De evolutie van god

Publicatie van Kennislink, 28 januari 2009

Waarom geloven mensen over de hele planeet, in alle culturen, in een god of 'iets hogers'. Dat komt doordat in de loop van miljoenen jaren ons brein zo is geëvolueerd.
Wetenschappers zijn het echter oneens over de vraag waarom dat zo is gebeurd:
- was geloof goed voor onze overlevingskansen,
- of is ons gelovige brein een toevallig bijproduct van de evolutie?

Eén ding is volgens de wetenschap zeker: een god had er zelf weinig mee te maken.
Door Asha ten Broeke

1. Overlevingskansen
In 1920 arriveerde Frank Hurley - een Australische wetenschapper - in een watervliegtuig op Nieuw-Guinea. De oorspronkelijke bewoners van dit eiland hadden nog nooit zoiets gezien. Ze dachten dat het vliegtuig een levend wezen was en Hurley en zijn piloot werden verwelkomd als goden.
Meer 'goden' volgden, die allerlei mysterieuze dingen deden. Ze hadden doosjes bij zich waar ze tegen praatten en waar dan weer andere stemmen uitkwamen. Het leek wel op een soort ritueel. En als de 'goden' dit ritueel goed uitvoerden, werden er vrachtschepen met goederen gezonden door de andere goden.
Vanuit ons moderne wereldbeeld klinkt het alsof de inwoners van Nieuw-Guinea niet bijster snugger waren. Wij weten immers dat een watervliegtuig geen magische vogel is en dat mysterieuze, pratende doosje is een gewoon een radio. Maar, zo schrijft schrijver en uitvinder Arthur C. Clarke, "Elke technologie die voldoende geavanceerd is, is niet te onderscheiden van magie". En dus verklaarden de eilandbewoners wat zij zagen op die manier: magie, het werk van goden. Niet omdat ze dom waren, maar doordat in het menselijk brein nu eenmaal geneigd is in iets hogers te geloven.

Een aarde bevolkt met gelovige breinen
Er is op aarde geen cultuur te vinden waarin geloof - in magie, in geesten of in goden - geen belangrijke rol speelt. Dat vertelt ons dat dit 'vermogen om te geloven' naar alle waarschijnlijkheid al vroeg in de evolutie van de mens is ontstaan.
Toen onze gemeenschappelijke voorouders uit Afrika trokken en de continenten bevolkt raakten met homo sapiens, namen ze een gelovig brein met zich mee. Dat we erg verschillende dingen geloven, maakt daarbij weinig uit - dat is de culturele invulling van onze drang om iets hogers te herkennen in de wereld om ons heen.

De verspreiding van homo sapiens over de planeet. Ons gelovige brein is waarschijnlijk al ouder dan deze eerste grote volksverhuizing. Onze voorouders die uit Afrika de wereld bevolkten brachten dus hun geloof mee. (In het rood de homo sapiens, in het geel de neanderthalers en in het groen de vroege homoniden, zoals homo erectus en homo ergaster).

Maar hoe en waarom is dit gelovige brein precies geëvolueerd? Daarvoor wenden we ons tot Darwin. Hij stelde dat een eigenschap blijft bestaan, als het een voordeel oplevert waardoor je meer nakomelingen krijgt.
Dat kan op twee manieren:
- bepaald erfelijk gedrag - zoals geloven in een god - vergroot je overlevingskansen; hierdoor leef je langer en ben je dus in staat meer kinderen te verwekken of te baren;
- het kan ook zijn dat geloven je tot een aantrekkelijker partner maakt, waardoor meer mensen een kind met je willen maken; wanneer je het vermogen om te geloven vervolgens samen met je genen doorgeeft aan je kind, blijft het gelovige gedrag bestaan en kan het zich zelfs verder verspreiden onder de menselijke populatie.

