente aspect van God toegankelijker voor ons. Deze immanente God zou op elk moment betrokken zijn bij een wederzijdse creatieve dialoog met Zijn wereld, Zichzelf alleen maar kennend in Zijn kennen van Zijn Wereld.
Het is een Godsbegrip dat in deze eeuw het sterkst naar voren is gebracht door Teilhard de Chardin en in de meer recente periode vooral door de 'procestheologie'. In deze context - met onze fysica van het bewustzijn, waarin de fysica van het coherente vacuüm zich weerspiegelt - is het zinvol te spreken van menselijke wezens, geschapen naar het beeld van God en als partners in Gods schepping.
Om met Teilhard te spreken: "Wij zijn niet alleen geïnteresseerd in het denken als een vorm van participatie in de evolutie, als een bepaald nevenverschijnsel ervan. Wij zien de evolutie als dermate herleidbaar tot en identificeerbaar met het denken, dat de voortgaande ontwikkeling van onze zielen een uitdrukking vormt van en een maat is voor de verschillende stadia van de evolutie zelf. De mens ontdekt dat hij 'niets anders is dan de evolutie die zich van zichzelf bewust wordt', om de kernachtige omschrijving van Julian Huxley te gebruiken." (aanhaling uit Teilhards boek 'Het verschijnsel Mens')
Als we dit citaat op ons laten inwerken met zijn woorden als "God belichaamd in de wetten van de fysica" en "God die vereenzelvigd kan worden met een primair richtingsgevoel" doet dit niet meteen denken aan kloofoverbruggend proza. Dat is altijd het nadeel van een citaat. Maar Danah Zorah bedrijft haar wetenschap als vrouw, moeder en echtgenote en we vinden in dit boek tevens passages als "Ik ben de persoon die een kind was in de armen van mijn moeder, die een tiener was, een jonge vrouw enzovoort, maar elk van deze vroegere aspecten van mijn bestaan was ook zoals ik nu ben. Mijn herbeleefd verleden kan niet meer gescheiden worden van mijn heden, dan mijn heden gescheiden kan worden van mijn verleden".
Met andere woorden: Zij probeert de vertaalslag te maken van de steeds ingewikkelder wordende wetenschap naar het leven, zoals dat door iedereen beleefd kan worden, zonder zich daarbij te bezondigen aan al te veel popularisering. Op de achterflap lezen we dan ook: "Het gaat niet zozeer om de quantumfysica op zich als wel om de vraag, hoe we met de nieuwe inzichten onszelf beter kunnen doorgronden."
terug naar de Inhoud
5. Benedict Broere - Anima Mundi: Ziel van de Wereld
Over de Anima Mundi, een tempel van de 21e eeuw, als krachtcentrale van de groei naar een nieuw mens- en wereldbeeld (9 september 2024)
Voor menigeen in de huidige cultuur met z'n overwegend materialistisch wereldbeeld zullen de woorden Anima Mundi de gedachte oproepen van iets, wat mogelijk in een ver verleden van belang is geweest, maar dat nu geen rol meer speelt. Toch betreft het een concept, dat met het wetenschappelijke onderzoek van de afgelopen eeuw weer actueel is geworden, want dit onderzoek toont een wereld die in algemene organisatie dermate ingenieus in elkaar steekt, dat het er zeer op lijkt dat er denken aan ten grondslag ligt, ziel, geest, creativiteit, en dat aldus heel de natuur de creatie is van een Anima Mundi, een wereldziel.
In de filosofie zie je de idee van de Anima Mundi voor het eerst bij Plato, die spreekt over de goden als onsterfelijke wezens, toegerust met een ziel en een lichaam. Hij wijst daarvoor naar planeten en andere hemellichamen, en ziet dan de wereld als geheel, de levende kosmos, als de grootste god, de Anima Mundi.
Ook spreekt hij van de Idee van het Goede, de hoogste Idee of Vorm in de hiërarchie van Ideeën. Het is het onveranderlijke principe dat aan de basis ligt van het bestaan van de hele kosmos. Inzicht in deze idee is van belang voor het bestaan in harmonie met de kosmos, voor het gedijen in die kosmos.
Breng je beide concepten tezamen, dat van de Anima Mundi en dat van de Idee van het Goede, dan verschijnt er het volgende beeld van de werkelijkheid, zoals verwoord door de filosoof Fernand Bossier:
"Immanent in de wordende kosmos is alleen de goddelijke wereldziel, die de gehele kosmos animeert, ordent en leidt vanuit een gaaf inzicht in de onveranderlijke Vorm."
(H. Berghs [red.], Denkwijzen 4, p. 31).
In de Stoa, een filosofische school die zich ontwikkelt parallel aan de academie van Plato, spreekt men in navolging van de filosoof Heraclitus van de Logos, een concept dat nauw verwant is aan de platoonse Idee van het Goede. De filosoof R. Bakker geeft de volgende typering van deze filosofie:
"De gehele natuur is een zichtbare uitdrukking van een goddelijke voorzienigheid, de logos of wereldrede. De menselijke geest heeft zijn oorsprong in de goddelijke logos - daarom ontwikkelt hij zich niet alleen spontaan overeenkomstig de natuur, maar hij vermag op zijn gebied de goddelijke werkzaamheid te imiteren."
(Lof en daad, geluk en rede in het Griekse denken, p. 129)
Het concept van de Idee of Logos, dat ook wordt aangeduid met woorden als Sophia, Maät en Rede, is van grote invloed op het geestelijke leven. Zo heeft het een centrale rol in het christendom (In den beginne was het Woord, de Logos …) en wordt het in theologie en filosofie verder uitgewerkt door o.a. Thomas, Cusanus, Spinoza, Kant en speciaal ook Hegel.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel is een filosoof die leefde in de eerste helft van de 19e eeuw, maar in zijn filosofie grijpt hij terug op Griekse en op ook christelijke noties. Hij ziet het bestaan als beginnend vanuit de Logos, een ontplooiing van ziel of geest, een groot zich ontwikkelend Leven.
De historicus en filosoof Johannes Hirschberger schrijft hierover:
"Vooral in het Johannesevangelie vond Hegel, wat voor zijn eigen denken kenmerkend zou worden: de gelijkstelling van God, geest, waarheid, leven, weg. De Logos van het Johannes-evangelie is de aanvang van alles, is God…"
"Deze levende God wil hij ons in zijn systeem voor ogen voeren. Hij is de ziel van het universum en het leven van het leven. Dit 'Leven' is het domein van Hegels filosofie."
Hegel denkt zich aldus een ontwikkeling die overeenkomt met die welke centraal staat in het christendom, namelijk de wending van het goddelijke naar het menselijke. Nogmaals Johannes Hirschberger:
"… alles is door de Logos geschapen, hij is het licht der wereld, hij daalt af in de wereld, wordt vlees, opdat allen die geloven kinderen Gods zullen worden. Ditzelfde zegt Hegel van de idee. Ook de idee is de aanvang van alles, zij is geest, God, zij wordt vlees in de natuur, treedt 'buiten zichzelf', is het licht en het leven van de wereld…"
(Beknopte geschiedenis van de filosofie, p. 166-167)
Met deze filosofie van Hegel verschijnt dus de kosmos als een levend en bezield geheel, een Anima Mundi, die zich ontplooit vanuit een oorspronkelijke Idee en waarin wij mensen opkomen als voortzettingen ervan, als medescheppers of cocreatoren van de kosmos.
Hiermee verwante denkbeelden zijn te vinden in de Oosterse filosofie, wat betreft het de wereld gevat zijn in een groot denken en dat je als mens integraal deel bent van de natuur.
In de filosofie van India zie je bijvoorbeeld het concept 'Brahman', het wereldprincipe. Daarover wordt geschreven:
"Brahman is het absolute. Alles wat bestaat, is Brahman of het heilige Woord, dat niet kan worden verklaard. Het is onvoorwaardelijk en zonder eigenschappen. Het is de wereldziel, die alle zielen omvat, zoals de oceaan alle waterdruppels omvat waaruit hij bestaat."
(Upanishads - Joachim-Ernst Berendt, Nada Brahma, p. 2)
In de filosofie van China is van groot belang het begrip Tao, de Weg van de natuur. De sinoloog Joseph Needham schrijft over de eerste taoïsten: "Zij legden bijvoorbeeld de nadruk op het één geheel vormen van mens en natuur. Het Tao was de orde van de natuur; je zou kunnen zeggen de immanente godheid. Zij wezen elk onderscheid tussen geest en materie af; hemel, aarde en mens (thièn, ti, zjen) stonden in wederzijdse afhankelijkheid."
(Allerd Stikker, Tao, Teilhard en Westers Denken, p. 10)
Het betreft allemaal filosofie die verschijnt in het zien van de wereld in een mystiek licht. En in vroeger tijden was dit ervaren algemeen aanwezig in alle culturen. Sinds evenwel het tijdperk van de Verlichting is het op de achtergrond geraakt en is men veel meer de nadruk gaan leggen op een materialistische duiding van de werkelijkheid.
In dit materialisme wordt het religieuze gezien als fantasie en misvatting, een kinderlijk denken. Wat werkelijk bestaat, zo stellen de materialisten, is puur het materi&eum;lle, het meet- en weegbare, en noties als 'God' en 'Geest' acht men achterhaald.
Aldus krijgt de cultuur een wending naar het zakelijke, rationele en materiële. De natuur wordt als het ware onttoverd, wordt een ding, materie, machine. Ook mensen worden gezien als machines, als bewegende materie in een mechanistische wereld. En velen voelen zich als vervreemd in een hen afwijzend bestaan.
