43 Kwai - De doorbraak (De vastberadenheid); Guai - Uitschakeling
Vergelijking van de I Tjing-vertalingen van Richard Wilhelm en Alfred Huang Afdeling 2Wilhelm | Huang |
䷪ 43 Kwai - De doorbraak (De vastberadenheid) | ䷪ 43 Guai - Uitschakeling |
De volgorde | Volgorde van de gua |
Als de vermeerdering onophoudelijk doorgaat, komt er vroeg of laat een doorbraak. | Wanneer iets tot zijn uiterste toeneemt, zal het barsten. |
Daarom is het volgende teken: de doorbraak. | Na vermeerdering volgt derhalve het uitschakelen van twijfel. |
Doorbraak wil zeggen: vastberadenheid. | |
Vermengde tekens Doorbraak betekent vastberadenheid. Het sterke keert zich vastberaden tegen het zwakke. |
|
Bijgevoegde oordelen In de oertijd knoopte men koorden om te regeren. De heiligen uit later tijden voerden in plaats daarvan schriftelijke oorkonden in om de verschillende beambten te regeren en toezicht te houden op het volk. Dat ontleenden zij waarschijnlijk aan het hexagram de doorbraak. |
|
Het oordeel | Oordeel |
De doorbraak. Vastberaden moet men aan het hof van de koning de zaak bekend maken. | Uitschakeling. Afkondiging aan het koninklijke hof. |
Naar waarheid moet zij worden verkondigd. Gevaar. | Oprecht krijsen: er is tegenslag. |
Men moet zijn eigen stad verwittigen. | Verwittig de eigen stad. |
Niet bevorderlijk is het naar de wapenen te grijpen. | Ongunstig om de wapens op te nemen. |
Het is bevorderlijk iets te ondernemen. | Gunstig om ergens naar toe te gaan. |
Commentaar op de beslissing | Commentaar op het oordeel |
Doorbraak is zoveel als vastberadenheid. Het vaste verdringt vastberaden het weke. | Uitschakeling. Het is een besluit om iets uit te schakelen. De vaste schakelen de wijkende uit. |
Sterk en blijmoedig, dat is vastberaden en harmonisch. | Sterk en vreugdevol. Schakel harmonieus uit. |
Men moet de zaak aan het hof van de koning bekend maken. | Afkondiging aan het koninklijke hof. |
Het zwakke rust op vijf harden. Waarheidsgetrouwe verkondiging is gevaarlijk. |
Een wijkende staat op vijf vaste. Oprecht krijsen. Er is tegenslag. |
Dit gevaar leidt echter naar het licht. | Het gevaar blootleggen is om de uitschakeling briljant te maken. |
Men moet zijn eigen stad verwittigen. | Verwittig de eigen stad; |
Niet bevorderlijk is het naar de wapenen te grijpen. Wat die man hoog houdt, gaat teniet. | ongunstig om de wapens op te nemen. Vertrouwen op wapens, er is geen uitweg. |
Het is bevorderlijk iets te ondernemen, want de vasten groeien en brengen ten einde. | Gunstig om ergens naar toe te gaan. Wanneer de vasten groeien, zal de uitschakeling eindigen. |
Het beeld | Commentaar op het beeld |
Het meer is ten hemel opgestegen: het beeld van de doorbraak. | Water van het meer verzamelt zich in de hemel. Een beeld van uitschakeling. |
Zo schenkt de edele rijkdom naar beneden, | In overeenstemming hiermee, schenkt de superieure mens zijn rijkdom aan hen onder hem |
zonder bij zijn deugd lang stil te staan. | en houdt geen rekening met eigen verdienste. |
De afzonderlijke lijnen | Yao-tekst |
Beginnegen: a. Machtig in de voorwaarts schrijdende tenen. |
1. Begin negen De voorste tenen sterken. |
Gaat men heen en is men tegen de zaak niet opgewassen, dan begaat men een fout. | Naar voren gaan, niet in staat te wedijveren. In plaats daarvan ontstaat een fout. |
b. Als men heengaat zonder tegen de zaak opgewassen te zijn, is dat een fout. | Niet in staat te wedijveren, nog steeds vooruitgaan. Dit is een fout. |
Negen op de tweede plaats: a. Alarmroep. 's Avonds en 's nachts wapens. |
2. Tweede negen Alert zijn, krijsen. 's Avonds laat. Er zijn mannen met wapens. |
Vrees niets. | Wees niet bevreesd. |
b. Ondanks wapens geen angst: omdat men de weg van het midden heeft gevonden. | Er zijn mannen met wapens. Wees niet bevreesd. Hij verkrijgt het middelste pad. |
Negen op de derde plaats: a. Machtig te zijn in de jukbeenderen brengt onheil. |
3. Derde negen De wang versterken, er is tegenspoed. |
De edele is vastbesloten. Hij wandelt eenzaam en komt in de regen. | Superieure mens, uitschakelen, uitschakelen. Alleen lopen, de regen tegemoet. |
Hij wordt bespat en men mort tegen hem. Geen blaam. | Druipend, gek worden. Zonder blaam. |
b. De edele is vast besloten: dat is uiteindelijk geen fout. | Superieure mens, uitschakelen, uitschakelen. Uiteindelijk, zonder blaam. |
Negen op de vierde plaats: a. Op de dijen is geen huid en het lopen valt zwaar. |
4. Vierde negen Op de billen, geen huid. Naar voren gaan, moeilijk om te beginnen. |
Liet men zich leiden als een schaap, dan zou het berouw verdwijnen. | Bindt een ram vast, berouw verdwijnt. |
Doch als men deze woorden hoort, zal men ze niet geloven. | Hoor de woorden, geloof niet. |
b. Het lopen valt zwaar. De plaats is niet de passende. | Naar voren gaan, moeilijk om te beginnen. De positie is niet gepast. |
Als men deze woorden hoort, zal men ze niet geloven. Er is geen duidelijk begrip. |
Hoor de woorden, geloof niet. Hij is niet in staat het te begrijpen. |
Negen op de vijfde plaats: a. Tegenover het onkruid is onwrikbare vastberadenheid noodzakelijk. |
5. Vijfde negen Onkruid, uitschakelen, uitschakelen. |
In het midden wandelen blijft vrij van blaam. | Het middelste pad bewandelen, zonder blaam. |
b. In het midden wandelen blijft vrij van blaam. | Het middelste pad bewandelen, zonder blaam. |
Het midden is nog niet in het licht. | Het midden is niet helder genoeg. |
Bovenste zes: a. Geen roep. Ten slotte komt onheil. |
6. Bovenste zes Krijsen, geen antwoord. Aan het einde ligt tegenspoed. |
b. Het onheil van het niet roepen | De tegenspoed van krijsen zonder antwoord. |
mag men niet definitief laten voortduren. | Men kan hier niet langer blijven. |
terug naar de hexagrammen
^