De barmhartige Samaritaan


Etymologie
‘Barmhartig’ (mededogen hebbend), van ‘barmelijk’ (beklagenswaardig) en ‘erbarmen’ (ontfermen); het zijn oude woordafleidingen van het Latijnse miseréri: zich erbarmen, van L. miser: arm.
Het woord beschrijft de beklagenswaardige toestand van iemand, die daardoor bij de ander medelijden of beter medeleven oproept, wat aanzet tot 'ontferming': willen helpen.
Barmhartig duidt op het omzien naar elkaar en de helpende hand toesteken, als dat nodig is.

De barmhartige Samaritaan
(ChatGPT, door mij bewerkt)

De gelijkenis (parabel, kort verhaal om een bepaalde waarheid duidelijk te maken) van de Barmhartige Samaritaan is een van de bekendste gelijkenissen van Jezus, overgeleverd in het Evangelie volgens Lukas 10:25-37. Ze behoort tot de kern van Jezus' ethische onderricht als leraar en heeft door de eeuwen heen talloze theologische, morele en maatschappelijke interpretaties gekregen. Wat hieronder volgt is een wetenschappelijke en filosofisch-neutrale analyse van die gelijkenis, met aandacht voor haar historische samenhang, de hedendaagse religieuze betekenis en ethische en psychologische kenmerken.

1. De tekst zelf
De gelijkenis komt voor in een tweegesprek tussen Jezus en een wetgeleerde (Grieks: 'nomikos'), iemand die deskundig is in de Joodse Wet (Thora). De wetgeleerde vraagt Jezus:
"Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?"
Jezus antwoordt: "Wat staat er in de Wet geschreven?"
De man zegt: "U zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw kracht en geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf."
Jezus zegt: "U hebt juist geantwoord; doe dat, en u zult leven."
Maar de wetgeleerde wil zichzelf rechtvaardigen en vraagt: "Wie is mijn naaste?"
Daarop vertelt Jezus de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan.

De gelijkenis luidt (beknopt samengevat):
Een man daalt af van Jeruzalem naar Jericho en wordt overvallen door rovers. Ze beroven hem, slaan hem halfdood en laten hem achter.
Een priester komt langs, ziet de man, maar loopt voorbij. Even later komt een Leviet langs, ook hij ziet de man, maar gaat aan de overkant voorbij.
Tenslotte komt een Samaritaan langs. Hij krijgt medelijden, verzorgt zijn wonden met olie en wijn, tilt hem op zijn rijdier, brengt hem naar een herberg, en betaalt voor zijn verdere verzorging.
Jezus vraagt: "Wie van deze drie is volgens u de naaste van de man, die in handen van rovers viel?"
De wetgeleerde antwoordt: "Degene die hem barmhartigheid heeft bewezen."
Jezus antwoordt dan: "Ga en doe evenzo."

2. Historische en culturele context

2.1 De weg van Jeruzalem naar Jericho
De weg tussen Jeruzalem en Jericho was in de tijd van Jezus een beruchte, gevaarlijke route van ongeveer 27 kilometer, die door ruig en woest terrein liep, dalend van zo'n 1000 meter hoogte tot 250 meter onder de zeespiegel. Rovers lagen er vaak op de loer. Het verhaal is dus realistisch en geloofwaardig voor Jezus' hoorders: het incident dat hij beschrijft is iets wat iedereen kon overkomen.

2.2 De sociale lagen: priester, Leviet en Samaritaan
De priester en de Leviet waren leden van de tempeldienst in Jeruzalem. Zij vertegenwoordigen de religieuze elite van het Joodse volk. In de context van de Wet golden voor hen reinheidsvoorschriften: contact met bloed of lijken maakte een mens onrein, waardoor zij tijdelijk hun religieuze plichten niet mochten vervullen. Dit verklaart mogelijk hun afzijdigheid.
De Samaritaan daarentegen behoorde tot een verachte bevolkingsgroep. Samaritanen waren afstammelingen van de bevolking in het voormalige Noordrijk Israël, die na de Assyrische ballingschap (8e eeuw v.Chr.) vermengd was met niet-Joodse (Griekse) kolonisten. Ze hadden een eigen heiligdom op de berg Gerizim en golden voor de Joden als ketters of heidenen. Er bestond diep wantrouwen en vijandschap tussen Joden en Samaritanen (zie ook Johannes 4:9).

Het verrassende element van de gelijkenis is dus dat juist de verachte vreemdeling - niet de religieuze functionarissen - de ware 'naaste' blijkt te zijn.