Als reactie hierop zie je evenwel de opkomst van de Romantiek, waarin kunstenaars, wetenschappers en filosofen zich uitspreken voor juist weer een bezielde werkelijkheid. De natuur wordt herontdekt als expressie van een leven, wordt gezien in een nieuw religieus perspectief. Hierover schrijft de filosoof Frédéric Lenoir:
"De natuur leeft en laat zich volgens de romantici niet terugbrengen tot een materiële wereld, een tastbare wereld, een wereld die objectief beredeneerd kan worden. Ze is namelijk in wezen de 'Wereldziel' (de anima mundi van de oudheid)."
(Hoe we de wereld kunnen genezen, p. 187)
Deze visie is zeker ook te vinden in het denken van de toen al zeer beroemde Johann Wolfgang von Goethe, waarover de filosoof Koo van der Wal schrijft: "…dat in de processen van de eeuwig scheppende natuur zich het goddelijke te kennen geeft, was zijn diepe overtuiging."
(De symfonie van de natuur, p. 294)
De Romantiek resoneert door tot in de huidige tijd. Zo is het concept van de Anima Mundi te vinden bij bijvoorbeeld de bioloog Rupert Sheldrake: "Er is een kosmische verbeeldingskracht, de verbeeldingskracht van de anima mundi, de ziel van het universum."
(Rupert Sheldrake, Ralph Abraham en Terence McKenna, Trialogen op de rand van het Westers denken, p. 40)
Je zou aldus kunnen zeggen dat het concept Anima Mundi een rol speelt in de filosofie van de Grieken tot in het denken van tegenwoordig, maar dat het marginaal is geworden vanwege het materialisme, dat zegt dat het universum niets anders is dan willekeurig tot bestaan gekomen materie.
Dit materialisme veronderstelt dat die materie vanzelf is begonnen te bestaan met de Big Bang, 13,8 miljard jaar geleden en dat die materie zich vanzelf heeft ontwikkeld tot het huidige universum. In de huidige tijd evenwel, na een eeuw van kwantumfysisch onderzoek, lijkt dit materialisme een irrationele veronderstelling te zijn.
Materie blijkt in meest fundamentele vorm sterk energievolle beweging, die zich voltrekt volgens wiskundige samenhangen. Het is dan heel vreemd om te veronderstellen dat die ordelijke beweging vanzelf is ontstaan en zich vanzelf heeft ontwikkeld tot het complexe universum dat we bewonen.
Is het te verwachten bijvoorbeeld, dat zeesterren en paardenbloemen als vanzelf verschijnen vanuit processen van volstrekte toevalligheid? Is het te verwachten dat vanuit oorspronkelijk energievolle beweging heel toevallig atomen en moleculen verschijnen, en sterren en planeten? Veel logischer lijkt het mij om te veronderstellen dat er een creatief en krachtig denken bij betrokken is, bijvoorbeeld het denken, de verbeelding, het creatieve, dat al sinds Plato wordt aangeduid met woorden als 'Anima Mundi'.
Het universum suggereert dat wij als kinderen zijn van die Anima Mundi, dat wij als levende en creatieve wezens een afspiegeling en voortzetting zijn van een levende en creatieve kosmos. Ook lijkt het erop dat wij vanuit deze verwantschap in staat zijn de orde van het universum aan het licht te brengen, de wetten en constanten die we kennen van modern wetenschappelijk onderzoek, en uiteindelijk de Idee waar Plato van spreekt, de Idee van het Goede. Inzicht in deze idee kan ons brengen tot gedijen in de kosmos.
Anima Mundi als kunstwerk *)
Het kunstwerk 'Anima Mundi' wil het denken hierover stimuleren, in het vanuit bestaande religie, filosofie, wereldbeschouwing, reflecteren over een universele spiritualiteit. De Anima Mundi, deze tempel geconcipieerd door Huub en Adelheid Kortekaas, wil een plek zijn voor contemplatie en ontmoeting, een multiculturele krachtcentrale op weg naar universeel mondiaal bewustzijn.
Het toont de Rechters van de tijd als geweten van de wereld, in vergadering gezeten als kiemen en met hoofden als knoppen, die het potentieel symboliseren van wat er mogelijk is aan wereld, een wereld die meer één is en meer in harmonie is met de werkelijkheid.
Die wereld is ons mogelijk te ontwikkelen vanuit bestaande vormen van spiritualiteit, zoals die in de vloer van de tempel is weergegeven in de vorm van symbolen voor jodendom, christendom, islam, hindoeïsme en boeddhisme. Het is vanuit deze diversiteit dat het mogelijk is te komen tot een universele spiritualiteit, die is weergegeven met een eigen symbool tussen de andere.
De Anima Mundi probeert daarmee het denken te neigen, te verwonderen en te inspireren tot die mogelijkheid van een nieuwe kijk op de werkelijkheid. Het is als pogen een kwantumsprong te bewerkstelligen in het denken. Dat er plots een moment is van 'Eureka!', van 'Aha!' en: 'ik heb het!' Of van misschien wel mystieke verlichting. Dat je ineens valt in wat er is. Als ware het een 'ontwaken', als van de Boeddha (het Sanskriet 'Boeddh', waar het woord 'boeddhisme' van is afgeleid, betekent 'ontwaken').
In de Anima Mundi is dit verbeeld in de gebogen knop, het gebogen hoofd van één van de Rechters van de tijd, bij wie plots het besef doorbreekt van de enorme samenhang in alles, en van de verbindende bron van alle leven en werkelijkheid.
Is het ons mogelijk een dergelijke sprong te maken? Vanuit het bestaande naar een meer universele spiritualiteit? Is het mogelijk tot een nieuw mens- en wereldbeeld te komen? Dat we ontwaken in een nieuwe Renaissance?
De Anima Mundi lijkt ons naar een zinvol thuis te bewegen, dat we werkelijk thuis zijn in de wereld, en dat we er niet maar als een vreemd voorwerp in verloren zijn, maar dat we kosmos zijn in die Kosmos, creativiteit in die Creativiteit, medeschepper van haar Schepping.
Voor een meer zinvol bestaan is het wenselijk te denken over wat verbindt. Over wat ons verbindt met elkaar en ons allen met de Anima Mundi. Het is goed besef te hebben van ons ingebed zijn in de ziel van de wereld.
Benedict Broere, 2021
*) Dit artikel is als filosofische bespiegeling bijgevoegd bij de uitleg over het project Anima Mundi op de website van Huub en Adelheid Kortekaas.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de LinkedIn-pagina van de auteur.
terug naar de Inhoud
6. Erik Verlinde - De emergente zwaartekrachttheorie
De emergente (want niet fundamentele) zwaartekrachttheorie van de Amsterdamse theoretisch natuurkundige prof. dr. Erik Verlinde is een aanpassing van de zwaartekrachtswetten van Newton en Einstein. Volgens de zwaartekrachttheorie van Einstein, kromt een massa de ruimtetijd zodanig, dat daardoor de aarde in een baan rondom de zon beweegt zolang de aarde voldoende snelheid behoudt.
Einsteins zwaartekrachttheorie werkt echter niet overal even goed, bijvoorbeeld aan de randen van draaiende sterrenstelsels, waar het lijkt alsof daar te weinig massa en energie aanwezig is; en daarnaast dijt het heelal sneller uit dan met de hoeveelheid aanwezige materie kan worden verklaard.
Verlindes emergente zwaartekrachttheorie lost deze problemen op. Bij Verlindes zwaartekrachttheorie gaat het niet alleen om energie (en de daarmee samenhangende massa), maar evengoed om informatie.
De ruimte van het heelal is niet leeg, maar gevuld met informatie in de vorm van bits: nullen en enen, die steeds omwisselen, een in nul en nul weer in een, wat geldt voor het hele universum. Deze informatie is er altijd al geweest en zal ook altijd blijven bestaan.
Het heelal is vergelijkbaar met een hologram. De informatie voor vorming van een hologrambeeld komt uit een ándere bron; zo is ook alle informatie in het heelal op een ándere plaats gecodeerd.
Zwaartekracht is geen op zichzelf staande, fundamentele kracht zoals bijvoorbeeld de elektromagnetische kracht of de kernkrachten, maar het gevolg van de wisselwerking tussen deeltjes ... ook tussen informatiedeeltjes (bits).
Informatie
Informatiespeelt in het heelal een even grote rol als energie en materie. Vandaar de aanvulling op Einsteins E=mc²: I=E=mc², waarbij 'I' staat voor informatie.
De informatie van alle materie in ons universum ligt niet alleen besloten op, maar ook in een theoretische bol. Zodra materie wordt verplaatst, verandert ook de dichtheid van informatie in en op de bol. Van deze verandering van informatie is zwaartekracht een gevolg.
In plaats van een kracht is de neiging van massa's om naar elkaar toe te bewegen een soort druk die ontstaat, doordat bij het verplaatsen van die massa's informatie van het hele heelal wordt veranderd. De weerstand tegen de verandering in die informatie, ervaren wij als zwaartekracht. Als een massa zwaar lijkt, komt dat doordat het universum zich verzet tegen het verplaatsen ervan, doordat daarbij informatie moet worden verplaatst. Op dat ogenblik treedt de emergente zwaartekracht op.
De informatie zit opgeslagen in de structuur van de ruimtetijd. Een verandering van informatie is een verandering van energie. Volgens Einstein zijn energie en massa inwisselbaar. Er kan daardoor ook massa ontstaan uit die informatie. Vanuit chaos ontstaat daardoor ordening en daar omheen lege, informatieloze ruimte.
Door de herschikking van de informatie, ontstaat er een spanning in de lege ruimte die zorgt voor een extra kracht, een soort elastische zwaartekracht, die zich uitstrekt tot de rand van de lege ruimte. Deze kracht komt bovenop de zwaartekracht die door de gravitatiewetten van Einstein wordt beschreven.
De formule die de emergente zwaartekrachttheorie beschrijft is door natuurkundigen getest en juist bevonden.
