Jezus' leerwijze - Gelijkenis van de verlorzen zoon

Jezus’ leerwijze is de gelijkenis of beeldspraak als een leerzaam verhaal uit het dagelijkse leven; het gaat daarbij steeds om de wijze waarop jij je gedraagt of de manier, waarop wij met elkaar omgaan.

De gelijkenis in Lukas 15:10-32. Het is gebruikelijk geworden deze gelijkenis aan te duiden met 'De Verloren Zoon' vanuit de aandacht voor de (vermeende) 'zonde' van de zoon, maar die wordt nu juist door hem overwonnen! Daardoor is een meer toepasselijke naam voor Jezus' gelijkenis: 'De Teruggekeerde Zoon'. Het is ook díe gebeurtenis, die door Rembrandt wordt uitgebeeld en die ook is te zien op vrijwel alle andere afbeeldingen over dit onderwerp.

Inhoud

Rembrandt van Rijn, De Verloren Zoon
Bron: Rijksmuseum, ets
1. De tekst
2. De betekenis
3. Wijs worden door eigen ondervinding
4. De onwerkzame plichtmatigheid
5. De vermogens als geweten en deugden
6. Als dood zijn en weer tot leven komen
7. De arend als voorbeeld
8. Petrus vat Jezus' leer samen in zijn
   2e Brief 1:3-11

1. De tekst
"Ik zeg u, er heerst vreugde in de geestelijke wereld ook over één zondaar, die tot inkeer komt."
Vervolgens zei Jezus: "Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij het deel van uw bezit, waarop ik recht heb.' De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.
Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.

Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon te worden genoemd; behandel mij als een van uw dagloners.' Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.

Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 'Vader,' zei zijn zoon tegen hem, 'ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon te worden genoemd.' Maar de vader zei tegen zijn knechten: 'Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.' En ze begonnen feest te vieren.


deel van een muurschildering
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: 'Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.' Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. Hij zei tegen zijn vader: 'Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.'
Zijn vader zei tegen hem: 'Mijn jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.'"

2. De betekenis
De betekenis van Jezus' vergelijking van de Verloren Zoon, is hét schoolvoorbeeld voor de menselijke, geestelijke ontwikkeling in de aardse leerschool:
(1) de zoon besluit zélf het ouderlijke huis te verlaten en de vader - hoewel zijn zoon kennende - maakt daar geen bezwaar tegen, (2) de zoon doet eigen, leerzame ervaringen op in de wereld, (3) hij komt door tegenslagen tot bezinning en (4) neemt daardoor zélf het besluit naar huis terug te keren (het woord 'religio' betekent: hérverbinding), (5) waar zijn vader hem verheugd tegemoet komt. (6) De zoon die altijd gehoorzaam was als zijn vader hem iets opdroeg, valt deze vreugde niet ten deel!

Jezus' Verloren Zoon (en dat zijn wij allen) beschikt blijkbaar over een vrije keuze en moet door eigen ondervinding met de gevolgen van die keuzes, tot zichzelf komen en zichzelf leren kennen, en zijn vader helpt hem daarbij door hem een kapitaal te schenken. Vervolgens moet hij zélf besluiten naar huis terug te keren, waarvoor hij zijn geestelijke vermogens zelfstandig moet gebruiken en daardoor geestelijk groeit!
De wijze vader laat toe dat de zoon fouten maakt (laat hem 'zondigen'), opdat hij daarvan zelf zal leren en zo op eigen kracht besluiten leert maken en zo zelfstandig, zelfwerkzaam, goddelijk wordt. Alleen met gelijkwaardigen kan God zich verenigen en hij doet dat door als vader zijn zoon tegemoet te komen op zijn weg terug naar huis.

3. Wijs worden door eigen ondervinding

Rembrandt van Rijn, De Verloren Zoon
Bron: Teylers Museum, ets
Wijs worden door te leren van de gevolgen van eigen besluiten en daden, is de beste leermethode en Jezus' is een rabbi, een meester die deze leermethode gebruikt. Bij die methode is het vanzelfsprekend dat er ook fouten kunnen worden gemaakt en hoe groter de fout, hoe groter de indruk en hoe leerzamer de ervaring. Door eigen fouten wordt de leerling op zichzelf teruggeworpen, komt zichzelf tegen, hij komt zo tot innerlijke overwegingen, leert zichzelf kennen en verwerft zelfbewustwording.
In verband met die leermethode wordt de menselijke geest in dit bestaan, in deze leerschool, door zich hier met zijn stoffelijke levensvorm te verbinden, schijnbaar aan zichzelf overgelaten om zo zelfstandig zijn vermogens te leren gebruiken door zelf besluiten te nemen en van de gevolgen te leren.
Door hem zijn vermogen te geven, werkt de vader eraan mee dat zijn zoon in belastende omstandigheden komt te verkeren en er door die omstandigheden toe wordt aangezet zijn geestelijke vermogens te gebruiken.