VMAT2, oftewel: het 'godgen'
Het was groot nieuws in 2004: moleculair bioloog Dean Hamer maakte in zijn boek 'The God gene: how faith is hardwired into our genes' bekend dat hij het gen had gevonden dat zorgt dat we in een god geloven. Of althans, dat we geneigd zijn om in 'iets hogers' te geloven. Een soort spiritualiteitsgen dus, dat door minder poëtische wetenschappers ook wel VMAT2 wordt genoemd. Tot dat moment stond het te boek als een gen dat hielp bij de aanmaak van stofjes in het brein, die op hun beurt weer een rol spelen bij hoe we ons voelen.
VMAT2 is overigens niet het enige gen dat betrokken is bij geloof, benadrukt Dean Hamer nog. Maar het gen is duidelijk wel vaker aanwezig bij zeer spirituele mensen dan bij de ongelovige Thomas.

Wetenschapsjournalist en evolutie-expert Carl Zimmer waagt dat te betwijfelen. Hij wijst erop dat Hamer zijn onderzoek over het godgen niet aan de kritische blik van vakgenoten heeft durven onderwerpen: hij schreef immers alleen een boek en publiceerde niet (ook) in een vakblad. Zimmer heeft ook wel een idee hoe dat komt. Volgens hem is de statistische onderbouwing bij het godgen twijfelachtig: slechts één procent van het verschil in spiritualiteit tussen de 'gelovigen' en de 'ongelovigen' kan Hamer in zijn onderzoek verklaren door de aan- of afwezigheid van VMAT2.


Van sjamaan tot kerk
Als je kijkt naar hedendaagse religies dan lijkt het onwaarschijnlijk dat gelovige oermensen zo'n darwinistisch voordeel hebben gehad dat de ongelovigen niet hadden. Neem bijvoorbeeld het katholicisme: een geloof dat onder meer zijn trouwste volgelingen aanmoedigt om celibatair te leven en dus helemaal geen kinderen te krijgen. Het is lastig te zien hoe dit bijvoorbeeld zorgt voor meer nakomelingen. Maar zo'n vergelijking is niet helemaal eerlijk. Want toen onze voorouders evolueerden tot gelovigen, bestond het katholicisme nog helemaal niet.

De Amerikaanse psycholoog Matt Rossano denkt dat de evolutie van god in plaats daarvan begonnen is met het oproepen van extase door rituelen. In de loop van tienduizenden jaren ontwikkelde dit gebruik zich tot sjamanisme. Een sjamaan is vaak de enige van een stam die daadwerkelijk contact heeft met goden of de geesten van de voorouders, hoewel de hele stam in hun bestaan gelooft.
Pas in de late steentijd ontwikkelt zich hieruit iets dat lijkt op geloof en religie zoals we dat vandaag de dag in de Westerse wereld kennen. Maar dat was zo'n 40.000 tot 10.000 jaar geleden en dus lang nadat homo sapiens zich over de aarde had verspreid. De basis voor ons gelovige brein ligt dus waarschijnlijk voor die tijd, toen sjamanen zich nog om de jager-verzamelaarstam bekommerden.