(Verlinde heeft de wetten van Newton wiskundig afgeleid met de snaartheorie vanuit kwantummechanische inzichten. Dit zou kunnen betekenen, dat de wetten van Newton geen elementaire wetten zijn, maar een effect van dieper gelegen, kwantummechanische oorzaken. Zie: On the Origin of Gravity and the Laws of Newton, Erik Verlinde)
Deze tekst gezien vanuit het geestkundige standpunt
1. Emergent
Erik Verlindes 'emergente' zwaartekrachttheorie is een aanpassing van de zwaartekrachtswetten van Newton en Einstein.
[Emergent betekent: spontaan optredend, spontaan te voorschijn tredend. Een emergente kwaliteit of emergent gedrag is het gevolg van toegenomen complexiteit, wanneer verschillende elementen of processen tot een groter geheel worden verbonden. De emergente kwaliteit of het emergente gedrag is dan een kwaliteit van het nieuwe object of de nieuwe groep, die niet of in mindere mate aanwezig is bij een van de afzondelijke elementen. (bron: encyclo.nl)
Waardoor trekken twee massa's elkaar aan? Bij Verlinde gaat het om de veranderingen in de informatieverdeling in het heelal. Uit die verandering treedt een 'emergente' zwaartekracht tevoorschijn. Deze wordt bijvoorbeeld zichtbaar bij twee naast elkaar liggende schepen die naar elkaar toe drijven, doordat aan de buitenzijde van de schepen meer watermoleculen door de Brownse beweging tegen de scheepswand duwen dan aan de binnenzijde tussen de schepen.
Bij de aarde en de maan gaat het om een verschil in informatiedichtheid, die aan de buitenzijde groter is. In het gebied tussen aarde en maan treedt daardoor een spanningsverschil op: de zwaartekracht.]
2. Einsteins zwaartekrachttheorie
Volgens de zwaartekrachttheorie van Einstein kromt een massa de ruimtetijd en binnen die kromming beweegt de aarde in een baan rondom de zon, zolang de aarde snelheid houdt. Einsteins zwaartekrachttheorie werkt echter niet overal even goed, bijvoorbeeld aan de randen van draaiende sterrenstelsels, waar het lijkt alsof daar te weinig massa en energie aanwezig is; en daarnaast dijt het heelal sneller uit dan met de hoeveelheid aanwezige materie kan worden verklaard.
3. Energie en informatie
Verlindes emergente zwaartekrachttheorie lost dit probleem op. Bij Verlindes zwaartekrachttheorie gaat het niet alleen om energie (en de daarmee samenhangende massa, Einsteins E=mc²), maar evengoed om informatie: I=E=mc².
[Einstein werkt met energie: E=mc² en Verlinde haalt de informatie als gelijkwaardig verschijnsel erbij: I=mc² ... waardoor hier de geest als de bewuste levenskracht in beeld komt!
Want in de geest hangt informatie (kennis) samen met bewustzijn en energie met (wils)kracht. Deze eigenschappen van Gods geest, die de alomtegenwoordige, bewuste levenskracht is, komen vanuit de geestelijke wereld in het stoffelijke heelal als de verschijnselen informatie en energie tot uitdrukking.
Ook hier geldt weer de oude hermetische spreuk: 'Zo boven, zo beneden'.
Het woord 'informatie' komt van het Latijnse 'informare': vormgeven, vormen. Die vormgeving hangt samen met het geestelijke licht en de geestelijke warmte binnen de geest. Het licht en de warmte zijn in de geestelijke wereld ervaarbaar in twee toestanden: in een doordringbáre toestand, waarin dat licht en die warmte vormbaar zijn, en in een doordríngende toestand, die samenhangt met het zelfscheppende, zelfvormende vermogen van de geest; de geest geeft - in de ruimte van zichzelf - zélf vorm aan het innerlijke licht, waardoor er in de geest lichtbeelden, denkbeelden ontstaan.
In die zin hangt 'informatie' samen met zowel het vermogen om waar te nemen en te denken: waarnemen is vormbaar licht dat met kennis samenhangt en denken is de begripsvorming die ontstaat door de lichtbeelden van die kennis te behandelen en te vergelijken met andere ervaringen en kennis, en zo nieuwe denkbeelden te vormen.
Informatie en energie zijn twee verschijnselen die de uitdrukkingen zijn van de geest als 'bewuste kracht'. Het woord 'energie' hangt samen met het Griekse 'en ergon': in beweging, in werking, wat de eigenschap is van een werkzame kracht. Door iets waar te nemen wordt de géést zich ervan bewúst en raakt daardoor in een tóestand van bewustzijn (de geest is 'geïnformeerd'), door vervolgens met die kennis iets te willen doen, is de geest een willende krácht (energie).
Doordat informatie en energie binnen de geest volkomen met elkaar samenhangen, is datzelfde het geval in het heelal: Verlindes E=I.]
4. De ruimte gevuld met informatie
De lege ruimte is volgens Verlinde niet leeg, maar gevuld met informatie in de vorm van 'bits': nullen en enen, die steeds omwisselen, wat geldt voor het hele universum. Deze informatie is er altijd al geweest en zal ook altijd blijven bestaan.
[De hier zichtbare ruimte van het heelal is een geschapen ruimte binnen de goddelijke algeest. Die ruimte is een algeestverdichting en wordt daardoor geheel door de algeest doordrongen, met andere woorden door bewustzijn en kracht, door informatie en energie.
Een ruimte die gevuld is met informatie, die er altijd al is geweest en ook altijd zal blijven bestaan, is in feite ... de aloude ether! En die is een uitdrukking van de goddelijke algeest, die alomtegenwoordig is. Het woord 'ether' komt namelijk van het Griekse 'aither' met de betekenis: hemelstreek, m.a.w. de geestelijke wereld.]
5. Het heelal als hologram
Het heelal is vergelijkbaar met een hologram. De informatie voor vorming van een hologrambeeld komt uit een ándere bron; zo is ook alle informatie in het heelal op een ándere plaats gecodeerd.
[De goddelijke algeest is de denkende en voelende geest op de achtergrond, die de bron is van het stoffelijke heelal. De goddelijke algeest is de bron van alle informatie die in het heelal is te vinden; en is ook de bron van de energie, de kracht die aan die informatie vorm geeft.
De vergelijking met het hologram komt ook overeen met de Ideeënleer van Plato en met diens beeld van 'de mens in de grot'. In de geestelijke wereld bestaan de Ideeën als de voorbeelden, de bron, waarnaar de vormen in het stoffelijke heelal zijn gevormd; wij zien hier alleen die stoffelijke vormen.]
6. Informatie als 'bits'
Volgens Verlinde is zwaartekracht geen op zichzelf staande kracht zoals bijvoorbeeld de elektromagnetische kracht of de kernkrachten, maar het gevolg van de wisselwerking tussen deeltjes ... ook tussen informatiedeeltjes (bits). Informatie speelt in het heelal een even grote rol als energie en materie. Vandaar de aanvulling op E=mc² in de vorm van: I=E=mc², waarbij 'I' staat voor informatie.
De informatie van alle materie in ons universum ligt niet alleen besloten op, maar ook in een theoretische bol. Zodra materie wordt verplaatst, verandert ook de dichtheid van informatie in en op de bol.
[In die lege ruimte denkt de algeest als de bron vormen door het vormen van denkbeelden; uit de algeest als bron ontstaan daardoor in de ruimte van het stoffelijke heelal de hier aanwezige vormen.
De theoretische bol met daarop en daarin de informatie, komt overeen met het oude begrip 'ether'.]
7. Verlindes zwaartekracht
Van deze verandering van informatie is zwaartekracht een gevolg. In plaats van een kracht is de neiging van massa's om naar elkaar toe te bewegen een soort druk die ontstaat, doordat bij het verplaatsen van die massa's informatie van het hele heelal wordt veranderd. De weerstand tegen de verandering in die informatie, ervaren wij als zwaartekracht.
Als een massa zwaar lijkt, komt dat doordat het universum zich verzet tegen het verplaatsen ervan, doordat daarbij informatie moet worden verplaatst. Op dat ogenblik treedt de emergente, dus niet fundamentele zwaartekracht op.
[In de emergente zwaartekrachttheorie van Verlinde is de zwaartekracht een bijverschijnsel van de informatie die beschrijft waar alle materie in het heelal zich bevindt. Bij de uitleg van zijn theorie maakt Verlinde gebruik van een abstract, wiskundig begrip uit de mechanica, de 'faseruimte'.
De faseruimte is een meerdimensionale ruimte waarvan elk punt een combinatie van posities en snelheden voor alle vrijheidsgraden van beweging voorstelt. De faseruimte is de denkbeeldige verzamelplaats voor de oneindige veelheid van mogelijke bewegingstoestanden - van informatie daarover, waaronder de zwaartekracht - in een bewegend systeem zoals het heelal, waarvan het zichtbare heelal slechts een deel van de mogelijkheden weergeeft.
In de Oudheid was het de ether als het vijfde element, dat zich onzichtbaar boven de vier overige elementen bevond en dat de aanzet gaf tot ordening en beweging van de dode stof in de kosmos, die met die vier elementen was opgebouwd. Het is de eeuwige, onbewogen beweger van Aristoletes die alles in gang zet ... en zo bevinden zich nu alle mogelijkheden om iets in beweging te zetten in de 'abstracte' (van de zichtbare werkelijkheid 'afgetrokken') meerdimensionale wereld van de faseruimte in de mechanica.]
8. De informatie zit opgeslagen in de structuur van de ruimtetijd
[Het woord 'structuur' komt van het Latijnse 'struere': opstapelen, bouwen. Een structuur is een vorm die met behulp van bouwstenen is gevormd. In dit geval gaat het om bouwstenen in de vorm van gedachten, die onderdelen zijn van de denkbeelden (of ideeën: ook informatie genoemd) waarmee God de stoffelijke schepping vorm gaf. Deze 'structuur van de ruimtetijd' komt overeen met het aloude begrip van de ether.]
