Numerologie, enneagram en geestkunde
In het enneagram wordt gebruik gemaakt van de negen persoonlijkheidskenmerken, die in de numerologie sinds Jamblichus (2e eeuw n.Chr.) in gebruik waren, waarbij Jamblichus voortbouwt op de getallenleer van Pythagoras. Hoe verhouden deze denkstelsels zich tot geestkunde, waar deze persoonlijkheidskenmerken ook worden beschreven?
Persoon en persoonlijkheid
In het boek Geestkunde in hoofdstuk 7 beschrijf ik hoe ik in het dagelijkse leven een medemens als een persóón tegenkom. In zijn gedrag, in zijn kenmerkende wijze van doen, herken ik zijn persoonlijkheid. Dat is een geheel van kenmerken waarin zichtbaar is, hoe die persoon van al zijn geestelijke vermogens gebruik maakt: van het waarnemen, denken, voelen en willen, en van de in- of uitgekeerde instelling. In de persoonlijkheid van die persoon komen de eigenschappen van die vermogens in de vorm van de persoonlijkheidskenmerken tot uitdrukking.
In die gedragingen, in die persoonlijke wijze van doen is er bij de meeste van mijn medemensen min of meer sprake van een bepaalde eenzijdigheid in hun gedrag; bij sommigen ligt de nadruk in hun persoonlijkheid meer op het denken, bij anderen op het voelen of het willen, enz. Maar verder zie ik hoe zij álle andere vermogens ook gebruiken, zij het minder nadrukkelijk; maar ik zie ook hoe sommige vermogens soms nauwelijks worden gebruikt.
In de academische wereld heb ik bijvoorbeeld meermalen op pijnlijke wijze moeten ervaren dat sommige geleerden, uitgesproken denkers door ongevoeligheid worden gekenmerkt, waardoor zij op een afstandelijke, soms botte wijze met hun medemensen omgaan.
Met andere woorden, het gaat bij de beschrijving van de persoonlijkheid niet alleen om die kenmerken die op eenzijdige wijze wél tot ontwíkkeling zijn gekomen, maar even belangrijk en even bepalend voor de gehele persoonlijkheid zijn die kenmerken, die min of meer ónontwikkeld zijn gebleven.
Om van alle beschikbare vermogens gebruik te leren maken, maakt de menselijke geest in het dagelijkse leven een voortdurend wisselende, bonte verscheidenheid van gebeurtenissen mee, die de mens dan weer noodzaken zijn denken of voelen te gebruiken, dan weer de gebeurtenissen aandachtig waar te nemen of vastberaden zijn wilskracht te gebruiken.
Die reeks van gebeurtenissen heeft een onvoorspelbaar verloop en daardoor wordt de mens de ene keer aan het denken gezet en moet zich de volgende keer gevoelsmatig in een ander inleven. Dat is ook binnen de menselijke geest als bolvormige wolk van licht (waarnemen en denken) en warmte (voelen en willen) herkenbaar. Steeds is er sprake van een voortdurende omvorming van lichtbeelden (kennis en gedachten) en warmtetoestanden (voelen en wilsbesluiten).
Van een bepaald vast schema is daarbinnen geen sprake, het is een en al levendigheid en afwisseling, de werkzaamheden van de vermogens volgen elkaar willekeurig op, overeenkomend met de eisen die de gebeurtenissen in de leefomgeving aan de menselijke geest stellen.
Een eerste aanzet tot een persoonlijkheidsbeschrijving gestoeld op de vermogens ('functies') was ik al bij Jung tegengekomen in zijn boek 'Psychologische typen' (zie de website geestkunde onder Literatuuroverzicht voor een overzicht uit dat boek). De ontwikkelde persoonlijkheidskenmerken worden daar door Jung goed beschreven, terwijl de ónontwikkelde terloops worden aangestipt; maar in het dagelijkse leven kunnen juist díe kenmerken op een zo onaangename wijze in de persoonlijkheid aanwezig (of afwezig) zijn, dat zij op de omgeving meer indruk maken dan het tot ontwikkeling gekomen vermogen, dat de naam aan het persoonlijkheidskenmerk, het 'type' geeft.
Sommige academici bijvoorbeeld waren achter hun schrijftafel briljante denkers, maar in het leven van alledag ook het levende bewijs van het spreekwoord: "Hoe groter geest, hoe groter beest" (waarin 'geest' helaas op eenzijdige wijze gelijk wordt gesteld met denken). In Geestkunde hoofdstuk 7 heb ik daarom dat onontwikkelde deel van de persoonlijkheid uitgebreid beschreven, daarbij niet alleen uitgaande van de literatuur, maar ook van mijn eigen waarnemingen van menselijke gedragingen.
