de advaita-filosofie
Deze vorm van wereldbeschouwing is afkomstig uit de hindoefilosofie en is door Boeddha meegenomen toen hij het hindoeïsme verliet en voor zichzelf begon (± 600 v.Chr.). In onze tijd heeft o.a. Osho daar weer de aandacht op gevestigd.
Ik beschrijf de geestestoestand die met 'advaita' (niet-twee) wordt bedoeld, uitgebreid in hoofdstuk 7 van Geestkunde. Ik acht het echter niet zo zinvol om een verschijnsel te benoemen met een ontkenning, met wat het níet is. Het is zinvoller te benoemen wat iets wél is en ik beschrijf die geestestoestand als de toestand van 'onbewuste vereenzelviging' met dit bestaan.
(Zo is een kernbegrip van Jung de 'individuatie', maar dat betekent letterlijk: 'on-gedeeld', terwijl hij in feite 'geestelijke ontwikkeling' bedoelt. Als ervoor wordt gekozen Latijnse woorden te gebruiken, noem het dan bijvoorbeeld 'development' of 'evolutie'.)
Die toestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan wordt veroorzaakt, doordat de geest - het levende - zich bij de geboorte en bij het ontwaken 's morgens vroeg verbindt met het lichaam - het niet levende. Doordat de geest zich hier met het tegendeel van zichzelf verbindt, kan de menselijke geest in dit stoffelijke bestaan zichzelf niet zijn. Daardoor verliest de geest het bewustzijn van zichzelf en raakt hier in de toestand van vergetelheid; in de Griekse mythologie omschreven als het worden ondergedompeld in de rivier de Lethe, letterlijk de rivier van de dood. De geest wordt als een dode voor zichzelf, denk aan de vallei met 'levende doden' die aan Ezechiël werd getoond, zie: de vallei met levende doden, eenzelfde omschrijving van die toestand.
Bij het ontwaken vloeien aandacht en toewijding vervolgens geheel uit de geest weg en gaan over in dit bestaan... waardoor men werkelijk denkt dat dit alles is wat er is! Deze toestand benoem ik als de onbewuste vereenzelviging met het lichaam en met dit bestaan. De geest wordt daardoor hier als een onwerkelijkheid ervaren, terwijl dit bestaan als de enige werkelijkheid wordt gezien. (Het is door deze toestand dat de betekenis van het boek Geestkunde niet wordt begrepen.)
Daardoor ontstaat de toestand die in de hindoefilosofie wordt beschreven als 'dvaita', tweeheid. Dit is de toestand dat de mens is opgegaan in de veelheid van dit bestaan en niet meer ziet, dat alles in wezen een éénheid is. Alles is immers voortgekomen uit de goddelijke algeest door verdichting van het licht en de warmte van de algeest bij de schepping van dat alles.
Het feit dat dit hier in deze wereld verblijvend niet meer wordt beseft, is de oorzaak van alle leed (door Boeddah aangeduid met de Vier Edele Waarheden).
Als de menselijke geest door het beoefenen van zelfbezinning geheel tot zichzelf komt, komt die ook bewust in de toestand waarin de geest een verdichting is in de goddelijke algeest. Doordat álles zo'n verdichting is, voelt de mens die deze toestand bereikt, zich ook met alles verbonden: de mystieke geestesgesteldheid.
terug naar het overzicht
terug naar het weblog
^