15 Tjièn - De bescheidenheid; Qian - Nederigheid
Vergelijking van de I Tjing-vertalingen van Richard Wilhelm en Alfred Huang Afdeling 1Wilhelm | Huang |
䷎ 15 Tjièn - De bescheidenheid | ䷎ 15 Qian - Nederigheid |
De volgorde | Volgorde van de gua |
Wie iets groots bezit, mag het niet te vol maken; | Na een grote oogst moet men niet vervuld zijn van voldoening en trots. |
daarom is het volgende teken: de Bescheidenheid. | Na grote oogst volgt derhalve nederigheid. |
Vermengde tekens De bescheidene heeft het gemakkelijk. |
|
Bijgevoegde oordelen Bescheidenheid toont het houvast van het karakter. Bescheidenheid eert en is lichtend. Bescheidenheid dient tot ordening der zeden. |
|
Het oordeel | Oordeel |
Bescheidenheid bewerkt welslagen. | Nederigheid. Voorspoedig en probleemloos. |
De edele brengt ten einde. | Voor een superieur mens is er een einde. |
Commentaar op de beslissing | Commentaar op het oordeel |
Bescheidenheid bewerkt welslagen; | Nederigheid. Voorspoedig en probleemloos. |
want de weg van de hemel is het naar beneden toe te werken en licht en klaarheid te scheppen. | Het is de Dao van de hemel om zijn energie naar beneden te sturen en op alle wezens te schijnen. |
De weg van de aarde is het nederig te zijn en omhoog te stijgen. | Het is de Dao van de aarde om zijn energie naar boven te sturen en zich te verbinden met de hemel. |
De weg van de hemel is het wat vol is leeg te maken en het bescheidene tot gedijen te brengen. | Het is de Dao van de hemel om het volle te verminderen en het nederige te laten groeien. |
De weg van de aarde is het wat vol is te veranderen en naar het bescheidene toe te doen vloeien. | Het is de Dao van de aarde om het volle af te wisselen en het volle nederig te maken. |
De geesten en de goden schaden het volle en brengen het bescheidene geluk. | Het is de Dao van geesten om het volle te schaden en het nederige te zegenen. |
De weg van de mens is het, het volle te haten en het bescheidene lief te hebben. | Het is de Dao van mensen om een hekel te hebben aan het volle en het nederige lief te hebben. |
Bescheidenheid die geëerd wordt, verbreid licht om zich heen. | De nederigheid wordt geëerd om zijn schittering te laten stralen. |
Bescheidenheid die nederig is, kan niet onopgemerkt blijven. | Wanneer de nederige in een lage positie is, hij verliest zijn principe niet. |
Dat is het einde, dat de edele bereikt. | En zo is de superieure mens in staat zijn principe tot het einde toe uit te voeren. |
Het beeld | Commentaar op het beeld |
Binnen in de aarde is een berg: het beeld van de Bescheidenheid. | Binnen de aarde is er berg. Een beeld van het nederige. |
Zo vermindert de edele wat teveel is en vermeerdert hij wat te weinig is. | In overeenstemming hiermee beperkt de superieure mens wat buitensporig is en doet groeien wat schaars is. |
Hij weegt de dingen tegen elkaar af en brengt ze in evenwicht. | Hij weegt de dingen en houdt ze in evenwicht. |
De afzonderlijke lijnen | Yao-tekst |
Beginzes: a. Een bescheiden-bescheiden edele mag gerust het grote water oversteken. Heil! |
1. Begin zes Nederig, nederig, de superieure mens maakt zich op om brede rivieren over te steken. Voorspoed. |
b. Een bescheiden-bescheiden edele kiest een lage plaats om op zijn hoede te zijn. | Nederig, nederig, de superieure mens maakt zichzelf nederig om nederigheid aan te kweken. |
Zes op de tweede plaats: a. Zich uitende bescheiden. Standvastigheid brengt heil. |
2. Tweede zes Nederigheid weerklinkt. Standvastig en rechtschapen zijn: voorspoed. |
b. Zich uitende bescheiden. Standvastigheid brengt heil. | Nederigheid weerklinkt. Standvastig en rechtschapen zijn: voorspoed. |
Hij draagt haar binnen in zijn hart. | Deugd komt uit de grond van het hart. |
Negen op de derde plaats: a. Een verdienstelijk-bescheiden edele brengt ten einde. Heil! |
3. Derde negen Nederig zwoegend, de superieure mens eindigt met voorspoed. |
b. Een verdienstelijk-bescheiden edele: al het volk gehoorzaamt hem. | Nederig zwoegend, de superieure mens. De menigte der mensen accepteert hem volkomen. |
Zes op de vierde plaats: a. Niets dat niet bevorderlijk zou zijn voor bescheidenheid in de beweging. |
4. Vierde zes Niets is ongunstig. Geef nederigheid de vrije hand. |
b. Niets dat niet bevorderlijk zou zijn voor bescheidenheid in de beweging. Hij overtreedt de regel niet. | Niets is ongunstig. Geef nederigheid de vrije hand. Hij schendt het principe niet. |
Zes op de vijfde plaats: a. Niet pochen op rijkdom tegenover zijn naaste. Bevorderlijk is het, met kracht aan te grijpen. |
5. Vijfde zes Niet rijk zijn. Samen met zijn buren, gunstig om zich bezig te houden met onderwerping. |
Niets, wat niet bevorderlijk zou zijn. | Niets is ongunstig. |
b. Bevorderlijk is het, met kracht aan te grijpen, om de weerspannigen te tuchtigen. | Gunstig om zich bezig te houden met onderwerping. Overwin hen die zich niet onderwerpen. |
Bovenste zes: a. Zich uitende bescheidenheid. |
6. Bovenste zes Nederigheid doen weerklinken. |
Bevorderlijk is het, legers te laten oprukken om de eigen stad en het eigen land te tuchtigen. | Gunstig om de menigte in beweging te zetten. Uw eigen staat te versterken. |
b. Zich uitende bescheidenheid. De wil is nog niet bereikt. | Weerklinken, nederigheid. Haar wil is nog niet uitgevoerd. |
Men mag gerust legers laten optrekken, maar dan om de eigen stad en het eigen land te tuchtigen. | Men zou kunnen handelen. Versterk eerst de eigen plaats. |
terug naar de hexagrammen
^