De betekenis van Genesis 1:1-3 uiteengezet door Hebreeuws-kenner Dr. Michael S. Heiser


De vertaling van Gen. 1:1-3 is altijd geweest:

1 In het begin schiep God de hemel en de aarde.
2 De aarde was woest en leeg, duisternis lag over de diepte en over het water zweefde Gods geest.
3 God zei: "Laat er licht zijn," en er was licht.
God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht.

In deze opstelling van zinnen is gebeurtenis 2 het gevolg van 1 en daarna volgt 3, er is sprake van een reeks oorzaken en gevolgen.

In de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst staat echter iets anders.
Volgens de Jewish Publication Society moet de vertaling zijn:

1 Toen God de hemel en de aarde begon te scheiden,
2 was de aarde nog woest en leeg, duisternis lag over de diepte en over het water zweefde Gods geest.
3 God zei: "Laat er licht zijn," en er was licht.
God zag dat het licht goed was en Hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht.

In de westerse vertaling vindt er klaarblijkelijk een schepping van hemel en aarde uit het niets plaats, wat een ongerijmdheid is. Toch is deze onmogelijkheid eeuwenlang gedachteloos door iedereen nagezegd.
De Tenach is de Bijbel van het joodse volk. In de joodse vertaling was God er altijd al, maar ook de eenheid van hemel en aarde, waarna God bij het begin van zijn scheppende werkzaamheid eerst de al bestaande eenheid van hemel en aarde van elkaar scheidde en daarna als eerste scheppingsdaad het licht schiep.

Als de eerste zin met een lidwoord zou moeten beginnen, ‘het begin’, dan zou er in de hebreeuwse tekst hebben moeten staan ‘bareshit’. Er staat echter ‘bereshit’ met de betekenis: ‘beginnend’ of ‘toen God begon’. De eerste twee zinnen geven een beschrijving van de reeds bestaande omstandigheden, van waaruit begon God te scheppen en het eerste wat God daarna schiep, was licht.

Geestkundige overwegingen
In het derde vers scheidde God het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis nacht. Dag en nacht zijn tegendelen van elkaar, die onafscheidelijk bij elkaar horen en elkaar steeds afwisselen. Zij zijn geen tegenstellingen of tegenstrijdigheden, maar neutrale tegendelen zoals links en rechts, binnen en buiten. Het licht kennen we als zodanig, doordat we ook het donker kennen. Als het donker er niet was, zouden we niet weten dat licht het licht was.
Zelfs is het volgens Genesis zo, dat het donker er eerder was en dat het licht uit het donker is voortgekomen, doordat God het licht uit het donker afscheidde, maar er als dag en nacht onafscheidelijk en gelijkwaardig mee samenhangt.

Het derde vers van Genesis komt overeen met wat aan mij tijdens mijn godservaring is getoond. Die ervaring begon met het donker, de donkerte, gekenmerkt door een donkere koelte, die de kenmerken waren van een diepe rust, die zich als een persoonlijke zelfstandigheid aan mij voordeed en mij liefdevol liet delen in haar vreugdevolle rust.
Daarna kwam uit die rust een beweging voort, die door een lichtende warmte werd gekenmerkt. Deze beweging en zijn lichtende warmte deed zich eveneens als een persoonlijke zelfstandigheid aan mij voor, die mij liet delen in de vreugde van zijn beweging.

Als godservaring mocht ik Gods scheppende gebeurtenis zoals in Genesis beschreven, herbeleven, maar op een uitgebreide wijze als de rust die zich als eerste aan mij voordeed als haar donkere koelte en de beweging die zich daarna aan mij voordeed als zijn lichtende warmte.
Die zich daarna weer met elkaar verbonden, waarbij nu de beweging en zijn lichtende warmte de rust en haar donkere koelte in zich opnam, waarbij tijdens die vereniging een verdichting van licht en warmte - met daarbinnen de donkere koelte - optrad tot een bolvormige wolk van licht en warmte. Die bolvormige wolk van licht en warmte bleek ik te zijn als menselijke geest.

Ik was daardoor ook getuige van Genisis 1:26-28
God zei: "Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken [...]." God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: "Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag [...]."

Die verdichting uit en in de goddelijke geest was de herbeleving van een gebeurtnis, die wij allen ooit hebben meegemaakt.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^