Genezen door een oerplacebo
Juist in de voordelen van zo'n stamsjamaan ziet de Amerikaanse onderzoeker Stephen Sanderson een aanwijzing dat zo'n gelovig brein inderdaad een direct evolutionair voordeel oplevert. Een sjamaan gebruikt zijn band met het hogere om mensen te genezen, aldus Sanderson. Dat doet hij door de zieke 'in hogere sferen' te brengen: door allerlei rituelen verandert de bewustzijnstoestand van de patiënt in een soort trance. Nadat de patiënt uit die trance komt, wordt hij genezen verklaard.
Dankzij de moderne geneeskunst weten we dat trance geen kanker kan genezen. Maar, verklaart Sanderson, veel ziekten hebben een psychische component. En als je geloof maar sterk genoeg is, is er misschien niet altijd genezing maar vaak zeker wel enige verlichting van het lijden mogelijk. Sjamanisme is dus een soort oerplacebo. Dat maakt geloven evolutionair voordelig - want geloof je er niet in, dan word je ook niet beter.
Het verband tussen geloof en gezondheid bestaat nog steeds. Harold George Koenig keek samen met twee collega's naar honderden onderzoeken en vond aanwijzingen dat: geloof de bloeddruk verlaagt, geloof bovendien minder depressief maakt, minder angstig en minder suïcidaal. Volgens evolutiebioloog Robin Dunbar zijn gelovigen gelukkiger. De Amerikaanse demograaf Hummer concludeert bovendien dat kerkgangers van twintig jaar oud gemiddeld zo'n 8,7 jaar langer leven dan hun leeftijdsgenoten die nooit naar de kerk gaan.
En, zo weten we sinds Darwin: langer leven betekent meer seks, en meer seks betekent meer nakomelingen. Als geloof zorgt voor een betere gezondheid dan is het dus evolutionair voordelig.

2. Geloof is toeval
Toch zijn lang niet alle wetenschappers het eens met de gedachtegang dat we een gelovig brein hebben omdat we daar gedurende de evolutie als individu voordeel van hebben gehad. Evolutiebioloog Richard Dawkins toont zich in zijn boek 'God als misvatting' niet onder de indruk van de onderzoeken die stellen dat geloven gezond maakt: "Er is enige grond om aan te nemen dat godsdienstig geloof mensen vrijwaart van stressgebonden aandoeningen. Heel krachtig is dat bewijs niet, maar als het inderdaad zo blijkt te zijn, is dat niet zo verrassend."
Dawkins schrijft dit effect toe aan dezelfde placebowerking die Sanderon gebruikte om sjamanistische genezingen te verklaren: als je gelooft dat het werkt, zal het inderdaad wel wat schelen. Maar dat bewijst niet dat je van hogerhand bent genezen.
Hummer probeerde aan te tonen dat gelovigen langer leven. Volgens Dunbar zijn ze bovendien gelukkiger. Dawkins is niet onder de indruk van het bewijs dat geloven daadwerkelijk een helende werking heeft.

Veel wetenschappers (waaronder Dawkins) zien meer van ander idee over de evolutie van god: zij denken dat ons gelovige brein een toevallig bijproduct is van andere hersenontwikkelingen. De vraag is alleen: op welke evolutionair handige vermogens heeft geloof dan 'meegelift'?
Matt Rosanno - die eerder liet zien hoe geloof zich heeft ontwikkeld gedurende de evolutie - denkt dat het voornamelijk komt door onze vaardigheid om in andere mensen en allerlei fenomenen intenties en beweegredenen te ontdekken. Om dit goed te kunnen zien er in onze vroege voorouders twee denkpatronen ontstaan. De eerste is dat ons brein in bijna alles een handelend wezen met een vooropgezet plan probeert te ontdekken (verpersoonlijking). Daarnaast zien we overal oorzaken en gevolgen oftewel causale relaties, ook waar die er helemaal niet zijn.

Dit klinkt allemaal nogal abstract, maar een oud experiment van Fritz Heider en Mary-Ann Simmel laat meteen zien wat Rossano, Dawkins en de andere 'bijproducters' bedoelen. In het begin van de jaren '40 lieten ze een filmpje aan hun proefpersonen zien, waarin een roze cirkeltje dat in een vierkant zit, bij een blauw driehoekje erbuiten wil komen, maar daarbij wordt gehinderd door een grote grijze driehoek. Ze vroegen te beschrijven wat er op het filmpje te zien is.
Veruit de meeste proefpersonen vertelden ongeveer het volgende verhaal: "De cirkel en de kleine driehoek zijn verliefd. Daarom probeert de cirkel uit zijn schuilplaats te komen, om bij de kleine driehoek te zijn. Maar de boze grote driehoek houdt de cirkel tegen. Gelukkig komt de kleine driehoek zijn geliefde redden en samen ontsnappen ze aan de grote driehoek door in het vierkant te kruipen, waar de grote driehoek hen geen kwaad kan doen."