Door erin toe te stemmen dat de zoon zijn vermogen kreeg, werkte de vader eraan mee dat de zoon zich geheel overgaf aan zintuiglijke genietingen en zo 'geestelijk als dood' werd. Daardoor ontstonden de moeilijkheden, die de zoon ertoe aanzetten zijn geestelijke vermogens zelfstandig te gebruiken en daardoor zelf geestelijk 'weer tot leven kwam', waardoor hij zich zo gedroeg dat zijn vader hem weer kon 'vinden' en hem tegemoet kon komen om de hereniging met hem te gaan vieren.

4. De onwerkzame plichtmatigheid
De gehóórzame, oppassende zoon heeft altijd plichtmatig gedaan wat zijn vader hem vroeg en is daardoor altijd thuis gebleven, maar heeft daardoor niet zelfstandig een innerlijke ontwikkeling naar geestelijke zelfstandigheid meegemaakt; hij is daardoor zelf geestelijk onwerkzaam, lijdzaam gebleven, waardoor er ook niets is om te vieren.
Jezus doelt hier op de wettische godsdiensten, de moraaltheologie, waarbij de gelovigen de plicht hebben zich op een bepaalde wijze fatsoenlijk te gedragen, maar daardoor geen innerlijke zelfstandigheid ontwikkelen. Zij gedragen zich gehoorzaam en plichtsgetrouw, maar daar blijft het bij, zij komen geen stap verder op hun pad van geestelijke ontwikkeling: het bewust en beheerst zijn geestelijke vermogens leren gebruiken.

De zwakheid van wetten en plichten is dat men ze veronachtzaamt, als het er echt op aan komt. Als er zich verleidende omstandigheden voordoen, kunnen wetten en plichten terzijde worden gezet, doordat zij van buitenaf door anderen aan de bewuste persoon zijn opgelegd. Zij komen niet uit eigen vrije keuze uit de mens zelf, zijn daardoor niet zijn eigendom, behoren niet tot zijn eigenheid en kunnen daardoor aan kracht verliezen in beproevende omstandigheden.
Dat gebeurt minder met wetten die men zichzelf uit eigen vrije beweging heeft opgelegd, uit eigen, vrije keuze, zoals het geval is met het geweten en de deugden, vanwaaruit de mens wordt gedreven zichzelf de wet te stellen!

5. De vermogens als geweten en deugden
De verloren zoon kon door zijn vaders geld zijn eigen gang gaan, maar werkte zich daardoor in de moeilijkheden. Om zich daaruit te verlossen, moest hij zijn geestelijke vermogens bewust en beheerst leren gebruiken om de juiste besluiten te nemen en uit te voeren. Hij moest leren de dingen nauwkeurig waar te nemen om zich er zo bewust van te worden, hij moest leren de gebeurtenissen juist te overdenken en te doorvoelen om de juiste betekenis ervan te leren beoordelen, en moet dan besluiten er al dan niet iets mee te willen doen en dat ook uitvoeren.
Alleen dáárdoor groeit het bewuste en beheerste gebruik van de geestelijke vermogens en komen het geweten en de deugden tot ontwikkeling. Het geweten is: de vermogens in de ingekeerde instelling, waardoor de zoon door waarneming van het eigen gedrag tot zelfbesef komt, waardoor het denken en voelen worden gebruikt om de waarde van eigen gedachten, gevoelens en besluiten te beoordelen, om vervolgens de wilskracht te gebruiken het eigen gedrag in die richting te leiden, waarbij wordt overwogen de medemens te behandelen zoals de mens het zélf zou wensen te worden behandeld.
In de deugdzame, ontwikkelde toestand van de vermogens in de uitgekeerde instelling: wil de mens uit liefde (voelen) aandacht (waarnemen), begrip (denken) en geduld hebben (willen) met zijn medemensen.

Door deze ontwikkelde toestand van de geestelijke vermogens in de vorm van het geweten en de deugden ontstaat als vanzelf in de mens een geesteshouding, van waaruit je je uit eigen beweging inzet voor je medemensen alsof het jezelf betrof. Daardoor groeit er in de mensheid als geheel een gemeenschapszin, een eenheidsbeleving, waarin als vanzelf het besef ontstaat uit één bron te zijn voortgekomen: onze God. Uit naastenliefde komt dan op natuurlijke wijze godsliefde voort, en wordt de raad van Jezus God lief te hebben boven al en je naaste alsof het jezelf betrof, een uit zichzelf voortkomend gedrag, want dat is de natuurlijke toestand van de mensheid... maar het is helaas nog niet geworden, wat het zou kunnen zijn.