3. Literair-theologische analyse

3.1 Structuur
De gelijkenis is compact, symmetrisch en retorisch meesterlijk opgebouwd:
1. Drie voorbijgangers (priester - Leviet - Samaritaan) → herhaling met crescendo.
2. Drie reacties → 'zien - voorbijgaan' versus 'zien - medeleven voelen - handelen'.
3. Drie handelingen van de Samaritaan:
- Hij verzorgt ter plaatse de wonden.
- Hij vervoert de gewonde naar een veilige plek.
- Hij betaalt voor verdere zorg en belooft terug te komen.

De structuur benadrukt een ethische escalatie: waar de eersten afstand houden, handelt de derde daadwerkelijk en medemenselijk.

3.2 De omkering van verwachtingen
In de toenmalige religieuze logica zou de priester als eerste geroepen zijn tot barmhartigheid. Zijn voorbijgaan schokt de hoorders. De Samaritaan daarentegen, die volgens de Joodse norm 'onrein' of 'verwerpelijk' was, wordt het toonbeeld van goddelijke liefde.
Dit is kenmerkend voor Jezus' onderwijsvorm: de paradoxale omkering van waarden (vgl. Mattheüs 20:16: "De laatsten zullen de eersten zijn"). De gelijkenis ondermijnt religieus etnocentrisme en wetticisme door te tonen, dat ware vroomheid zich toont in mededogen, niet in ritueel gedrag.

3.3 Jezus' slotvraag
Jezus herkadert de oorspronkelijke vraag van de wetgeleerde. De man vroeg: "Wie is mijn naaste?" - dat is, wie valt binnen de grenzen van mijn morele verplichting. Jezus draait de vraag om: niet "Wie is mijn naaste?", maar "Wie gedraagt zich als naaste?" De verschuiving is fundamenteel: naastenliefde wordt niet langer bepaald door afkomst, religie of nabijheid, maar door daadwerkelijke barmhartigheid.

4. Ethische betekenis

4.1 Van passieve tot actieve naastenliefde
De gelijkenis definieert liefde niet als alleen een gevoel, maar als daadwerkelijke hulp. De Samaritaan handelt, terwijl de anderen slechts toekijken. In moderne ethische termen is dit een verschuiving van een deontologische naar een virtue-ethische of care-ethische benadering: niet plicht, maar eigen medeleven bepaalt het juiste handelen.
De Samaritaan stelt zich kwetsbaar op: hij riskeert zelf gevaar (de rovers kunnen nog in de buurt zijn), hij gebruikt zijn eigen middelen en hij vertrouwt de herbergier met geld en verantwoordelijkheid. Liefde is hier dus onbaatzuchtig handelen, niet een berekende daad.

4.2 Barmhartigheid als kernwaarde
Het Griekse woord dat Lukas gebruikt voor 'barmhartigheid' ('eleos') verwijst naar een innerlijke bewogenheid. Het is hetzelfde woord dat in het Oude Testament Gods houding tegenover mensen beschrijft: 'chesed' - trouw, genade, mededogen.
De Samaritaan is dus een beeld van goddelijke barmhartigheid in menselijk handelen. Hij belichaamt wat Jezus elders samenvat in Lukas 6:36: "Wees barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is."

4.3 Ethiek zonder grenzen
De gelijkenis doorbreekt etnische, religieuze en morele grenzen. De naaste is niet de mede-Jood, maar elke mens die lijdt. Jezus' boodschap radicaliseert de Wet van Leviticus 19:18 ("Heb uw naaste lief als uzelf") tot een universele ethiek.
In moderne termen: het is een proto-humanistische visie, waarin de waarde van de mens niet bepaald wordt door identiteit, maar door zijn kwetsbaarheid en zijn behoefte aan hulp.

5. Psychologische en existentiële kenmerken

5.1 Herkenning en medeleven
De gelijkenis appelleert aan het menselijke vermogen tot medeleven - het vermogen om de pijn van de ander te voelen. De Samaritaan 'ziet' en 'heeft medelijden'. Deze combinatie van waarnemen en gevoelsmatig meeleven vormt de grondslag van zedelijk handelen.
Moderne psychologie bevestigt dit: zedelijke beslissingen ontstaan niet uit verstandelijke overwegingen, maar uit gevoelsmatige betrokkenheid met de ander. Jezus' verhaal toont dat morele groei begint met het zien van de ander, niet met het oordeel over wie de ander is.

5.2 De angst van de priester en Leviet
Vanuit psychologisch gezichtspunt is hun gedrag begrijpelijk: angst, vermijding van besmetting, morele zelfbescherming. Ze vergoelijken hun lijdzaamheid met religieuze redenen. Dit weerspiegelt een algemeen menselijk mechanisme: de tegenstrijdigheid tussen morele idealen en praktisch zelfbehoud. De gelijkenis toont ons dat de ware toets van geloof niet de leer is, maar medeleven.