9. Verdichting van informatie tot massa
Een verandering van informatie is een verandering van energie. Volgens Einstein zijn energie en massa inwisselbaar. Er kan daardoor massa ontstaan uit die informatie. Vanuit chaos [de nog niet samengevoegde bouwstenen] ontstaat daardoor ordening [de bouwstenen tot een bepaalde vorm geordend. De algeest schept (door energie, kracht) door de informatie (een stoffelijke) vorm te geven.] en om die ordening heen lege, informatieloze ruimte.
Door de herschikking van de informatie, ontstaat er een spanning in de lege ruimte die zorgt voor een extra kracht, een soort elastische zwaartekracht, die zich uitstrekt tot de rand van de lege ruimte.
Deze kracht komt bovenop de zwaartekracht die door de gravitatiewetten van Einstein wordt beschreven.
[10. Schepping door verdichting
De laatste twee alinea's beschrijven een nauwkeurig beeld van de verdichting die binnen de goddelijke algeest optreedt, als die door te denken en uit liefde de menselijke geest binnen zichzelf laat ontstaan. Doordat er sprake is van een verdichting door de algeest binnen zichzelf, is er een naadloze overgang tussen de algeest en diens algeestverdichting, de algeestvonk, de menselijke geest; maar door de verdunning die tegelijkertijd daar omheen optreedt, is er ook een zekere afgescheidenheid van de menselijke geest van God.
Die verbindende overgang wordt hier aangegeven als de emergente zwaartekracht die is voortgekomen uit de verandering die de informatieverdeling, in de vorm van de bits, heeft ondergaan binnen de algeest: het is Gods liefde!]
Bronnen:
Erik Verlinde, De zwaartekracht ontkracht; Kennislink 05-02-2010
De Volkskrant, Martijn van Calmthout; 8 november 2016
On the Origin of Gravity and the Laws of Newton, Erik Verlinde; Institute for Theoretical Physics University of Amsterdam (pdf)
Nieuwe theorie van Nederlandse hoogleraar maakt donkere materie overbodig; Scientias 8-11-2016
Erik Verlinde, De boekhouder van het heelal; Noorderlicht, 19-11-2015
Donkere materie én energie opgelost met één theorie; NEMO Kennislink, 14-09-2015
The Quantum Universe, Emergente zwaartekracht en het donkere heelal; Universiteit van Amsterdam
The Quantum Universe, Dossier: Faseruimte; Universiteit van Amsterdam
Freek van Leeuwen, Geestkunde, Boekenplan, 2010
terug naar de Inhoud
7. Kernachtige uitspraken van dertig natuurwetenschappers
Johannes Kepler (1571-1630), Duitse astronoom, astroloog, wis- en natuurkundige
"De geometrische wet die zich in het planetenstelsel openbaart, is de enige en eeuwige weerspiegeling van de geest van God. Het feit dat de mens in deze geometrie kan delen, is voor mij een aanwijzing dat de mens een beeld is van God."
"Ik was alleen Gods gedachten na hem aan het denken. Aangezien wij astronomen priesters zijn van de allerhoogste God ten aanzien van het boek der natuur, doet het ons nut om bedachtzaam te zijn, niet gericht op de glorie van onze gedachten, maar enkel en alleen op de heerlijkheid van God."
Hij zei ook dat hij verlangde naar een persoonlijk band met God:
"Kan ik God, wie ik, in de beschouwing van het hele universum bijna in mijn handen kan voelen, ook in mijzelf vinden?"
Zijn collega en landgenoot de sterrenkundige Heino Falcke:
"Wetenschap is een uitdrukking van de mogelijkheden
die God in ons heeft gelegd."
En: "Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in Zijn werken, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar." (Romeinen 1:20)
Blaise Pascal (1623-1662) Franse natuurweten-schapper en filosoof:
hij was een wis- en natuurkundige, christelijk filosoof, theoloog en apologeet; hij legde de grondslag voor de waarschijnlijkheids-rekening en de integraalleer, hij bouwde de eerste rekenmachine, droeg bij aan meetkunde en natuurkunde; hij verdedigde de Bijbel, kreeg een mystieke ervaring die zijn geloof bevestigde en zette zich in voor armenzorg. Hij had een slechte gezondheid en overleed op betrekkelijk jonge leeftijd.
Uit zijn boek 'Gedachten': "Volgens de kansrekening moet men wel in God geloven: als God bestaat, is de winst voor de gelovige oneindig; bestaat God niet, dan verliest men niets."
Isaac Newton (1643-1727) Engelse natuurweten-schapper:
"Don't doubt the Creator, because it is inconceivable that accidents alone could be the controller of this universe."
Twijfel niet aan de Schepper, want het is ondenkbaar dat toeval alleen de sturing van dit universum kan zijn.
Newton maakte o.a. een uitgebreide studie van de Bijbel, de alchemie, het Corpus Hermeticum en de Tabula Smaragdina, waarin de spreuk 'Zo boven, zo beneden'. Daar tussendoor deed hij ook aan natuurkundig onderzoek. Klik hier voor twee artikelen over Newtons, tot voor kort verborgen gehouden, persoonlijke leven.
Emanuel Swedenborg (1688-1772) Zweedse natuurwetenschapper en mysticus
"De zintuigen zijn één ding [lichaam, stoffelijk],
het wetenschappelijke een ander [ziel, kennis]
en waarheden weer een ander [geest, vermogens].
Ze volgen elkaar op, want wetenschap bestaat vanuit de zintuigen en waarheden uit wetenschap.
De waarheden die door deze zintuigen binnen komen, worden opgeslagen in het geheugen en vandaar leidt de mens af wat wetenschappelijk is, of neemt daaruit het wetenschappelijke op dat hij dan leert; uit de wetenschap leidt hij naderhand waarheden af, of neemt daaruit de waarheid op die hij dan leert.
Zo gaat ook elk mens vooruit vanaf de jeugd;
- als een jeugdig mens denkt en begrijpt hij de dingen vanuit de zintuigen;
- naarmate hij ouder wordt, denkt en begrijpt hij de dingen vanuit de wetenschap
- en daarna vanuit waarheden;
dit is de weg naar oordeelvorming waarin de mens door ouder worden zich ontwikkelt."
Uit: Hemelse Verborgenheden 5774
Zie ook in het Literatuuroverzicht onder Tijdschriftartikelen het tijdschrift Swedenborgiana met Tien godsbewijzen.
Charles Darwin (1809 - 1882), Engelse natuuronderzoeker
"Deze [oorzaak van zijn overtuiging] is het gevolg van de buitengewoon grote moeilijkheid of eerder onmogelijkheid, je te kunnen indenken dat dit immense en prachtige universum, waartoe de mens behoort met zijn vermogen ver achterwaarts en ver in de toekomst te kijken, het resultaat zou zijn van blind toeval of onvermijdelijkheid."
Bron: Autobiografie [Darwin was naar eigen zeggen agnost]
Alfred Russel Wallace (1823-1913) was een Britse natuuronderzoeker, die tegelijkertijd met en onafhankelijk van Darwin tot het inzicht kwam,
- dat verandering van omgeving en
- natuurlijke selectie van de best aangepaste,
- tot de evolutie van een nieuwe soort leidt.
Hij ontwikkelde dit inzicht tijdens zijn natuurwetenschappelijke reizen door het Amazonegebied en het Indonesische eilandenrijk. Daar kreeg hij door malaria een koortsdroom, die hem naar deze gedachte leidde. Hij was een zeer bescheiden man die niet afgunstig was op Darwins succes (die van zijn inzichten wist) en zijn eigen boek over dit onderwerp: 'The Malay Archipelago', zelfs aan hem opdroeg.
Op een belangrijk punt week hij echter van Darwins evolutietheorie af, wat toentertijd het 'Wallaceprobleem' werd genoemd. Hij stelde vast dat de evolutie van de mens afweek van die van de mensapen, doordat de voorlopers van de mens een toename van het hersenvolume vertoonden en hun hersenen zich verder hadden ontwikkeld, ondanks dat zij min of meer nog steeds in dezelfde omgeving leefden. Hij vond hier in de natuur geen aanwijsbare oorzaak voor en wendde zich toen tot spiritualiteit.
Wallace was een onbevooroordeelde onderzoeker met een open geest, die aan ieder verschijnsel waarde toekende en op wetenschappelijke wijze wilde onderzoeken, ook toen hij door zijn vraagstelling belangstelling kreeg voor het bóvennatuurlijke. Hij woonde spiritistische seances bij en veronderstelde, dat de evolutie van de mens afweek van de dierlijke, doordat de menselijke geest door een 'Overruling Intelligence', een 'alom heersende geest' [m.a.w. de algeest] werd geleid; maar ook tegenover dit onderwerp bleef zijn houding niet vooringenomen en wetenschappelijk.
Hij schreef een artikel over het feit dat de omgeving van de primitieve mens weinig andere eisen stelde dan die van veel dieren, maar dat hun hersenen al nauwelijks onderdeden voor die van de ontwikkelde mens, die zich in een omgeving bevindt die wel veel meer eisen stelt. Naast de hersenen zag Wallace o.a. ook de spraak als een menselijke eigenschap die de dagelijkse behoeftes van de primitieve mens te boven ging en pas werkelijk van nut werd voor de ontwikkelde mens.