In de numerologie en bij het enneagram worden deze onontwikkelde kenmerken ook beschreven.
Bij al die persoonlijkheidsbeschrijvingen heb ik de eigenschappen van de vermogens als uitgangspunt genomen. Zij zijn immers aanwijsbare zelfstandigheden, iedere mens weet dat waarnemen, denken, voelen en willen bestaan, en dat een persoon naar binnen of naar buiten gekeerd kan zijn. Deze vermogens in de in- of uitgekeerde toestand zijn daarom in geestkunde de zelfstandigheden die de naam geven aan de persoonlijkheidskenmerken, zoals bijvoorbeeld het 'ingekeerde denken' of het 'uitgekeerde waarnemen', met andere woorden: de eenzijdige persoonlijkheidskenmerken.
Schematisch denken
In de geestelijke wereld mocht ik waarnemen dat de menselijke geest (de persoon) een volstrekte éénheid is, een met elkaar verstrengeld geheel van licht en warmte, waarmee de geestelijke vermogens - en daarmee de persoonlijkheid - samenhangen. De menselijke geest denkt bijvoorbeeld altijd vanuit een bepaalde gemoedstoestand, ook als die toestand door koelheid, door gevoelsarmoede wordt gekenmerkt, want het licht en de warmtetoestand vormen een ondeelbaar geheel - alleen is het licht dan koud, zoals in de winter.
Om over die verschijnselen na te kunnen denken, gaat de dénker een onderscheid maken tussen denken en voelen (of tussen de andere vermogens). Er wordt een 'abstractie' (van 'abstrahere': aftrekken, uit elkaar trekken) van gemaakt; maar daarmee wordt het gebied van de levende werkelijkheid binnen de geest verlaten en loopt men de kans terecht te komen in een zelfgeschapen denkwereld, die door denkbééldigheid wordt gekenmerkt.
Dan kan het voorkomen dat er met voorliefde door denkers schema's worden opgesteld... die een eigen leven gaan leiden en die het denken over dit onderwerp gaan bepalen, en die dat denken gaan vastleggen in patronen, processen. Van daaruit wordt dan vastgesteld dat volgens de vragenlijst van het enneagram een menselijke persoon 'een één is' of 'een twee is', waarbij voornamelijk naar het eenzijdig tot ontwikkeling gekomen vermogen wordt gekeken. Met de eigenschappen daarvan wordt vervolgens het 'type' (enneatype) aangeduid (de perfectionist, de helper, enz.).
In de huidige numerologie gaat het al niet anders.
Het denken in 'types'
Dit denken in 'types' is een denken in hokjes, wat kan leiden tot een ongewenste vereenvoudiging van iemands persoonlijkheid. In een poging dat te voorkomen, heb ik dat persoonlijkheidskenmerk dan ook het 'eenzíjdige persoonlijkheidskenmerk' genoemd, met de bedoeling erop te wijzen dat er meer is wat ook tot die persoonlijkheid behoort, dat alle andere kenmerken er ook bij horen. Maar ik begrijp goed dat ook ik het gevaar loop in hokjes te gaan denken.
In een andere poging dat te voorkomen heb ik bij de beschrijvingen van die kenmerken in het boek Geestkunde een kleine bol in een grote getekend, met de bedoeling te laten zien hoe alle kenmerken steeds aanwezig zijn in de persoonlijkheid (de grote bol) maar dat daarvan slechts een gedeelte tot nu toe tot ontwikkeling is gekomen (de kleine bol).
Ook in de kubus (met een omgeschreven bol) waar Pythagoras door zijn redenering over de betekenis van de getallen uiteindelijk op uitkwam, zijn in de acht hoeken al die kenmerken aanwezig. In feite zijn alle mogelijke persoonlijkheidskenmerken steeds bij iedere persoon aanwezig, maar alleen in een meer of minder ontwikkelde toestand. In de mate waarin dat in de persoonlijkheid zo is gegroeid, onderscheiden wij ons van elkaar door onze daardoor unieke persoonlijkheid, waarmee we in het dagelijkse leven op elkaar inwerken en met elkaar in wisselwerking staan.