6. Als dood zijn en weer tot leven komen
Tot twee keer toe zegt Jezus: "Mijn zoon was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden." Door herhaling wordt ergens de nadruk op gelegd en is het blijkbaar van bijzonder belang. Het gaat om: 'dood gaan en weer tot leven komen' of 'verloren gaan en teruggevonden', ook die gebeurtenis wordt herhaald.
Het 'dood zijn' heeft in het spraakgebruik van de Tenach de betekenis: geestelijk als dood zijn, geestelijk onbewust en onwerkzaam zijn, maar waarbij de mogelijkheid behouden blijft, daarna ook weer tot leven te komen. Want immers, de menselijke geest is een verdichting uit en in de goddelijke algeest en is daardoor in feite als geest het eeuwige leven; maar dat leven kan in verschillende geestestóestanden verkeren en één van die geestestoestanden is die van de onbewuste vereenzelviging met dit tijdelijke bestaan, waarin de 'verloren zoon' terecht komt als hij besluit de wereld in te trekken (zich met de wereld te vereenzelvigen) en zich aan genot over te geven. Maar in hemzelf als de geest, het eeuwige leven zijn de geestelijke vermogens aanwezig, vanuit de goddelijke algeest aan de menselijke geest gegeven; door op zichzelf teruggeworpen te worden, wordt de geest ertoe aangezet zijn vermogens bewust en beheerst te gaan gebruiken om zich uit de moeilijkheden te redden. Daardoor 'komt de geest weer tot leven' en besluit zich weer tot het eeuwige leven van de goddelijke algeest te wenden: zijn vader en die te gaan zoeken.

In zijn gelijkenis zegt Jezus tegen ons:
Ooit ben je als mens uit vrije keuze op weg gegaan
om hier zélf levenservaring op te doen
en daardoor tot bezinning te komen en te groeien,
en dan uit éigen beweging terug te keren.

De geest is de bewuste levenskracht: een kracht heeft het vermogen in beweging te komen én zichzelf weer tot rust te brengen, om zich vervolgens vanuit die rusttoestand weer in beweging te zetten; die evenwichtige afwisseling tussen rust en beweging is het eeuwige leven en dat leven berust op de werkzaamheid van de vier geestelijke vermogens.
Ook in de rusttoestand bevindt zich door de geest als levenskracht daardoor altijd weer de mogelijkheid om in beweging te komen en in de beweging bevindt zich de mogelijkheid weer tot rust te komen.

7. De arend als voorbeeld
In Deuteronomium 32:11-12 is te lezen hoe God de mens in stilte begeleidt bij zijn ontwikkelingtocht over de aarde door ongemerkt zelfwerkzaam gedrag uit te lokken, door de mens ongemerkt ertoe aan te zetten uit zichzelf zijn vermogens te gaan gebruiken:
"Zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt, zo heeft God zijn volk geleid, hij alleen: geen andere god stond hem bij."

De arend voedt eerst zijn jongen op het nest door hen voedsel te geven, maar daarna vliegt de arend met voedsel in zijn klauwen over het nest heen en moeten de jongen ernaar opvliegen om het te bemachtigen, waardoor zij ertoe worden aangezet uit zichzélf op te vliegen. Valt er daarbij een van het nest af, dan schiet de arend naar beneden, vangt het jong op en brengt het weer op het nest.
Zo wordt ook de mens op aarde - in de toestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan - er in stilte toe aangezet uit zichzelf zijn vermogens te gaan gebruiken om zich voordoende moeilijkheden en gerezen vraagstukken op te lossen... en zo uit zichzelf geestelijk tot leven te komen.
Zo moedigt de moeder haar kindje aan de eerste stapjes alleen te zetten, door haar kindje een stoel te laten vasthouden, een klein eindje van het kindje af op haar hurken te gaan zitten, haar armen uit te strekken en dan haar kindje aan te moedigen zelf de eerste stapjes te zetten. Zij handelt dan op aarde zoals in de geestelijke wereld Gods geleidegeest.

8. Petrus was één van Jezus' twaalf leerlingen. In zijn 2e Brief 1:3-11 vat hij Jezus' leer kort en bondig samen:
(Petrus beschrijft hier Jezus' leer als geestelijke ontwikkelingsweg door het overwinnen van zelfgerichtheid en het ontwikkelen van de geestelijke vermogens, wat leidt tot Gods Koninkrijk in de geestelijke wereld.)
"Zijn (Jezus') goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een godsdienstig leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de zelfzucht en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur.
Span daarom al uw krachten [willen] in om uw geloof te verrijken met deugdzaamheid [denken en voelen], uw deugdzaamheid met kennis [waarnemen en denken], uw kennis met zelfbeheersing [willen], uw zelfbeheersing met volharding, uw volharding met godsdienstigheid, uw godsdienstigheid met liefde [voelen] voor uw broeders en zusters en uw liefde voor uw broeders en zusters met liefde voor allen.
Als u deze eigenschappen in overvloed bezit, is uw kennis van onze Heer Jezus Christus niet nutteloos, maar vruchtbaar. Wie ze niet bezit is kortzichtig, ja blind, en vergeet dat hij van zijn vroegere zonden gereinigd is. Span u daarom des te meer in om uw roeping en uitverkiezing waar te maken, broeders en zusters. Als u dit alles doet, komt u nooit ten val en zal u onbelemmerd toegang worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus."


terug naar de vragenlijst

zie ook Jezus' gelijkenis van de Verloren Zoon

terug naar het weblog







^