Dit klinkt allemaal heel logisch - en gelukkig loopt het goed af - maar in feite is het totale flauwekul. De cirkel en de driehoeken bewegen maar wat over het scherm, zonder dat de ene beweging de andere veroorzaakt. En ze hebben zeker geen plan of emoties; het zijn tenslotte geometrische vormen. Maar zonder de evolutie van dit denkpatroon was onze soort waarschijnlijk al lang uitgestorven.
Stel je maar eens voor dat je in het hoge gras van de savanne staat. Vanuit je ooghoeken zie je iets bewegen. Je brein werkt razendsnel. Bewegend gras - dat zou veroorzaakt kunnen worden door een sabeltandtijger! En wat wil die sabeltandtijger? Mij, als lunch! Wegwezen dus. Een voorouder zonder die razendsnelle gedachtegang overleeft niet lang genoeg om veel kinderen te maken.

Geloof voor de geloofsmemen
In zijn boek God als misvatting oppert Richard Dawkins nóg een verklaring voor de evolutie van ons gelovige brein. Dawkins veronderstelt dat er naast genen - de dragers van biologische informatie - ook dragers van culturele informatie zijn: 'memen'. Memen gedragen zich net als genen. Zo worden ze vrijwel ongewijzigd overgedragen van het ene individu op het andere, totdat er spontaan eens een foutje in sluipt. Blijkt dit foutje zo zijn voordelen te hebben, dan blijft het gewijzigde mem bestaan. Anders verdwijnt het weer.

Wat heeft dit nou met god te maken? Dawkins denkt dat god misschien niet zozeer in de genen, alswel 'in de memen' zit. Een groepje memen (ook wel memplex genoemd) is dan verantwoordelijk voor onze neiging te geloven. Zo is er bijvoorbeeld een mem voor geloven in leven na de dood en een mem voor het accepteren van het bestaan van een god zonder dat je daar bewijs voor hebt. In deze visie van Dawkins is geloven dus een puur cultureel verschijnsel, al kan het al wel heel lang geleden zijn ontstaan.
De memplexverklaring wijkt af van de andere theorieën over de evolutie van god, omdat geloof als memplex kan bestaan zonder verder voordeel voor het individu. Zelfs in de theorie die zegt dat geloof een bijproduct is, is het nog het bijproduct van een evolutionair handig denkpatroon. Dawkins geloofs-memen blijven echter bestaan, puur en alleen voor het voortbestaan van diezelfde geloofsmemen; ze zijn zelfzuchtig.
Dit alles heeft overigens op dit moment nog weinig natuurwetenschappelijke waarde. Dawkins' theorie is vooral filosofisch interessant, want hij heeft nog geen manier gevonden om zijn idee te toetsen. Of er echt memen bestaan en of die zich zo gedragen als Dawkins beweert, blijft vooralsnog de vraag.

Hoe leidt dit alles nou tot een gelovig brein? Zoals we aan het Heider-Simmel experiment zagen, zijn de denkpatronen niet waterdicht: we passen ze ook toe als er eigenlijk helemaal geen wezen met een plan of causale relatie te bekennen is. Wanneer een van onze voorouders werd geconfronteerd met een toevallige gebeurtenis - bijvoorbeeld een bosbrand waarbij de helft van zijn stam omkwam - zorgde deze denkpatronen dat zijn brein naarstig op zoek ging naar een verklaring. Die was er niet - toeval heeft geen verklaring - en dus verzon zijn brein er een. Bijvoorbeeld: er is een soort opperwezen die we boos hebben gemaakt en toen heeft hij ons gestraft met brand en verdoemenis.