In een hokjesdenken zoals ik dat in het enneagram en de numerologie echter tegenkom, zijn we op een statistische wijze bezig en benoemen alleen de top van onze statistische kromme met een getál. De kans is echter groot dat je zo iemand, bijvoorbeeld een 'zuivere één' of een 'echte twéé', nooit in het dagelijkse leven tegenkomt (net zomin als je het statistische gemiddelde van lichaamslengte zelden zult tegenkomen).
Wat dat betreft heeft de numerologie t.o.v. het enneagram het voordeel dat daar uit de naam drie getallen kunnen worden berekend die in de persoonlijkheid de nadruk hebben en ook nog een getal voor de levensloop (de geboortedatum), de opdracht voor dit bestaan. Bij sommigen herken ik dat drietal duidelijk, bij anderen beperkt het zich tot twee; terwijl ook het lotsgetal herkenbaar is.
Pythagoras' numerologie
In Pythagoras' numerologie is er in de ontwikkeling die de getallen meemaken steeds sprake van een ruimtelijke, meetkundige vorm, waarbij het getal één, de punt, uiteindelijk toegroeit naar de ontwikkelde één: de tien in de vorm van een bol. Deze bol is een omgeschreven bol om de kubus, die acht van de getallen weergeeft in de hoekpunten en één in het middelpunt, de negende.
Het beeld dat middels Pythagoras' getallenleer kan worden geschetst, is onwrikbaar op wiskundige beginselen gegrondvest en vertoont een hechte samenhang (zie 'Pythagoras' getallenleer' in het menu). Aangezien zijn wiskundige beginselen al veel meer dan tweeduizend jaar worden toegepast, bezitten zij blijkbaar een eeuwigheidswaarde.
Pythagoras' bol is ook in overeenstemming met de vorm waarin de menselijke geest zich aan mij voordeed in de geestelijke wereld: een stralende bol, waarbinnen licht en warmte wervelden in hun gezamenlijke waarnemende, denkende, voelende en willende, geestelijke werkzaamheid... een zon gelijk.
Gurdjieffs typologie
Nu heeft, volgens zijn leerling Bennet, Gurdjieff rond 1900 Pythagoras' getallen uit de numerologie in een cirkel geplaatst, afgaande op een dansfiguur die hij bij derwisjen zag - en later is dit door zijn leerling Ouspensky verder uitgewerkt. Die dansfiguur sprak Gurdjieff aan, omdat hij ook dansleraar was. Dat model heeft door hem de naam 'enneagram' gekregen. (Het begrip 'enneade' (negental) werd in de Oudheid met enige regelmaat voor allerlei zaken gebruikt, maar staat geheel los van Gurdjieffs 'enneagram'.)
Door die dansfiguur zijn de getallen echter vanuit hun meetkundige, ruimtelijke vorm, de kubus, in het platte vlak van een cirkel terecht gekomen. Daardoor is de mogelijkheid ontstaan allerlei lijnen te gaan trekken - zoals het bekende spinachtige 'procesmodel', waarschijnlijk die dansfiguur - over de betekenis waarvan kan worden gefilosofeerd (wat Gurdjieff en zijn leerlingen graag deden).
Door de hierdoor geboden vrijheid zijn er al filosoferend ook andere lijnen getrokken en ook naar punten die tussen de reeds bestaande getallen in liggen. De verbeelding heeft door dit model vrij spel gekregen. Steeds zullen er weer nieuwe patronen worden bedacht en beredeneerd; het einde is zoek.
Dit kan doordat de wiskundige onderbouwing van de getallenleer volgens Pythagoras met dit procesmodel in het enneagram geheel is verlaten. (Weliswaar is de cirkel ook een wiskundige figuur, maar die blijft beperkt tot de tweede dimensie.) Tegelijk zijn de persoonlijkheidskenmerken, behorend bij de getallen 5 en 7 verwisseld, terwijl de verhouding van de 3 en de 8 twijfelachtig zijn geworden.
Gurdjieff had als filosoof een opvoedingsmethode die eruit bestond, dat hij zijn leerlingen door tegenstrijdige uitspraken in verwarring bracht, waarna zij zichzelf er weer uit moesten zien te redden. Is dit schema ook zo'n leermoment?
Klik hier voor een beschrijving van het ontstaan van Gurdjieffs vorm van het Enneagram in het boek van Alexander Roob - Alchemie. Daaruit blijkt dat Gurdjieff van Pythagoras' numerologie is uitgegaan.
