En God schiep de mens naar zijn beeld


De Thorah is het Boek van het joodse volk - zullen zij niet het beste weten hoe dat moet worden uitgelegd? Daarom hieronder een zinvolle, rabbijnse uitleg van de diepzinnige betekenis van de 'ongehoorzaamheid' van Adam en Eva, toen zij Gods gebod weerstreefden en toch van de vruchten van de 'Boom van Kennis van goed en kwaad' aten.
Een vertaling van een artikel uit het wekelijkse, digitale tijdschrift van Het Tempel Instituut.
Een vertaling uit het Engels middels Google Translate, door mij bijgewerkt.

"En God schiep de mens naar zijn beeld" Gen. 1:27
Tishrei 26, 5783/Oktober 21, 2022

Van "In het begin..." tot "En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen" (Genesis 1:1-27) was alles in de schepping volmaakt. God was tevreden. Hij zegende de mens en, ziende dat "alles wat Hij had gemaakt... dat het zeer goed was" (Gen. 1:31), beëindigde hij het scheppen en zegende en heiligde de zevende dag. Alles was goed, heel goed zelfs. En alles zou heel goed blijven tot het moment, dat God een gesprek met de mens begon. Want toen begon de ellende.
"Van elke boom in de tuin mag je vrij eten. Maar van de boom van kennis van goed en kwaad mag je niet eten, want op de dag dat je daarvan eet, zul je zeker sterven." (Gen. 2:16-17) Eén enkel verbod, één enkel 'niet doen', maar de man, met de vrouw aan zijn zijde, kon zich gewoon niet inhouden.
Iets dwong de mens om het woord van zijn schepper níet te gehoorzamen!
Was het de slang, een kracht van buitenaf, die de mens verleidde om Gods enige gebod te overtreden? Was het Eva, "been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees" (Gen. 2:23) die de geest van de mens verdorven maakte? Of was het iets eigens in de mens, iets, wat God zelf in de mens schiep toen Hij hem voor het eerst uit de aarde vormde en hem de goddelijke levensadem inblies?

De Torah geeft ons een heel subtiele hint, dat dit inderdaad het geval kan zijn. In het Hebreeuws lezen we: "En HaShem God 'vormde' de mens van stof uit de grond en hij blies de levensgeest in zijn neusgaten, en de mens werd een levende geest." (Gen. 2:7) Het Hebreeuwse woord voor 'vormen' is vayitzer, dat een wortel deelt met het woord yetzer, dat 'aandrang' betekent. Opmerkelijk is in dit geval dat het Hebreeuwse woord vayitzer wordt gespeld met een dubbele jôd, wat suggereert dat Gód de mens heeft gevormd met twéé driften, één die neigt naar het goede en één die neigt naar... het kwade.

Wat het ook was dat de mens ertoe aanzette, één ding is duidelijk: toen God de mens schiep, schiep Hij in de mens de vrije keuze, wat een zekere onvoorspelbaarheid in de kosmos bracht. De mens heeft, vanaf het moment dat hij zijn tanden in de verboden vrucht van de Boom der Kennis zette, God verontrust. Maar wie zegt dat God deze uitdaging niet zou hebben gewild?
Want ondanks al het falen van de mens, ondanks al zijn tekortkomingen, is de mens nog steeds Gods oogappel, het juweel in de kroon van de schepping, het geliefde schepsel dat God niet los kan laten, ongeacht de vrees die de mens bij God veroorzaakt door zijn gedrag, geslacht na geslacht.

"Het is niet goed dat de mens alleen is" (2:18) zei God, al nog voor hij maar een klacht van de mens had gehoord. God wilde dat de mens gezelschap had. God wilde dat de mens zou leren wat gemeenschap is, omdat God de metgezel van de mens wilde zijn [zoals Vader Abraham ervoer door Gods verbond met hem]. Geef de mens een hulp en de mens zal leren dat het leven niet alleen kan worden geleefd, dat gesprekken en geven en ontvangen de geschenken zijn, die het leven de moeite waard maken. God wilde dat de mens waardering kreeg voor het leven en een doel had in het leven. En met die betekenis en dat doel komen vreugde en verdriet, winst en verlies. En wiens Aanwezigheid is altijd bij ons tijdens voorspoed en tegenslag in het leven? Gods Aanwezigheid!

God wenste de schepping om die met de mens te delen, om daarin Gods partner te zijn door het toezicht op de schepping, om "haar te bewerken en te bewaken" (Gen. 2:15), om de schepping te vervolmaken. De mens is echt een uitdaging voor HaShem. Zo onbegrijpelijk als het oneindige wezen van God voor de mens is, zo ondoorgrondelijk als Gods gedachten voor de mens zijn, zo is de mens, toch geschapen naar het beeld van God, tot op de dag van vandaag ook een onzekerheid voor God. God kent zeker onze diepste gedachten, maar God kan [door de vrije keuze] niet uitleggen waarom we doen wat we doen! Waarom kiezen we voor dit en niet voor dat? Is dat niet het geheim van de vrije keuze, die God in onze geest heeft geschapen en heeft aangewakkerd toen Hij voor het eerst tegen Adam zei: "Maar van de Boom van Kennis van goed en kwaad mag je niet eten." Eén enkele 'maar' scheidt de wil van de mens van die van Hasjem [De Naam].

