4 Meng - De jeugddwaasheid; Meng - Kindertijd
Vergelijking van de I Tjing-vertalingen van Richard Wilhelm en Alfred Huang Afdeling 1Wilhelm | Huang |
䷃ 4 Meng - De jeugddwaasheid | ䷃ 4 Meng - Kindertijd |
De volgorde | Volgorde van de gua |
Nadat onder aanvangsmoeilijkheden de wezens zijn geboren, zijn zij de eerste tijd steeds in onwetendheid gehuld. | Zhun verwijst naar wat net is geboren. Wat net is geboren is in zijn kindertijd. |
Daarom is het nu volgende teken de jeugddwaasheid. Want jeugddwaasheid beduidt de onwetendheid der jeugd. Dat is de jeugdtoestand der dingen. |
Na beginnen volgt derhalve de kindertijd. |
Vermengde tekens Jeugddwaasheid beduidt verwardheid en daarop volgend innerlijk inzicht. |
|
Het oordeel | Het oordeel |
Jeugddwaasheid heeft welslagen. Niet ik zoek de jonge dwaas, de jonge dwaas zoekt mij. |
Kindertijd. Welvarend en vreedzaam. Ik ben niet degene die de onwetende zoekt, de onwetende zoekt mij. |
Bij het eerste orakel geef ik antwoord. Twee-, driemaal vragen is lastig vallen. Wie mij lastig valt, geef ik geen antwoord. |
Bij de eerste divinatie geef ik licht. Uit herhaling spreekt minachting. Waar sprake is van minachting geef ik geen onderricht meer. |
Bevorderlijk is standvastigheid. | Geschikt om vastberaden en oprecht te zijn. |
Commentaar op de beslissing | Commentaar op het oordeel |
De jeugddwaasheid vertoont onder de berg een gevaar. Gevaar en stilstand: dat is dwaasheid. |
Ontwikkelde onwetende. Aan de voet van de berg ontstaan problemen. Moeite doet hem stilstaan. Het is onnozel gedrag. |
De dwaasheid heeft welslagen. Iemand, die slaagt, weet bij zijn handelen de juiste tijd te kiezen. |
De onwetende kan welvarend en vreedzaam zijn, als hij handelt in overeenstemming met de juiste tijd en het principe volgt van de middenweg. |
Niet ik zoek de jonge dwaas, de jonge dwaas zoekt mij. De twee posities zijn in harmonie met elkaar. | Het is niet zo dat ik de onwetende zoek, de onwetende zoekt mij. Zijn verlangen stemt overeen met het mijne. |
Bij het eerste orakel geef ik antwoord, omdat de positie vast en centraal is. | Bij de eerste divinatie geef ik licht. Hij was vast en in een centrale positie. |
Twee-, driemaal vragen is lastigvallen. Wie mij lastig valt, geef ik geen antwoord. Lastigvallen is dwaasheid. |
Uit herhaling spreekt minachting. Waar sprake is van minachting geef ik geen onderricht meer. Minachting tonen veroorzaakt onwetendheid. |
In een dwaas het goede te versterken, dat is een heilig werk. | Blootleggen van het bedekte is het voeden van het juiste karakter. Het is een heilige plicht. |
Het beeld | Commentaar op het beeld |
Aan de voet van de berg ontspringt een bron: het beeld van de jeugd. |
Een bron stroomt uit een berg. Symbool van een onontwikkelde onwetende. |
Zo ontwikkelt de edele zijn karakter door grondig te handelen. | In overeenstemming hiermee neemt de superieure mens alle moeite om deugdzaamheid met vastberaden daden te ontwikkelen. |
De afzonderlijke lijnen | Yao-tekst |
Beginzes: a. Om de dwaas de ontwikkelen is het bevorderlijk hem discipline bij te brengen. |
1. Begin zes Een onwetende verlichten. Gunstig voor het stellen van voorbeelden. |
Men moet de boeien afnemen. Zo doorgaan brengt beschaming. | Aan handen en voeten gebonden, op deze manier doorgaan: vernedering. |
b. Bevorderlijk is het de mens discipline bij te brengen. Namelijk om de wet nadruk te verlenen. | Gunstig voor het stellen van voorbeelden, hier is het om een norm vast te stellen. |
Negen op de tweede plaats: a. De dwazen in mildheid verdragen brengt heil. |
2. Tweede negen Grootmoedig zijn jegens een onwetende: voorspoed. |
De vrouwen weten te nemen zoals ze zijn, brengt heil. | Een meisje als vrouw nemen: voorspoed. |
De zoon is opgewassen tegen de huiselijke aangelegenheden. |
De zoon is in staat de familie te onderhouden. |
b. De zoon is opgewassen tegen de huiselijke aangelegenheden. |
De zoon is in staat de familie te onderhouden. |
Want vast en week staan in verbinding met elkaar. | De vaste en de wijkende reageren op elkaar. |
Zes op de derde plaats: a. Neem geen meisje dat zich niet weet te beheersen als zij een man ziet van ijzer en staal. Niets is gunstig. |
3. Derde zes Beloof niet om deze vrouw te nemen. Wanneer zij een knappe man ziet, verliest ze zichzelf. Niets is gunstig. |
b. Men moet zulk een meisje niet nemen, want haar levenswandel is niet in overeenstemming met de goede orde. |
Ga met deze vrouw geen relatie aan. Haar gedrag is onbezonnen. |
Zes op de vierde plaats: a. De jeugddwaasheid van een beperkte geest brengt beschaming. |
4. Vierde zes Een onwetende insluiten: vernedering. |
b. De beschaming der jeugddwaasheid van een beperkte geest komt voort uit de omstandigheid, dat zij het verste van de werkelijkheid verwijderd is. |
De vernedering van het insluiten van een onwetende. Ver van de betrouwbare. |
Zes op de vijfde plaats: a. Kinderlijke dwaasheid brengt heil. |
5. Vijfde zes De onwetende wordt verlicht. Voorspoed. |
b. Het heil van de kinderlijke dwaas komt daardoor, dat hij toegewijd en zachtmoedig is. | Voorspoed voor de verlichte. Ze komt overeen met nederigheid. |
Bovenste negen: a. Bij het bestraffen van de dwaasheid is het niet bevorderlijk overtredingen te begaan; bevorderlijk is alleen, overtredingen te weren. |
6. Bovenste negen De onwetende straffen. Niet goed om deze als vijand te behandelen. Gunstig om verdere schade te voorkomen. |
b. Bevorderlijk is het, overtredingen te weren, want daardoor volgen hoog en laag de goede orde. | Voorkomen van verdere schade. Hoogste en laagste gaan goed samen. |
terug naar de hexagrammen
^