Geloven volgens Darwin
Welke theorie juist is, weten we niet. Ze zouden zelfs allebei juist kunnen zijn. Het is zoals Rossano zegt: "Van gedrag en geloof vind je geen fossielen." Wat we wel weten is dat het menselijke brein in de loop van miljoenen jaren een enorm vermogen heeft ontwikkeld om te geloven in 'iets hogers'. En dat geloof is ontstaan volgens de principes van Darwin's evolutieleer - en niet dankzij een god.

Matt Rossano publiceerde zijn artikel onder de titel 'The Religious Mind and the Evolution of Religion' in het vakblad Review of General Psychology. Stephen Sanderson's artikel verscheen vorig jaar onder de titel 'Adaptation, evolution, and religion' in het vakblad Religion.


terug naar de vragenlijst

terug naar atheïsme


Boekbespreking van Matthew Kneale: De geschiedenis van het geloof volgens een atheïst
Gepubliceerd op Scientias.nl
"De mensheid had niet zonder geloof gekund."

"Verbeelding regeert de wereld." - een uitspraak die ooit werd gedaan door Napoleon Bonaparte en zeer toepasselijk is op het nieuwe boek van Matthew Kneale: De geschiedenis van het geloof volgens een atheïst. Want volgens hem is religie het grootste project van de verbeelding van de mens, zo vertelt hij aan Scientias.

Geboren als zoon van twee atheïsten, groeide Kneale op in Engeland. Vragen als "Waarom hebben mensen goden uitgevonden?" intrigeren hem al zijn hele leven. Met zijn nieuwe boek, dat vanaf januari verkrijgbaar is, probeert hij daar een antwoord op te geven.

Verbeelding
Mensen zijn creatief. Als er iets is waarin dat tot uiting komt is het wel in religie. Al tienduizenden jaren lang bedenkt de mens geesten, goden, verhalen en fabels vanuit zijn creativiteit. "Wij hebben de hemel, de hel, engelen, de duivel en het einde van de wereld gecreëerd," voegt Kneale toe. "Religie is een inspiratie voor een constante stroom van verbeelding."

Ideologieën hebben veel weg van een religie
In zijn boek onderzoekt Kneale ook ideologieën zoals het Marxisme en nazisme. "In het algemeen wordt aangenomen dat deze zuiver politiek van aard zijn, maar in bepaalde opzichten lijken zij veel op religies. Veel van hun ideeën zijn afkomstig uit eerdere religieuze denkbeelden die je niet zo snel met de politiek van de twintigste eeuw in verband brengt".

Waarom geloven mensen?
De reden om te geloven in een god of een ander fenomeen heeft vooral te maken met de onzekere wereld waarin wij leven. "Mensen willen geruststelling en troost en dat vinden zij in iets wat zij kunnen begrijpen." Hoewel wij tegenwoordig de wereld om ons heen een stuk beter begrijpen dan vele generaties vóór ons, maakt onzekerheid nog steeds deel uit van ons bestaan.
De groeiende wetenschap brengt daar niet altijd verandering in. Zo weten wij dat op een dag onze zon ermee ophoudt en daarmee ook onze planeet. Dat is voor veel mensen een beangstigend feit. "De werkelijkheid kan ons klein en onbelangrijk laten voelen en velen van ons willen of kunnen dit niet accepteren."

Geloof heeft ons veel gebracht

Toch denkt Kneale dat mensen steeds sterker worden om de wereld te zien zoals deze werkelijk is. "Geloof heeft ons ontzettend veel gebracht. Veel van de menselijke wereld is erdoor geïnspireerd. Religie heeft bijzondere en mooie architectuur, kunst, taal en verhalen opgeleverd. Uiteindelijk zal de mens een punt bereiken dat hij kan genieten van de religieuze rijkdom die onze wereld te bieden heeft, zonder intens te geloven."