5.3 De gewonde man als spiegelbeeld
Opmerkelijk is dat de gewonde man anoniem blijft. Zijn volksaard, religie of status worden niet genoemd. Dit laat toe dat elke toehoorder zich met hem kan verbinden. De mens die hulp nodig heeft, is 'iedereen' - en tegelijk kun jijzelf op een dag de hulpeloze zijn, die de ander nodig heeft. De gelijkenis heeft dus ook een existentiële lading: ze confronteert de mens met de wederzijdse afhankelijkheid van mensen.

6. Theologische interpretaties

6.1 Klassieke, christelijke uitleg
Vroege kerkvaders (zoals Origenes, Augustinus en Ambrosius) lazen de gelijkenis allegorisch:
- De gewonde man: de gevallen mensheid.
- De rovers: de zonde of de demonen.
- De priester en Leviet: de Wet en de profeten, die niet kunnen redden.
- De Samaritaan: Christus, die zich over de mens ontfermt.
- De herberg: de Kerk.
- De beloning: de beloften van genade.
- De terugkeer van de Samaritaan: de wederkomst van Christus.

Deze lezing herkent in de Samaritaan dus Christus zelf als de barmhartige redder. Hoewel modern bijbelonderzoek voorzichtig is met zulke symbolische interpretaties, blijft ze theologisch invloedrijk, omdat ze de gelijkenis inbedt in het heilshistorische verhaal over Jezus zelf.

6.2 Moderne exegese
Vanaf de 19e eeuw verschuift de interpretatie naar een ethische en sociale dimensie. De gelijkenis wordt gelezen als oproep tot naastenliefde, voorbij religieuze en culturele grenzen. In de context van het Evangelie volgens Lukas sluit ze aan bij het programma van universele barmhartigheid, dat door het hele evangelie heen klinkt: Jezus komt voor de armen, de zondaars, de vreemdelingen.

De Samaritaan is de modelleerling van Jezus' boodschap als leraar.

6.3 Relationele theologie
In recente theologische overwegingen (bijv. bij Paul Ricoeur, Emmanuel Levinas en Hans Küng) wordt de gelijkenis gezien als een paradigma (voorbeeld) van relationele ethiek: mens-zijn betekent verantwoordelijkheid nemen voor de ander. De vraag van Kaïn: "Ben ik mijn broeders hoeder?" (Gen. 4:9) wordt bevestigend beantwoord.
Levinas' filosofie van de 'Ander' (l'Autre) sluit hier nauw op aan: het gelaat van de ander roept een oneindige, morele plicht op. De Samaritaan ervaart die oproep direct, zonder dat een wet hem daartoe dwingt. De ethiek komt niet uit regels, maar uit hemzelf als mens en de ontmoeting met de medemens.

7. Sociaal-maatschappelijke implicaties

7.1 De universele naaste
De gelijkenis heeft eeuwenlang gediend als inspiratie voor sociale rechtvaardigheid en humanitaire zorg. De 'Barmhartige Samaritaan' is zelfs een vaste uitdrukking geworden voor wie spontaan hulp biedt aan een ander, ongeacht afkomst. De boodschap is dat naastenliefde geen grenzen kent - niet geografisch, niet religieus, niet cultureel.

7.2 De ethiek van betrokkenheid
In moderne samenlevingen, waarin techniek, bureaucratie en anonimiteit overheersen, functioneert de gelijkenis als kritiek op algemene onverschilligheid en institutionalisering van verantwoordelijkheid. De priester en Leviet kunnen model staan voor systemen die, uit angst of routine, lijden negeren. De Samaritaan vertegenwoordigt de onmiddellijke, menselijke betrokkenheid, die bureaucratie doorbreekt.

7.3 Interreligieuze dialoog
De keuze van Jezus om een Samaritaan - een 'ketter' uit Joods oogpunt - als moreel voorbeeld te nemen, heeft een diepe, interreligieuze betekenis. Ze nodigt uit tot erkenning van goedheid buiten de eigen religieuze grenzen. In een wereld van religieuze conflicten en moreel relativisme, benadrukt deze gelijkenis dat morele waarheid zich niet laat beperken tot één traditie.

8. Filosofische reflectie

8.1 Morele universaliteit en particulariteit
De vraag "Wie is mijn naaste?" raakt aan een fundamentele spanning in de ethiek:
- De persoonlijke plicht tot zorg voor verwanten en gemeenschap.
- De algemene plicht tot eerbied voor iedere mens.
De gelijkenis kiest ondubbelzinnig voor algemene geldigheid, maar niet abstract: ze verankert die in een rechtstreekse ontmoeting. Filosofen als Kant zouden zeggen: de Samaritaan handelt volgens de categorische imperatief - hij behandelt de ander als doel op zichzelf. Maar Jezus' boodschap gaat verder: hij handelt uit liefde (Grieks 'agapè'), niet enkel uit plicht.