"... wij moeten daarom de mogelijkheid erkennen, dat in de ontwikkeling van het menselijke ras, een Hogere Intelligentie de evolutionaire wetten heeft geleid voor nobeler doeleinden. Dat is, naar wij geloven, de richting waarin wij de ware verzoening zullen vinden tussen de Wetenschap en de Theologie over dit hoogst belangrijke probleem." Wallace (1869)
[Alfred Wallace heeft het bestaan van het tijdstip opgemerkt, dat de menselijke geest tijdens zijn ontwikkeling in zijn stoffelijke levensvorm intrad. Doordat de hersenen het werktuig zijn waarmee de geest zijn lichaam bestuurt, kwamen zij tot ontwikkeling, waarbij de beide hersenhelften van de grote hersenen en in het bijzonder de frontale lobben, veel meer uitgroeiden dan in het dierenrijk het geval is. (Freek)]
(Bronnen: Wikipedia
Paul Q. de Vries, Alfred Russel Wallace: eerherstel voor de 'vergeten Darwin'; Trouw, 23 maart 2019)
De Servische natuurkundige, filosoof en uitvinder Nikola Tesla, was geboeid door de betekenis van getallen en i.h.b. door het getal drie, wat hij op wiskundige wijze uitbreidde tot de reeks 3, 6 en 9. Daarvan heeft hij gezegd, dat wie de betekenis van deze drie getallen begreep, de sleutel tot het universum zou bezitten.
Tesla hield zich niet alleen met natuurkundige onderwerpen bezig, maar ook met filosofische; zo werkte hij aan een 'theorie van alles', waarmee de gehele schepping kon worden verklaard. Zijn vader en meer familieleden waren Servisch Orthodoxe priesters. Ook zijn oudere broer was hoogbegaafd.
In zijn jeugd zag hij helderziend de aura van zijn poes en beleefde hij uittredingen, waardoor hij zeker was van het bestaan van de geestelijke wereld. Die was vanuit deze wereld gezien onzichtbaar, wat overeenkwam met het ontbreken van de getallen 3, 6 en 9 in een rekenkundige bewerking, namelijk de meetkundige rij met constante 2, die een weergave is van de deling van cellen in weefsels. Na een bewerking van die rij m.b.v. de 'gereduceerde cijfersom', verschijnen wel de andere getallen, maar niet 3, 6 en 9.
Zie Nikola Tesla en zijn 3-6-9-theorie bij Vragen en antwoorden, nr. 8.
De Leuvense priester en hoogleraar theoretische natuurkunde Georges Lemaître (1894-1966) begreep als eerste dat als het heelal uitdijt, het een begin moet hebben gehad. Hij ging ervan uit dat er een 'oeratoom' moest zijn geweest (1931), waaruit het heelal is voortgekomen.
Hij ontkende dat hij die gedachte aan Genesis had ontleend. Lemaître: "Er bestaan twee wegen om tot de waarheid te komen en ik heb besloten ze allebei te volgen."
Toen hem werd gevraagd waar dat oeratoom vandaan kwam, antwoordde hij: "Dat is van God."
Max Planck (Duitse natuurkundige, Nobelprijswinnaar, grondlegger van de kwantumfysica):
"De wetenschap kan het uiteindelijke raadsel van de natuur niet oplossen, want waar we tot nu toe zijn gekomen, blijken wij zelf een deel te zijn van het geheim dat we trachten te ontdekken."
Hij zei dat de buitenwereld volkomen is verstrengeld met onze binnenwereld. Dat betekent dat we naast die buitenwereld evengoed onze binnenwereld, d.w.z. onszelf moeten leren begrijpen, want:
"De geest is de bron van de materie, niet deze zichtbare, maar vergankelijke materie is het echte, het ware. Werkelijk (...), want zonder de geest zou deze materie helemaal niet bestaan, maar de onzichtbare, onsterfelijke geest is de ware ..." Daardoor komt de fysicus, die zich met het rijk van de stof bezig zou moeten houden, in het rijk van de geest terecht. En daarmee komt onze opdracht ten einde en moeten we ons onderzoek aan de filosofen doorgeven.
En: "Ik beschouw bewustzijn als fundamenteel. Ik beschouw materie als afgeleid van bewustzijn."
Werner Heisenberg (Duitse natuurkundige, grondlegger van de kwantumfysica):
wees op de 'centrale orde', die zich kenmerkt door samenhang, polariteit en symmetrie. Deze achtte hij fundamenteler dan de materiële, elementaire deeltjes. Hij zei:
"Volgens mij heeft de moderne fysica definitief in het voordeel van Plato beslist. Want de kleinste deeltjes van de materie zijn inderdaad geen fysische objecten in de gewone zin van het woord, het zijn vormen, structuren, of - in de geest van Plato - ideeën, waar men alleen in een wiskundige taal ondubbelzinnig over kan spreken."
Prof. dr. Hans-Peter Dürr, kwantumfysicus
"We moeten de werkelijkheid anders bezien. Niet meer stoffelijk ... het leven is fundamenteler dan de stof ... de moderne fysica zegt, dat de stof niet de grondslag van de natuur is ... De voortdrijvende kracht is het geestelijke ... wij zijn niet aan de materie gebonden ... het scheppende, de scheppende werkelijkheid is iets, wat voortdurend in beweging is, zich steeds ontwikkelt, in feite datgene, wat het leven is... we zijn allemaal scheppend werkzaam, er is niets in ons, wat niet scheppend werkzaam is.
We zijn allen scheppend werkzaam, anders zouden we onze wereld niet vorm kunnen geven. Uit het levenloze kan niet voortkomen, wat leeft. Godsdienst en wetenschap zijn niet van elkaar gescheiden, maar met de oude wetenschappelijke instelling lukt het niet ze te verenigen. Materie en energie komen beide uit iets anders voort.
Gevoelens laten we chemisch verklaren, als iets wat ergens in ons als chemische verbindingen zou stromen. Maar we kunnen ook voelen buiten onze lichamelijke beperkingen. Wat we werkelijk zijn, is geest.
Wanneer men deze wereldbeschouwing ernstig neemt, ontdekt men, dat we bruggen kunnen bouwen naar geesteswetenschap en godsdienst, dat zij niet iets geheel anders zijn, maar op een bepaalde wijze met elkaar samenhangen.
Maar we zijn op het ogenblik in een toestand waarin we de mens laten geloven dat hij geen verbinding met het geestelijke zou hebben. Men zegt dat dat hersenspinsels zijn en dat het geen werkelijkheid is. Maar nu stellen we vast, dat het geestelijke juist het wezenlijke is."
Albert Einstein (Duitse natuurkundige):
"Wetenschap zonder religie is kreupel,
religie zonder wetenschap is blind."
"De intuïtie is een Godsgeschenk, de ratio een dienaar; ergens in de tijd zijn we de dienaar gaan aanbidden en zijn we het geschenk vergeten."
"Bidden verandert de wereld niet, maar bidden verandert de mens en de mens verandert de wereld."
"Het meest onbegrijpelijke in het heelal is, dat wij het kunnen begrijpen!" *)
"Ik wil te weten komen, hoe God de wereld heeft gedacht!" **)
Hij deed de volgende uitspraken in een brief aan de Amerikaanse natuurkundige David Bohm:
"Het is nu duidelijk dat ruimte in de fysica, zoals het er nu voorstaat, niet iets is dat in de natuur bestaat of onafhankelijk is van het menselijke denken. Het is een functie van onze geest (mind)."
"We moeten een mogelijkheid vinden om het ruimte en tijd continuüm niet te hoeven gebruiken. Maar ik heb geen enkel idee van het soort van elementair concept dat we dan moeten gebruiken om een verenigd veld theorie op te stellen."
"De werkelijkheid is louter een illusie, zij het een illusie die blijvend is."
"Als kwantummechanica klopt, betekent dat het einde van de natuurkunde als wetenschap."
Tijdens vraaggesprekken zei Einstein het volgende (samenvatting Kennislink-artikel):
"In de kwantumtheorie staat onzekerheid centraal, want eigenschappen van materie en energie kunnen alleen in kansen worden uitgedrukt. Dat kan ik niet accepteren; alsof niets zeker is en toeval domineert!
Het kan niet zo zijn dat God dobbelt met de natuur. Voor alles moet een oorzaak kunnen worden gevonden. Er moet een soort onderliggende werkelijkheid zijn, die we niet kunnen zien. Dat maakt de theorie naar mijn mening onvolledig."
Niet alleen Einstein, maar ook de Broglie en David Bohm waren deze mening toegedaan. De Nederlandse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft (hij wijst op het bestaan van de 'cellulaire automaat') sluit zich hierbij aan.
Einstein: "Als dit universum in zijn miljoenvoudige orde en precisie het resultaat van een blind toeval zou zijn, dan is dat net zo geloofwaardig als wanneer een drukkerij explodeert en alle druklettertjes weer op de grond terecht komen in de voltooide en foutloze vorm van het woordenboek."
Klik hier voor een artikel over Einsteins religieuze opvattingen in de Huffington Post.
Geleerden die werkten aan de kwantummechanica schreven:
Eugene Wigner (natuurkundige en Nobelprijswinnaar):
"Toen het bereik van de theoretisch natuurkunde werd uitgebreid en ook de mikroscopische verschijnselen door de kwantumfysica werden begrepen, kwam het begrip 'bewustzijn' in het zicht. Het zou onmogelijk zijn de wetten van de kwantummechanica volledig te formuleren, zonder het bewustzijn erbij te betrekken."
"Het blijft opmerkelijk dat, hoe onze inzichten zich in de toekomst ook mogen ontwikkelen, de bestudering van de buitenwereld leidt tot de wetenschappelijke slotsom, dat de inhoud van ons bewustzijn de uiteindelijke universele werkelijkheid uitmaakt."
Niels Henrik David Bohr (Deense natuurkundige) schreef:
"De gebruikelijke kijk op de wereld in termen van objecten die werkelijk in de buitenwereld bestaan, onafhankelijk van onze waarnemingen (de objectieve werkelijkheid), wordt volledig verstoord door het bestaan van kwantumverschijnselen."
En: "Als de uitkomsten van de kwantummechanica je nog niet diep hebben geschokt, dan heb je het nog niet goed begrepen."