Geloof als inspiratie voor onze grootste uitvindingen

"Inzicht in de geschiedenis van de mensheid kan zeker niet alleen verworven worden door logica en wetenschap, maar vooral ook door vurige, emotionele en soms buitenissige vormen van geloof." Als we kijken naar de belangrijkste uitvindingen van de mens, kunnen we niets anders dan vaststellen dat ook hier religie een grote rol in heeft gespeeld. Zo schrijft Kneale in zijn boek over grote doorbraken als landbouw, boekdrukkunst, het schrift en buskruit. Allemaal hebben ze hun ontstaan voor een groot deel te danken aan religie.
Zo offerden mensen 11.000 jaar geleden in een tempel op een berg in Turkije zaden aan hun goden. Mensen kwamen tot de ontdekking dat wanneer zaden geplant werden, er kon worden geoogst: het was het begin van de landbouw. Duizenden jaren later, in de achtste eeuw na Christus, experimenteerden Taoïstische alchemisten met drankjes in de hoop het eeuwige leven te creëren. "Tijdens hun experimenten ontdekten zij per ongeluk de combinatie van chemicaliën voor buskruit."

Het uitvinden van de hemel
In eerste instantie geloofden mensen over de hele wereld dat zij zouden eindigen in een sombere onderwereld. Toen de kwaliteit van het dagelijkse leven verbeterde en dus minder beangstigend werd, keken mensen verder. Het eerste idee van een gelukkig hiernamaals ontstond in Egypte, 4500 jaar geleden. Het was echter alleen de farao die iedere dag naar de hemel zou vliegen na zijn of haar dood. Opvallend is dat de hemel, ook in andere gemeenschappen, altijd als eerste voor de elite beschikbaar was. Toen de hemel eenmaal een vaste plek binnen het geloof had, was het zo aantrekkelijk dat iedereen wel zo'n kans wilde om daar terecht te komen na de dood. Het werd door de armen gezien als een soort van populaire revolutie van het leven na de dood.

Waarom het gevaarlijk is om geloof te negeren
Volgens Kneale is het gevaarlijk om religie te negeren, ook als je niet gelovig bent. "Mensen denken in religieuze clichés. De zinnen die wij gebruiken, komen uit religieuze geschriften, evenals onze gedachten. Wanneer wij ons bijvoorbeeld zorgen maken over de opwarming van de aarde denken we aan een plotseling apocalyptisch einde van de wereld. Terwijl het in plaats daarvan meer waarschijnlijk is dat dit proces veel langzamer gaat en minder definitief is."

Geloof heeft ook een keerzijde
Ook al heeft geloof ons in het verleden vaak door moeilijke tijden geholpen, het fenomeen heeft ook een keerzijde. "Zo brengt het ook veel stress met zich mee," vertelt Kneale. "Zodra het moment daar was dat mensen dachten goden tevreden te kunnen stellen met rituelen, ontstond ook de angst het verkeerd te doen. Zo werden mensen bang om goden boos te maken en dus gestraft te worden. In het Christendom bijvoorbeeld zou dat betekenen dat je in de hel terecht zou komen en niet in de hemel."
De verscheidenheid aan geloven bracht ook angst met zich mee. "Mensen begonnen te twijfelen wiens geloof het bij het juiste of verkeerde eind had."

"De wetenschap is een aanval op het ego van de mens."
Mensen hebben de behoefte om zich belangrijk te voelen. Zo noemt Kneale de wetenschap 'een aanval op het ego van de mens'. "Wij zijn emotionele wezens. We begrijpen de wereld door wat we zien met onze ogen. Ondanks het feit dat we weten dat de aarde rond de zon draait, lijkt de zon juist te bewegen als we naar haar kijken. Alle kosmologische ontdekkingen hebben ons laten beseffen dat wij niet het middelpunt van de wereld zijn. Onze planeet is niet het centrum van ons zonnestelsel en ons zonnestelsel is een verlaten plekje in een sterrenstelsel. Geloof biedt een wereldbeeld dat meer overeenkomt met onze behoefte ons belangrijk te voelen".
"Inzicht in de geschiedenis van de mensheid kan zeker niet alleen verworven worden door logica en wetenschap maar vooral ook door vurige, emotionele en soms buitenissige vormen van geloof"

