Georges LeMaître


Bron: Quora, antwoord door Goran Aleksic

Het bestaan van God word door een deel van de wetenschappers ontkend. Maar het niet-bestaan van God kan door wetenschappers niet worden bewezen, althans, dat is tot nu toe nog niet gelukt. Intgendeel, er is een niet gering aantal wetenschappers dat in God gelooft.
Zoals de priester Mgr. Georges LeMaître, die de Nobelprijs voor natuurkunde in 1921 won. Hij was:
- een katholieke priester;
- doctor in de wiskunde aan de Katholieke Universiteit van Leuven;
- doctor in de astronomie aan het MIT;
- en professor in de natuurkunde aan de Katholieke Universiteit van Leuven.

LeMaître was de eerste die de Big Bang-theorie voorstelde en de uitdijing van het heelal berekende als een lineaire functie van de tijd; dit werd bekend als de Wet van Hubble, maar onlangs stemde de IAU ervoor om het de naam 'Wet van Hubble-Lemaître' te geven. Toen Einstein de lezing van LeMaître op Caltech hoorde, zei hij naar verluidt: "Dit is de mooiste en meest bevredigende verklaring van de schepping waarnaar ik ooit heb geluisterd."

Hij werd genomineerd voor de Nobelprijs voor natuurkunde (1954) en scheikunde (1956). Hij was dus een wetenschapper bij uitstek, maar bleef zijn leven lang een vrome katholiek, diocesaan priester en professor aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij werd lid van de Pauselijke Academie van Wetenschappen in 1936, waarvan hij voorzitter was van 1960 tot aan zijn dood in 1966. Hij was bevriend met de pausen Pius XII en Johannes XXIII, die hem in 1960 de titel Monseigneur verleenden.
Het is duidelijk dat hij geloof en wetenschap verenigbaar achtte. Zijn beroemde uitspraak over dit onderwerp is: "Er is geen conflict tussen wetenschap en religie. Zodra je beseft dat de Bijbel niet pretendeert een leerboek van de wetenschap te zijn, verdwijnt de oude controverse tussen religie en wetenschap."

Hij voelde zich volledig op zijn gemak met het idee dat noch de Bijbel noch de wetenschap de volledige waarheid was: "Ik was evenzeer geïnteresseerd in de waarheid vanuit het oogpunt van verlossing als in de waarheid vanuit het oogpunt van wetenschappelijke zekerheid. Het leek mij dat er twee wegen naar de waarheid waren en ik besloot om ze beide te volgen."
Hij zei ook: "De Bijbel weet niets van natuurkunde en natuurkunde weet niets van God."
En: "Voor zover ik zie, blijft [de Big Bang theorie] geheel buiten elke metafysische of religieuze vraag. Het laat de materialist vrij om elk transcendentaal Wezen te ontkennen. Hij kan, voor de kern van de ruimte-tijd, dezelfde geesteshouding aanhouden die hij heeft kunnen aannemen voor gebeurtenissen die zich op niet-singuliere plaatsen in de ruimte-tijd voordoen. Voor de gelovige verwijdert het elke poging tot vertrouwdheid met God, zoals de chiquenaude van Laplace of de vinger van Jeans waren. Het is in overeenstemming met de bewoordingen van Jesaja die spreekt over de 'verborgen God', verborgen zelfs in het begin van het heelal ... De wetenschap moet zich niet overgeven aan het heelal en wanneer Pascal probeert het bestaan van God af te leiden uit de veronderstelde oneindigheid van de Natuur, kunnen we van mening zijn dat hij in de verkeerde richting zoekt."

Hij was dus niet van mening dat de wetenschap de religie in diskrediet bracht of bekrachtigde. In feite was hij geërgerd toen Pius XII zei dat de oerknaltheorie bewees dat God het heelal had geschapen, en hij werkte samen met Daniel O'Connell, Pius' wetenschappelijk adviseur, om Pius ervan te overtuigen niet in het openbaar over het creationisme te spreken en geen uitspraken meer te doen over kosmologie.


terug naar Godsdienst en Wetenschap

terug naar het weblog







^