Erwin Schrödinger (Oostenrijkse natuurkundige) heeft erop gewezen dat elementaire deeltjes in de kwantumtoestand niet in een individueel gedefinieerde toestand verkeren, maar in een collectieve toestand en dat die toestanden altijd met elkaar 'verstrengeld' zijn.
[Alle elementaire deeltjes komen door verdichting voort uit hun 'veld', maar blijven ermee verbonden en daardoor met elkaar verstrengeld. Op dezelfde wijze zijn wij als menselijke geest met de algeest verstrengeld! (Freek)]
Schrödinger, winnaar van de Nobelprijs voor de natuurkunde in 1933, begon een lezing over de 'geest van de wetenschap' in 1946 met een citaat uit een boek van de Indiase wijsgeer Shankara: 'Brahma Sutra Bhashya'. Hij zei dat de zoektocht naar de geest en zijn verhouding tot het Absolute zozeer de aandacht van Indiase denkers, die de gelijken waren van Plato, Spinoza en Kant waar het diepte en grootsheid van inzicht betreft, in beslag nam, dat zij het onderzoeken van de objectieve natuur die hen eeuwenlang op dezelfde manier omringde als bij ons het geval is, verwaarloosden.
Hij zei: "Meervoudigheid is slechts schijn, in alle waarheid is er alleen één geest, één bewustzijn."
Dit waren allemaal Nobelprijswinnaars, mensen die gewend waren ongebaande wegen te betreden. Volgens Brian Whitworth, schrijver van het boek The Physical World as a Virtual Reality, is het universum een virtuele werkelijkheid die wordt gevormd door het verwerken van informatie, een opvatting die wordt bevestigd door de uitkomsten van de moderne natuurkunde (kwantummechanica).
Hij wees erop dat de aanname van de werkelijkheid als een virtuele werkelijkheid de verkregen natuurkundige gevens beter verklaarde dan door te blijven vasthouden aan de newtonse aanname van het bestaan van een 'objectieve werkelijkheid'.
Doorbraken komen altijd vanuit de periferie, zij komen nooit uit het midden van de gevestigde orde zelf; doorbraken komen van mensen die daarbuiten durven te gaan staan.
En Sir James Hopwood Jeans, natuurkundige, astronoom en wiskundige (1877-1946) uit 'The Mysterious Universe' (1930): "The universe looks more and more like a great thought, rather than a great machine."
Andere uitspraken over kwantumfysica:
Richard Feynman (Amerikaanse natuurkundige):
"Ik denk dat we kunnen stellen dat niemand kwantummechanica begrijpt."
En: "In de moderne natuurkunde weten we niet wat energie ís."
Nog een: "Schoonheid en eenvoud lijken op het gevoel dat je bij religie hebt, waarin een god alles bestuurt in het hele universum; er is een algemeen aspect dat je voelt als je nadenkt over het feit dat dingen, die zo verschillend zijn en zich zo verschillend gedragen, achter de schermen allemaal worden geleid door dezelfde natuurkundige wetten" (Physics Today feb. 1989, 86).
Roger Penrose (Britse wis- en natuurkundige):
"Kwantummechanica is absoluut niet logisch."
Erwin Schrödinger (Oostenrijks natuurkundige, die nog wel de kernvergelijking voor de kwantummechanica opstelde):
"Ik houd er niet van en het spijt me dat ik er ooit iets mee te maken heb gehad."
Vlatko Vedral (Britse natuurkundige):
"Ik denk dat er niet zo iets is als klassieke natuurkunde of een klassieke wereld. Dingen gedragen zich min of meer klassiek onder sommige omstandigheden, waarbij kwantumeffecten verdwijnen."
Alan Guth (Amerikaanse natuurkundige, ontwikkelde de inflatietheorie van het heelal):
"Ik heb geen idee waar de natuurwetten vandaan komen."
Maar Einstein zei daar het volgende over:
"But also, everyone who is seriously involved in the pursuit of science becomes convinced that some spirit is manifest in the laws of the universe, one that is vastly superior to that of man. In this way the pursuit of science leads to a religious feeling of a special sort, which is surely quite different from the religiosity of someone more naive."
Leonard Susskind (Amerikaanse natuurkundige, die de snaartheorie ontwikkelde):
"It is not only that it is easier to describe the universe with mathematics, as you go deeper
and deeper into the reality, mathematics becomes the only way to describe reality."
En Niels Bohr sluit daarop aan: "Atomen zijn geen dingen." (maar een 'mathematische constructie' [Freek])
"Alles wat we werkelijk noemen, is gemaakt van dingen die niet als werkelijk kunnen worden beschouwd."
Leonard Susskind: "Ons brein is niet gemaakt voor quantummechanica. Het je willen voorstellen heeft geen zin. Wat we ons kunnen voorstellen is klassieke mechanica. Dat is nu echter een raar soort quantummechanica."
"Einstein, in the special theory of relativity, proved that different observers, in different states of motion, see different realities."
"You have to say now that space is something. Space can vibrate, space can fluctuate, space can be quantum mechanical, but what the devil is it?"
"Why is there space rather than no space? Why is space three-dimensional? Why is space big? We have a lot of room to move around in. How come it's not tiny? We have no consensus about these things. We're still exploring them."
De Franse atoomfysicus Jean Charon zei: "Het maximale bewustzijn is gelijk aan de hoogste graad van negentropie (ordening). De negentropie is de creativiteit, de Liefde. De Liefde schijnt ons het doeltreffendste middel om het bewustzijn te ontwikkelen, zowel op het niveau van het individu als op het niveau van de hele wereld."
En Eugene Wigener, Duitse natuurkundige: "Terwijl veel filosofische denkbeelden logisch consistent zijn met de huidige kwantummechanica... is dat niet het geval met materialisme."
Lawrence W. Fagg (Amerikaanse natuurkundige en theoloog): "Een theologie van de natuur, die werkzaam is binnen het raamwerk van de openbaringstheologie, is toegewijd aan de bestudering van de geschapen, natuurlijke wereld als middel om meer over God - de schepper ervan - te leren. In deze samenhang toont de doordringende rol van het elektromagnetisme in de aardse natuur en in de evolutie van het leven een bijzondere gelijkenis met Gods inwoning; deze rol kan worden gezien als een fysieke analogie van deze inwoning."
"Ik houd staande dat het elektromagnetisme een krachtige fysieke analogie is voor Gods immanentie (inwoning). Het elektromagnetisme is niet God zelf en het is ook niet Gods immanentie; het is een eigenschap van de natuurlijke wereld, die ons helpt bij het beschrijven van ons menszijn als Gods schepselen."
Over zijn boek 'Op de grens tussen geest en stof'
"Lawrence Fagg geeft een duidelijke beschrijving van het elektromagnetisme als fysiek verschijnsel. Hij gebruikt elektromagnetisme in een interessante en originele poging om een analogie met de alomtegenwoordigheid van God in het christelijke geloof voor te stellen. Als we kijken naar elektromagnetisme als een kracht die elke uithoek van de realiteit doordringt, zegt Fagg, dan geeft dit een beeld van de subtiliteit van de alomtegenwoordigheid van God." - Ulf Gorman, President of the International Society for the Study of Science and Theology
"Al vele jaren staat Larry Fagg op de grens tussen stof en geest. Hij exploreert op een intelligente en integere manier het begrip elektromagnetisme - licht, zoals we dat overal tegenkomen. Zijn boek markeert de culminatie van zijn onderzoek. Elektomagnetische interactie is een prachtige manier om de nabijheid en alomtegenwoordigheid van God uit te drukken. Fagg leidt ons door de verschillende aspecten van deze analogie om te laten zien, hoe belangrijk en sterk zij is." - Kevin Sharpe, editor, Science and Spirit Magazine
"Elektromagnetische interacties zijn het fundament van alle materie, inclusief de levende wezens. De bestudering van deze interacties behoort tot de meest precieze en succesvolle takken van wetenschap. Licht (elektromagnetische straling) is een sterk religieus symbool. Professor Fagg exploreert nauwkeurig de analogische rijkdom, die aangereikt wordt ten behoeve van theologische reflexie over Gods aanwezigheid in de schepping." Sir John Polkinghorne (natuurkundige en theoloog), president, Queens College, Cambridge.
"Zoals de Oosterse kerken altijd hebben geleerd, is door Christus de schepping uiteindelijk bestemd om te delen in het leven van God, het leven van de goddelijke natuur."
John Polkinghorne
John Charlton Polkinghorne, Engelse natuurkundige en later priester, die zich publiekelijk heeft ingezet voor de verzoening van godsdienst en wetenschap.
Hij groeide op in een rustig, devoot gezin, lid van de Church of England. Zijn wiskundige talent werd al op jonge leeftijd duidelijk. Hij behaalde een bachelorgraad in wiskunde (1952), een mastergraad (1955) en een doctoraat (1956) in kwantumveldentheorie aan het Trinity College in Cambridge. In 1956 werd hij benoemd tot docent mathematische fysica aan de universiteit van Edinburgh. Twee jaar later kreeg hij dezelfde functie in Cambridge en in 1968 werd hij benoemd tot hoogleraar in de mathematische fysica.
Polkinghorne ontving een extra doctoraat in de theoretische elementaire deeltjesfysica van Trinity College in 1974. Zijn ontwikkeling van wiskundige modellen om de paden van kwantumdeeltjes te berekenen werd dat jaar erkend met zijn benoeming tot fellow van de Royal Society.
Vijf jaar later besloot Polkinghorne dat zijn onderzoek tot een einde was gekomen. Tot verbazing van veel collega's legde hij zijn ambt neer en begon theologie te studeren aan Westcott House in Cambridge. In 1982 werd hij tot priester gewijd en toegewezen aan een parochie in South Bristol. In 1984 werd hij pastoor van een parochie in Blean en twee jaar later benoemd tot fellow, dean en aalmoezenier van Trinity Hall, Cambridge. In 1989 werd hij benoemd tot president van Queens' College, Cambridge, waar hij in 1996 met pensioen ging.