En zo begint de wereld! De wereld van God en van de mens. We zijn bedoeld om gelijkwaardige partners te zijn in het grote avontuur van de schepping. De Thora is het verhaal van God en van de mens, van de uitdagingen van de mens voor God en de uitdagingen van God voor de mens. Van hoe mens en God, met horten en stoten en dan, met de verschijning van Abraham, door vriendschap en toewijding, uiteindelijk een manier uitwerken om samen te leven in voorspoed, door een verbond, een eeuwige vriendschap en wederzijdse toewijding.
Van de Hof van Eden tot doornen en distels, van slavernij in Egypte tot de openbaring op de Sinaï, tot het land van Israël en de Heilige Tempel in Jeruzalem, het is een hele reis geweest en die is nog niet voorbij. Er is meer werk te doen en wij zijn degenen op wie God rekent dat het wordt gedaan. Laten we beginnen!


The Temple Institute
"And G-d created man in His image" Gen. 1:27
Tishrei 26, 5783/October 21, 2022

From "In the beginning..." to "And G-d created man in His image; in the image of God He created him; male and female He created them" (Genesis 1:1, 1:27) everything in creation was perfect. G-d was pleased. He blessed man and, having seen "all that He had made... that it was very good," (Gen. 1:31) He left off from creating and blessed and sanctified the seventh day. All was good. Very good, in fact. And all would remain very good right up until the moment G-d opened a dialogue with man. And then the trouble began.
"Of every tree of the garden you may freely eat. But of the Tree of Knowledge of good and evil you shall not eat of it, for on the day that you eat thereof, you shall surely die." (Gen. 2:16-17) One single prohibition, one single "don't" and man, with woman by his side, just couldn't abide. Something compelled man to disobey the word of his creator. Was it the serpent, an outside force, that seduced man into transgressing God's one command? Was it Eve, "bone of my bones and flesh of my flesh" (Gen. 2:23) that corrupted man's soul? Or was it something intrinsic within man, something which G-d implanted within man when He first formed him out of the earth and informed him with the Divine breath of life? The Torah provides us with a very subtle hint that this may, indeed, be the case. In English we read "And HaShem G-d formed man of dust from the ground, and He breathed into his nostrils the soul of life, and man became a living soul." (Gen. 2:7) The Hebrew word for "formed" is vayitzer, which shares a root with the word yetzer, which means urge. Curiously, in this case, the word vayitzer is spelled with a double yod, suggesting that G-d formed man with two urges, one which tends towards good, and one which tends toward... bad.
Whatever it was which pushed man over the line, one thing is crystal clear: when G-d created man, He created a wild card, an unpredictable element in the cosmos, a fly in the ointment, if you will. Man, from the moment he sunk his teeth into the forbidden fruit of the Tree of Knowledge, has been vexing G-d. Who says G-d doesn't love a challenge? Yet, surely, for all of man's failings, for all of his shortcomings, man is still the apple of G-d's eye, the jewel in the crown of creation, the beloved creature that G-d cannot leave alone no matter the anguish man causes G-d, generation after generation

"It is not good that man is alone" (2:18) G-d said, even before hearing a peep out of man. G-d wanted man to have companionship. G-d wanted man to learn what companionship is, because G-d wanted to be man's companion. Give man a helpmeet and man will learn that life cannot be lived alone, that dialogue and giving and receiving are the gifts that make life worth living. G-d wanted man to have meaning in life, a purpose in life. And with meaning and purpose comes pleasure and pain, gain and loss. And whose Presence is with us always throughout life's many ups and downs? G-d's presence.
G-d desired creation in order to share creation with man, for man to be G-d's partner in overseeing creation, to "work it and to guard it" (Gen. 2:15) to perfect creation. Man is truly a challenge to HaShem. As incomprehensible as G-d's infinite being is to man, as unfathomable as G-d's thoughts are to man, so is man, created in G-d's image, an enigma to G-d, to this very day. Surely G-d knows our innermost thoughts, but can G-d explain why we do what we do? Why we choose this and not that? Is that not the mystery of free will that G-d instigated within our very souls when He first said to Adam, "But (of the Tree of Knowledge of good and evil you shall not eat of it)." One single "but" separates man's will from HaShem's.
And so the world begins! The world of man and G-d. We are meant to be partners in the great adventure of creation. The Torah is the story of man and G-d, of man's challenges to G-d and G-d's challenges for man. Of how man and G-d, through fits and starts and then, with the appearance of Avraham, through friendship and commitment eventually work out a modus vivendi, a way to live and prosper together, a covenant, an eternal pact of friendship and loyalty. From the Garden of Eden to thorns and thistles, from enslavement in Egypt to revelation at Sinai, to the land of Israel and the Holy Temple in Jerusalem, it has been quite a journey, and it's not over yet. There is more work to be done and we are the one's G-d is counting on to do it. Let's begin!


door naar de gevallen, zondige toestand 2

terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^