8.2 De grenzen van rationaliteit
De Samaritaan volgt geen redenering, hij handelt spontaan vanuit medeleven. De gelijkenis suggereert dat ware moraliteit niet louter rationeel is, maar relationeel-gevoelsmatig. Ze herinnert eraan dat ethiek niet begint met definities, maar met 'zien', 'voelen' en onmiddellijk 'doen'.

8.3 De mens als gewetensvol wezen
De gelijkenis impliceert een antropologisch standpunt: de mens is wezenlijk relationeel en moreel aanspreekbaar. De mogelijkheid om de nood van de ander te zien en erop te reageren, is geen optionele deugd, maar de kern van het mens-zijn. In die zin definieert Jezus niet slechts wat goed gedrag is, maar wat het betekent om mens te zijn naar Gods beeld (vgl. Genesis 1:27), vertaald naar de ethische praktijk.

9. Vergelijking met andere tradities

De boodschap van de Barmhartige Samaritaan heeft parallellen in andere religies en filosofieën:
- In het boeddhisme: de deugd van 'karuña-' (mededogen) is de hoogste uitdrukking van verlichting.
- In het confucianisme: de plicht tot 'ren-' (menselijkheid) overstijgt status of afkomst.
- In de stoïcijnse filosofie: alle mensen maken deel uit van één kosmische gemeenschap (Marcus Aurelius, Meditaties VII,9).
- In de islam: barmhartigheid (rahma) is een van de centrale eigenschappen van God en de gelovige moet die weerspiegelen.

De gelijkenis van Jezus staat dus niet geïsoleerd, maar past in een universeel moreel patroon waarin medeleven het hoogste goed is.

10. Hedendaagse relevantie

10.1 De ethiek van nabijheid in de moderne wereld
In een globaliserende wereld, waar we dagelijks te maken krijgen met het lijden van verre vreemden - vluchtelingen, oorlogsslachtoffers, armoede - wordt de vraag "Wie is mijn naaste?" dringend. De gelijkenis herinnert eraan, dat morele betrokkenheid niet mag verdwijnen in informatieovervloed en psychologische afstand. Zien, voelen, handelen: dat blijft de orde van ware menselijkheid.

10.2 Hulp, macht en autonomie
De gelijkenis biedt ook stof tot kritisch nadenken over hulp en macht. De Samaritaan helpt zonder te vernederen, zonder te vragen naar schuld of verdienste. In moderne hulpverlening (ngo's, sociale zorg, tehuizen voor hulpzoekenden) blijft dat een uitdaging: hoe kan men helpen zonder paternalistisch te worden? De gelijkenis suggereert dat ware hulp relationeel en tijdelijk is: de helper verdwijnt zodra de ander weer kan staan.

10.3 De 'barmhartige samenleving'
De term 'barmhartige samenleving' duikt op in politieke en ethische debatten. De gelijkenis leert dat barmhartigheid niet neerkomt op liefdadigheid alleen, maar op structurele solidariteit, zoals burenhulp en 'naberschap'. In moderne termen zou men kunnen zeggen: een samenleving is moreel gezond wanneer zij de gewonde mens aan de kant van de weg niet als last, maar als hulpbehoevende medemens ziet.

11. Samenvatting en conclusie
De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is geen eenvoudig moraalverhaal, maar een radicale omkering van moreel perspectief. Waar de wetgeleerde grenzen zoekt ("Wie is mijn naaste?"), doorbreekt Jezus die grenzen ("Word zelf een naaste!"). Waar religieuze elites zich beroepen op reinheid en plicht, toont de Samaritaan wat ware heiligheid is: praktische, melevende zorg.
In theologisch perspectief belichaamt de Samaritaan het gelaat van God in menselijke daadkracht; in filosofisch perspectief toont hij de grondvorm van ethiek als verantwoordelijkheid voor de Ander; vanuit psychologisch gezichtspunt onthult hij de kracht van medeleven boven angst.

De gelijkenis nodigt uit tot voortdurende zelfreflectie, tot gewetensvol zelfonderzoek:
- Wie ben ik in dit verhaal - de priester, de Leviet, de gewonde, of de Samaritaan?
- Hoe ga ik om met de vreemdeling, de ander, de behoeftige?
- En vooral: durf ik te handelen, ook wanneer het mijn comfort aantast of identiteit doorbreekt?

Jezus sluit af met een eenvoudig maar wezenlijk gebod: "Ga, en doe evenzo." Breng als leerling het geleerde in praktijk. In die zin is de betekenis van de gelijkenis tijdloos: ze roept de mens op om de goddelijke barmhartigheid in zichzelf te herkennen en om in elke ontmoeting met de ander het heilige gelaat van de menselijkheid te zien.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^