Polkinghorne verklaarde dat hij als priester zijn medemensen beter van dienst kon zijn, dan als natuurkundige.
De astronoom en astrofysicus Robert Jastrow schreef:
"Op dit moment lijkt het alsof de wetenschap nooit in staat zal zijn om het gordijn van het mysterie van de schepping op te trekken. Voor de wetenschapper die heeft geleefd naar zijn geloof in de kracht van de rede, eindigt het verhaal als een boze droom. Hij heeft de bergen van onwetendheid beklommen; hij staat op het punt de hoogste top te bedwingen; maar als hij zich over de laatste rots trekt, dan wordt hij begroet door een groep theologen die daar al eeuwen zitten."
En: "Wetenschappers hebben geen bewijs dat het leven niet het gevolg is van een scheppingsdaad, maar zij worden door de aard van hun beroep gedreven om verklaringen voor de oorsprong van het leven te zoeken, die binnen de grenzen van de natuurwetten liggen."
Uit: Robert Jastrow, 'Het betoverde weefgetouw: de Geest in het Universum', (1981), een van de vele boeken die hij schreef.
Anton Zeilinger, Oostenrijkse kwantumfysicus, Nobelprijswinnaar
"Waarom is de natuur zoals ze is? Waardoor zijn natuurwetenschappers door natuurwetten te gebruiken, in staat wetenschappelijke voorspellingen te doen die bewaarheid worden? Waarom is het zo dat de natuur wonderbaarlijk nauwkeurig is te beschrijven? Waarom zijn er eigenlijk natuurwetten? Waarom dat zo is, is een wonder." "Misschien is kennis net zo fundamenteel of zelfs fundamenteler dan de stoffelijke werkelijkheid."
Het Johannes Evangelie begint met de uitspraak: "In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat."
Men kan in de hersenen wel vinden welke inwerking waarnemingen hebben op de hersenen, maar dat verklaart niet wat waarnemingen zijn.
Natuurkundige Brian Greene: "We maken deel uit van een veel groter geheel."
Brian Greene (56) is directeur van het centrum voor theoretische fysica van Columbia University. In zijn werk over snaartheorie heeft hij zich gericht op de vormen die extra dimensies kunnen aannemen. Zijn laatste boek is: 'Until the End of Time: Mind, Matter and Our Search for Meaning in an Evolving Universe' (Tot het einde der tijden: de geest, de materie en onze zoektocht naar betekenis in een zich ontwikkelend universum.), schrijver van o.a. 'The Elegant Universe'.
In zijn boek spreekt hij over de 'majesteit van de religie'.
Brian Greene: "Er is een neiging, zeker onder sommige wetenschappers die ik ken, om religie te beoordelen aan de hand van het al dan niet geven van feitelijke informatie over een objectieve realiteit. Maar dat is niet de juiste maatstaf om religie te beoordelen. Er zijn vele anderen die erkennen dat de waarde van religie wordt gevonden in haar mogelijkheid om een gemeenschapsgevoel te scheppen, om ons in staat te stellen ons leven in een grotere samenhang te zien, om ons door middel van rituelen te verbinden met onze voorouders, om de angst voor de sterfelijkheid te verlichten, onder andere zijn dit door en door subjectieve voordelen. Als ik mezelf als mens wil begrijpen en hoe ik in de lange keten van de menselijke cultuur pas die duizenden jaren teruggaat, dan is religie een zeer waardevol onderdeel van dat verhaal."
Het mag uit deze uitspraken duidelijk zijn geworden dat natuurkundigen bezig zijn de grenzen van het gebied van het stoffelijke te naderen en te overschrijden. Daarom besluit ik deze verzameling uitspraken met een woord van psychiater Carl Jung, die diepgaande gesprekken voerde met de Zwitserse natuurkundige Wolfgang Pauli:
"Vroeg of laat zullen de kernfysica en de psychologie van het onbewuste elkaar naderen wanneer beide, onafhankelijk van elkaar en vanuit verschillende richtingen, doordringen in het gebied van het buitenzintuiglijke." (In zijn boek 'Aion')
En Werner Heisenberg, Duits natuurlundige, sluit daarbij aan:
"De eerste slok uit de beker der natuurwetenschap maakt atheïstisch, maar op de bodem van de beker wacht God."
Martin Veltman, natuurkundige, Nobelprijswinnaar zei: "Wetenschap is krabben aan de wanden van de cel, waarin iemand ons heeft neergezet."
In verband met bovenstaande uitspraken zei de Franse filosoof Henri Bergson: "De wetenschap van de materie dient een onderdeel te zijn van de wetenschap van het leven en niet omgekeerd. De schepping is geen statisch geordend geheel - het leven is een creatief proces, het werk van een kunstenaar, een doelgericht gebeuren."
Van een heel andere kant werd dit onderwerp bekeken door Albertus de Grote (± 1193-1280), Duitse bisschop en theoloog, die Aristoteles' filosofie op de christelijke theologie toepaste. Van hem is de verrassend moderne uitspraak: "Het is natuurlijk interessant te zien hoe God door zijn wonderen steeds weer zijn natuurwetten doorbreekt, maar nog interessanter is het te onderzoeken, welke vaste patronen God in zijn natuur heeft neergelegd."
Hij had de moed niet voetstoots de bevindingen van de antieke wetenschap over te nemen, maar ze te beoordelen met eigen waarnemingen. Daarmee is hij een van de grondleggers van de moderne wetenschap. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste geleerden van de middeleeuwen en droeg de eretitel 'doctor universalis'. Hij schreef niet alleen over filosofische en theologische onderwerpen, maar ook over vraagstukken uit de natuurkunde, astronomie, scheikunde en aardrijkskunde. Zijn verzamelde werk beslaat 38 delen (Parijse editie van Borgnet, 1890-1898). Hij werd in 1931 door paus Pius XI heilig verklaard en tot kerkleraar uitgeroepen. Hij wordt vereerd als patroon van natuurkundigen en van studenten in natuurwetenschappen en theologie (bron: Dagelijks Bijbelcitaat).
Bernardo Kastrup, Ph.D. filosofie en Ph.D. computerwetenschappen.
Kastrup is directeur van Essentia Foundation. Zijn werk is toonaangevend voor de hedendaagse renaissance van het metafysisch idealisme: de opvatting dat de werkelijkheid in wezen geestelijk is. Hij is gepromoveerd in de filosofie (ontologie, filosofie van de geest) en gepromoveerd in de computertechniek (reconfigurable computing, kunstmatige intelligentie). Als wetenschapper heeft Bernardo gewerkt voor de Europese Organisatie voor Nucleair Onderzoek (CERN) en de Philips Research Laboratories (waar het 'Casimir Effect' van de kwantumveldentheorie werd ontdekt) en chipfabrikant ASML. Zijn ideeën zijn in uitvoerige vorm beschreven in vele academische artikelen en boeken, en zijn onder meer genoemd in 'Scientific American', 'Institute of Art and Ideas', 'Blog of the American Philosophical Association' en 'Big Think'.
Zijn stelling kan als volgt worden samengevat: Er is alleen kosmisch bewustzijn.
- Wij, evenals alle andere levende organismen, zijn slechts afgescheiden 'alter ego's' van het kosmische bewustzijn, omgeven door zijn gedachten.
- De levenloze wereld die wij om ons heen zien, is de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedachten.
- De levende organismen waarmee wij de wereld delen, zijn de uiterlijke verschijningsvormen van andere afgescheiden 'alters'.
De tekst van een video van VPRO Tegenlicht van 27 jan 2021
Bernardo Kastrup: "Het verhaal dat wij gewoonlijk op school te horen krijgen, is dat de materie de geest of eigenlijk het bewustzijn creëert. Maar wat ik zeg is, dat de materie laat zien, hoe bepaalde processen binnen het bewustzijn er uitzien. Wij zien in de laatste ontwikkelingen van de neurowetenschappen dat er redenen zijn om aan te nemen, dat de hersenen geen bewustzijn genereren.
In een videogenerator worden beelden gegenereerd, zichtbaar op het scherm. Hoe minder activiteit er is, hoe minder beelden er zijn, soms helemaal geen beelden. Maar in onze hersenen gaat het in bepaalde gevallen precies andersom. Van onze hersenen weten we nu, door de laatste resultaten van de neurowetenschap, dat er gevallen zijn [mijmeren, meditatie] waarin duidelijk minder hersenactiviteit leidt tot rijkere, intensere ervaringen. Hoe is dit te verklaren?!
Als je religie niet te letterlijk interpreteert, maar op een dieper niveau beoordeelt, dan schijnen de metaforen (symbolen, beeldspraak) te zeggen dat er iets is, wat trascendent is, achter de materie. Iets wat wij niet direct kunnen meten, zien of ervaren. Dat is dichterbij dan de realiteit die de wetenschap zelf tegenwoordig aantoont. De kwantumfysica suggereert dat er een diepere realiteit is dan materie [de natuurkundige beïnvloedt zijn eigen natuurkundeproef]. Er zit iets achter de materie, dat de materie zelf tot stand brengt."
Essentia Foundation publiceert, op een toegankelijke maar zorgvuldige manier, de laatste resultaten in wetenschap en filosofie die wijzen op de geestelijke aard van de werkelijkheid. Wij zijn toegewijd aan een strikte, academische benadering van het materiaal dat wij publiceren.