Wetenschappers hadden geen last van hun geweten

Om alle wetenschappelijke ontdekkingen te doen die de mens heeft gedaan, moest de mens wel het geloof opzij zetten. In het verleden was het zo dat iedereen geacht werd te geloven. Hoe deden zij dat?
Kneale: "De eerste wetenschappers zagen eigenlijk nauwelijks een conflict met religie bij het doen van hun werk. Pas vanaf de zeventiende eeuw en later in de achttiende eeuw begon een groot aantal hun geloof te verliezen. Dit kwam in eerste instantie vooral door geologische ontdekkingen te vergelijken met de Bijbelse verhalen over het ontstaan van de aarde. Later kwam daar nog Darwins evolutietheorie bovenop."
Niet alle wetenschappers zijn natuurlijk atheïsten, vertelt Kneale. "Er zijn er nog steeds die geloven in goden, maar ze zijn in de minderheid."

Is geloof aan het verdwijnen?
Nee. Wel is religie aan het afnemen, volgens Kneale. "Ondanks de dominante aanwezigheid van religie in het nieuws en dan met name in het Midden-Oosten. De situatie daar is complexer dan het Westen denkt. Al vanaf het begin van haar ontstaan is de Islam een mix tussen religie en politiek. Veel radicale bewegingen worden door het westen gezien als puur religieus terwijl zij eigenlijk een meer politieke benadering hebben.
Daarnaast hebben deze bewegingen vaak een nostalgisch karakter. Zij kijken terug naar de tijd toen de moslimwereld nog sterk en zelfverzekerd was (in de 13e eeuw). Toch slagen Islamitische fundamentalisten, net zoals hun Christelijke, Joodse en Hindoestaanse tegenhangers, er niet in om de klok terug te draaien. In plaats daarvan is de wereld alleen maar complexer en meer divers geworden".

Een alternatief voor religie: rationalisme
Als de mens geen goden had uitgevonden, had onze wereld er heel anders uitgezien. Een alternatief voor religie is rationalisme. Deze gedachtegang kwam voor het eerst voor in China in de zevende eeuw voor Christus. Honderd jaar later deed het zijn intrede in Griekenland. Vanaf dat moment strijden rationalisme en het religieuze geloof om acceptatie. Toen het Christendom in de vierde eeuw na Christus meer aanhangers kreeg, raakte rationalisme op de achtergrond. In de Renaissance nam het weer in populariteit toe.

Na het lezen van Kneale's boek kom ik er eigenlijk achter hoe moeilijk het is om geloof te definiëren. Wanneer ik aan geloof denk, denk ik aan goden, bidden, kerken en tempels. Maar geloof is meer dan dat. Geloof hoeft niet perse iets met een god te maken te hebben. Want geloof komt voor in verschillende vormen. Mensen zullen altijd proberen om ergens troost uit te halen, of dit nou het Christendom, Boeddhisme, een filosofie of een gedachte is.
Uiteindelijk geloven we allemaal wel ergens in, ook een agnost of een atheïst. Kneale: "Dat is karakteristiek voor de mensheid. Zo geloof ik in veel dingen zoals moreel, in naastenliefde, in de wet en democratie zodat slechte regeringen kunnen worden verwijderd zonder geweld te gebruiken. Ik geloof in wetenschap en geschiedenis zodat wij de wereld om ons heen beter kunnen begrijpen. Ik geloof alleen niet dat er goden bestaan."

'De geschiedenis van het geloof volgens een atheïst' is vanaf nu bij Bol.com te koop.


terug naar de vragenlijst

terug naar atheïsme







^