Laat dit schema nu een groep van negen personen zien, met ieder een van de eenzijdige persoonlijkheidskenmerken of betreft het schema één persoon, waarin de negen kenmerken in een bepaalde verhouding tot elkaar staan? Waarom zijn sommige getallen dan wel met elkaar verbonden en andere niet? Waarom zijn 3, 6 en 9 met elkaar verbonden tot een aparte groep, die losstaat van de anderen? In de levende werkelijkheid van de menselijke geest is daar niets van te zien.
Hier kan natuurlijk uitgebreid over worden gefilosofeerd, wat Gurdjieffs bedoeling ook was en wat ook wordt gedaan; dit in tegenstelling tot de al eeuwen bestaande wiskundige zuiverheid van Pythagoras' benadering. Maar dat spreekt blijkbaar niet iedereen aan.
De geest (de persoon) als éénheid staat boven de vermogens
Vanuit het geestkundige gezichtspunt zijn in ieders persoonlijkheid álle 'getallen' (persoonlijkheidskenmerken) aanwezig en onderling innig met elkaar verbonden, want zij behoren alle tot jezelf als de éne, werkzame geest; alleen is die band voor ieder van de persoonlijkheidskenmerken niet even sterk. Sommige verbindingen zijn duidelijker aanwezig dan andere, die soms nauwelijks een rol meespelen in het geheel... doordat de géést, de persoon, die niet heeft leren gebruiken. Dát is wat nog tot ontwikkeling kan worden gebracht.
Vanuit ieder van de negen persoonlijkheidskenmerk lopen (als toch de cirkel van het enneagram wordt gebruikt) acht lijnen naar alle andere, want zij vormen een hecht geheel en worden door de geest tegelijkertijd gebruikt, maar de een beter dan de ander. (Om de afbeelding overzichtelijk te houden zijn alleen de lijnen vanuit bv. 3 getekend.) Dit schema geeft a.h.w. de verhouding aan waarin de geest in bepaalde omstandigheden zijn vermogens gebruikt.
In een 'uitgekeerd denkende' persoon bijvoorbeeld (Numerologie 3, Enneagram 3 of 8) richt de geest als het geheel zijn denkende werkzaamheid naar buiten, waardoor tegelijkertijd het tegendeel daarvan, het 'ingekeerde voelen' (Num. 6, En. 6) het minst in het gedrag tot uiting komt; maar alle andere kenmerken spelen tegelijkertijd ook een bepaalde rol. De geest die met de vermogens in zichzelf werkzaam is, vertoont één samenhangend geheel en komt daardoor ook als één persoonlijkheid tot uitdrukking, maar waarin in dit geval het uitgekeerde denken de boventoon voert. Die vormt a.h.w. de hoofdkleur, terwijl de andere kenmerken die kleur bijkleuren.
Afhankelijk van het onderwerp waarmee de geest zich bezighoudt, wisselt ook het vermogen dat de geest op dat moment het meest gebruikt. Als het onderwerp een persoon is die zorg nodig heeft, dan zal een overeenkomend soort lijnenspel in het schema ontstaan, maar dan vanuit 2, het uitgekeerde voelen. Als die persoon een wijsgerig boek leest, zullen die lijnen vanuit de 7, het ingekeerde denken lopen.
In de geest die alle vermogens en instellingswijzen heeft leren kennen en gebruiken, vormen de vermogens en daarmee de persoonlijkheidskenmerken een samenhangend en evenwichtig samenwerkend geheel, doordat het de éne geest is die in zichzelf - binnen de bolvormige wolk van licht en warmte - met hen werkzaam is.
Die verenigende, werkzame geest, die boven de vermogens en daarmee boven de persoonlijkheidskenmerken staat, ontbreekt in het procesmodel, waar de negen getallen als het ware zelfstandigheden zijn, die handelend optreden en die in een soort van min of meer gebrekkige wisselwerking met elkaar verkeren. Terwijl in de kubus van Pythagoras de vermogens een organisch gegroeid geheel vormen - door de ontwikkeling van de punt tot de kubus - en zij op deze meetkundige wijze onwrikbaar met elkaar samenhangen.
Pythagoras stelt ook dat alle getallen in elkaar over kunnen gaan!
De persoonlijkheidskenmerken uit de numerologie zijn ook gangbaar geworden in het enneagram; de vragenlijsten die bij het enneagram worden gebruikt, vormen een welkome aanvulling op de werkwijze van de numerologie, die middels de 'gereduceerde cijfersom' van de geboortenaam en -datum uitgaat.
De filosofische achtergrond van het enneagram is naar mijn mening echter twijfelachtig.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^