Van één van Kastrups boeken: 'Why Materialism is Baloney' (Waarom materialisme onzin is) is in Delta +, het Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin een boekbespreking verschenen van de hand van Peter Renaud.
terug naar de Inhoud
8. Leidse verklaring
Workshop Distinguishing Science and Metaphysics in Evolution and Religion
Werkgroep Onderscheiding van wetenschap en metafysica in evolutie en religie
from 27 Aug 2018 through 31 Aug 2018
Leidse verklaring over Evolutie en Religie
Wij, gelovige en seculiere biologen, filosofen, leraren, theologen en wetenschapshistorici, deelnemers aan de Lorentz workshop 'Distinguishing Science and Metaphysics in Evolution and Religion' 2018 in Leiden, Nederland, verklaren:
1. De evolutietheorie, zoals deze gedurende meer dan anderhalve eeuw is uitgewerkt, vormt op dit moment de beste wetenschappelijke verklaring voor de diversiteit, verspreidingspatronen, geschiedenis en nog steeds voortgaande ontwikkeling van het leven op aarde;
2. Deze theorie vormt een overkoepelend raamwerk voor de biologie dat essentieel is om levende organismen te begrijpen, en kent toepassingen in de geneeskunde, computerwetenschappen, ecologie, landbouw et cetera;
3. De evolutietheorie dient te worden onderwezen op zowel bijzondere als openbare middelbare scholen, op een wijze die haar onderscheidt van ideologische interpretaties ervan;
4. Wetenschappers, filosofen en religieuze gelovigen zijn het in het verleden soms oneens geweest over de evolutietheorie en zijn dat soms nog steeds; deze meningsverschillen zijn echter noch inherent aan de evolutietheorie, noch aan religie per se;
5. We dienen de onderscheiden rol van wetenschap en van religie (inclusief seculiere levensbeschouwingen) te respecteren: religieuze claims moeten niet boven gevestigde wetenschappelijke conclusies worden geplaatst; evenmin dienen de natuurwetenschappen gebruikt te worden om beweringen over metafysische aspecten van religies te doen;
6. In geval van botsingen of onenigheid is de beste oplossing het aangaan van een respectvolle dialoog;
7. We zullen waar mogelijk reageren op ongerechtvaardigde beweringen gemaakt in onze eigen discipline over andere disciplines en ons inzetten voor voortgaande respectvolle interacties.
Leidse Verklaring over evolutie en religie gepresenteerd
Op 30 oktober is in Amsterdam de 'Leidse Verklaring over evolutie en religie' gepresenteerd, waarin ruim vijftig wetenschappers stellen dat geloof en wetenschap niet met elkaar in strijd hoeven te zijn.
De verklaring is opgesteld naar aanleiding van een vijfdaagse workshop, eind augustus in Leiden, georganiseerd door evolutiebioloog Duur Aanen (Wageningen Universiteit) en theoloog Gijsbert van den Brink (Vrije Universiteit Amsterdam). Deelnemers uit een groot aantal verschillende vakgebieden, variërend van atheïsten via agnosten tot gelovigen uit verschillende religieuze tradities, luisterden naar lezingen over onder meer wetenschapsfilosofie, theologie, evolutiebiologie en onderwijs. Doel was meer begrip te kweken voor elkaars methodologie en conclusies.
Vooroordelen
Aanen: "De meest interessante observatie vond ik dat veel biologen onder de indruk waren van de argumenten en manier van denken van de theologen en filosofen, een groep wetenschappers die de meeste biologen nog nooit 'in levende lijve' hadden gezien en over wie zij soms vooroordelen hadden." Maar er waren ook pittige, soms felle discussies over de grenzen tussen natuurwetenschap en filosofie.
Bijzondere aandacht was er voor het onderwijs, zowel op (christelijke) middelbare scholen als in het hoger onderwijs. Docenten van christelijke scholen vertelden hoe zij met evolutie-onderwijs omgaan. En de Jordaanse evolutiebiologe dr. Rana Dajani vertelde dat het een voordeel is dat zij als docent een hoofddoek draagt: "Daarmee is duidelijk dat ik een praktiserend moslim ben, dus studenten die moeite hebben met evolutie op grond van hun geloofsovertuiging zijn dan bereid beter naar mij te luisteren."
Evolutietheorie
Na de vierde dag van de workshop is een concept slotverklaring opgesteld, die op de laatste dag is besproken. In de weken na de workshop volgde een verdere finetuning, waarna 51 deelnemers de verklaring onderschreven. De organisatoren zijn blij met deze uitkomst, zegt Van den Brink: "Het belang van de slotverklaring is dat we hiermee een aantal belangrijke uitganspunten hebben benoemd die het mogelijk maken zowel de evolutietheorie te accepteren als gelovig te zijn. En deze uitganspunten zijn onderschreven door een zeer diverse groep, variërend van atheïsten tot orthodoxe gelovigen van de belangrijke religies."
De verklaring stelt onder meer dat de evolutietheorie op dit moment de beste verklaring levert voor de ontwikkeling van het leven, nu en in het verleden. Bovendien staat de theorie centraal in de biologische wetenschappen en verdient het dus te worden onderwezen op school. De verklaring zegt ook dat religies niet misbruikt mogen worden om gevestigde wetenschappelijke conclusies te verwerpen; maar evenmin mogen de natuurwetenschappen misbruikt worden om beweringen over bovennatuurlijke aspecten van religies te maken. Waar er wrijving ontstaat roept de verklaring op tot een 'respectvolle dialoog'. En de ondertekenaars verklaren zich ook bereid om te reageren op onterechte beweringen die vanuit hun vakgebied over andere disciplines worden gedaan.
Bron: Geloof & Wetenschap
terug naar de Inhoud
9. Parapsychologie
In 1882 werd in Engeland het genootschap voor parapsychologisch onderzoek, de 'Society for Psychical Research' (SPR), opgericht. Sinds die tijd is er op wetenschappelijke wijze een overweldigende hoeveelheid feiten verzameld die het bestaan van paranormale verschijnselen aantonen. De moeilijkheid is alleen dat de onderzoeken die die feiten hebben opgeleverd, lastig te reproduceren zijn. Eenzelfde soort probleem doet zich voor in de kwantummechanica, waarin de uitkomsten van een onderzoek worden beïnvloed door de opzet ervan. ²)
Door paranormale verschijnselen te onderzoeken is het mogelijk gebieden van de werkelijkheid te ontdekken die nooit kunnen worden gevonden door alleen de stoffelijke wereld te onderzoeken. Door parapsychologisch onderzoek is in ieder geval aangetoond dat mensen beschikken over buitenzintuiglijke vermogens tot informatieverwerving en tot beïnvloeding van materiële processen puur door intentie.
In Nederland bestaan er de volgende instellingen voor wetenschappelijk parapsychologisch onderzoek:
- De Studievereniging voor Psychical Research (SPR)
- Het Parapsychologisch Instituut (PI)
1. De 'Studievereniging voor Psychical Research' (parapsychologie) werd op 4 oktober 1919 opgericht. Haar eerste voorzitter was prof. dr. G. Heymans (Groningen), de nestor van de Nederlandse psychologen.
De vereniging stelt zich ten doel het wetenschappelijke onderzoek van paranormale verschijnselen te bevorderen. Om dat doel te bereiken, ontplooit zij verschillende activiteiten. Zo organiseert zij jaarlijks de Dag van de Parapsychologie met lezingen over parapsychologische onderwerpen.
De SPR wil het vakgebied van de parapsychologie vertegenwoordigen in de academische wereld. Zij streeft ernaar om (opnieuw!) een leerstoel Parapsychologie te vestigen aan een Nederlandstalige universiteit. Vanuit de leerstoel zal zij door middel van cursussen belangstellenden in staat stellen kennis te maken met de onderzoeksmethoden en technieken op het gebied van de parapsychologie, de uitkomsten van dit onderzoek en de problemen die onopgelost bleven. Verder wil zij door het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek bijdragen aan het ontwikkelen van het vakgebied van de parapsychologie.
De 'Studievereniging voor Psychical Research' is een vereniging waar belangstellenden lid van kunnen worden.
2. Het Parapsychologisch Instituut (PI) in Utrecht is een instelling die zich richt op educatie, hulpverlening en ook parapsychologisch onderzoek. Door onderzoek wil zij meewerken aan het verdiepen van de kennis van paranormale verschijnselen. Met het aanbieden van cursussen, bibliotheek- en documentatiemateriaal en wetenschappelijke publicaties wil zij de wetenschappelijke wereld en geïnteresseerde leken in contact brengen met beschouwingen over paranormale verschijnselen en de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek.
Als instelling voor hulpverlening wil zij mensen helpen die vragen hebben over hun paranormale ervaringen of moeite hebben deze ervaringen te verwerken.
Het Parapsychologisch Instituut is een stichting waarbij iedereen zich kan aansluiten als donateur.
De SPR en het PI geven samen het Tijdschrift voor Parapsychologie en Bewustzijnsonderzoek (TVP&BO) uit.
Klik hier om een artikel van Rick Hanson over neuroplasticiteit uit dit tijdschrift te lezen.
--------------
¹) R. van Wees, De ecologische crisis en de materialistische geestverduistering in wetenschap en maatschappij, Civis Mundi, #2, 16 december 2010, en in Gamma, Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin, jrg. 17 (2010), nr. 2
²) H. Walach et al., Spirituality: The Legacy of Parapsychology, Archive for the Psychology of Religion 31 (2009) 277-308
*) "Het meest onbegrijpelijke aan het universum is, dat wij het kunnen begrijpen."
"The most incomprehensible thing about the universe is that it is comprehensible"
from "Physics and Reality" (1936), in Ideas and Opinions, trans. Sonja Bargmann (New York: Bonanza, 1954), p292. Cited by Frank Turek in "Stealing from God", pg 36
**) "Ik wil weten hoe God deze wereld heeft geschapen. Ik wil Zijn gedachten kennen, de rest zijn details."
"I want to know how God created this world .. I want to know His thoughts, the rest are details."
Quoted in Timothy Ferris, Coming of Age in the Milky Way, (New York, Morrow, 1988), 177.
terug naar de Inhoud
terug naar de serie 'godsaanwijzingen' in het Menu
^