orgaandonatie of -transplantatie


Bij het stoffelijke lichaam als geheel hoort een menselijke geest, maar tegelijkertijd hebben alle lichaamscellen ook een (natuur)geest(je) bij zich, want iedere lichaamscel is een levend wezentje op zich. Daardoor leeft iedere cel en heeft iedere cel ook een eigen geestelijke uitstraling. Al die celuitstralingen bij ekaar vormen het zogenaamde 'stoffelijke etherlichaam' (of 'chemische etherlichaam'), bekend uit de theosofie en de antroposofie, en bekend bij helderzienden. Het wordt ook wel het 'etherische dubbel' genoemd.
Bij het natuurlijke einde van het bestaan van het stoffelijke lichaam, beginnen de lichaamscellen te verouderen, wat wordt veroorzaakt doordat de 'telomeer' (een aparte eiwitketen) van het DNA op raakt, waardoor het DNA minder goed werkzaam wordt. Als daardoor de cellen gaan afsterven, moeten de celgeesten hun cel loslaten, waardoor ook het etherlichaam begint los te raken. Maar daaraan zit de etherische 'levensdraad' vast die de menselijke geest gedurende het leven met het lichaam verbonden heeft gehouden.
Op een zeker moment zijn er zoveel lichaamscellen afgestorven, dat de levensdraad wordt verbroken en de geest loskomt van het lichaam, daardoor zijn vrijheid hervindt en naar huis gaat, naar zijn eigen geestelijke wereld. Pas als de geest van het lichaam is losgekomen, 'sterft' dit (het 'verstijft') en gaat het 'dood' (wordt 'levenloos')
Bij een natuurlijk overlijden maakt de geest de dood van het lichaam niet mee. Het lichaam gaat dood doordat de geest zich ervan los heeft gemaakt, waardoor het lichaam het leven verliest.

Als vóór het natuurlijke lichaamseinde er een ongeluk plaatsvindt en het lichaam voortijdig aan zijn einde komt, kan er, indien er toestemming is gegeven en de artsen er snel bij zijn, een orgaan uit het lichaam worden verwijderd. Als men dat op tijd(!) voldoende koelt, wordt de werkzaamheid van de 'lysosomen' gestopt, dat zijn de celorgaantjes die op natuurlijke wijze zorgen voor het afbreken en oplossen van verouderde cellen.
Als de lysosomen door afkoeling echter worden gestopt, dan heeft dat tot gevolg dat de celgeesten van dat orgaan er níet van loskomen. Het etherlichaam van dat orgaan blijft dan bestaan en de bijna overgegane geest blijft daardoor met de levensdraad alleen nog met dat éne orgaan verbonden. De van het overige lichaam al wel losgekomen geest kan zelf echter niets met dan ene orgaan, want de rest van het lichaam sterft af en wordt daarna begraven of verbrand.

Als dat orgaan vervolgens wordt getransplanteerd in een ander lichaam, ontstaat er een toestand dat de ontvangende geest van het andere orgaan dat nu met zijn lichaam is verbonden - maar niet meer met het verwijderde, want zieke orgaan - te maken krijgt met een lichaamsvreemd orgaan; want de ontvangende geest is zelf niet met dat orgaan verbonden... want de donerende geest zit er nog aan vast!
Om de afstoting van dat lichaamsvreemde orgaan tegen te gaan, moeten er blijvend 'genees'middelen worden toegediend om de afweer van het ontvangende lichaam te remmen.
Door de herstelde bloedtoevoer vanuit het ontvangende lichaam naar het verkregen donororgaan, hervat dat zijn normale werking, waardoor de donorgeest er aan vast blijft zitten(!). Daardoor ontstaat de toestand dat er twee geesten met dat ene lichaam zijn verbonden: de ontvangende geest met zijn lichaam als geheel, maar met een verwisseld orgaan - en de donerende geest, die nog vast zit aan zijn eigen, nu bij een ander weer tot leven gebrachte orgaan.

Afhankelijk van de geestkracht van de ontvanger en/of de geestkracht van de donorgeest, krijgt de donorgeest min of meer de gelegenheid ook van het lichaam van de ontvanger gebruik te maken. Daardoor zijn er afwisselend twee personen (twee geesten) ieder met hun eigen persoonlijkheid, die bij tijden van dat ene lichaam gebruik maken en zich ermee uitdrukken in een bepaald gedrag.

Dit verschijnsel is voor het eerst duidelijk tot uiting gekomen en beschreven bij een oudere Amerikaanse vrouw, die geen alcohol dronk, maar na de transplantatie bij tijd en wijlen de onbedwingbare behoefte kreeg naar een café te gaan om daar - tot haar eigen verbazing - aan de bar een pilsje te drinken (bron: een documentaire van National Geographic). Een paar jaar later had zich in Amerika een patiëntenvereniging gevormd van mensen met dezelfde ervaringen. De medische wetenschap wil hier niets mee te maken hebben.

Dr. Paul Piersall - Het geheugen van het hart
Lemniscaat, Rotterdam 1998 ISBN 9056372211
Piersall beschrijft daarin o.a. het geval van een patiënte, een jong meisje dat het hart had gekregen van een meisje dat was vermoord. Zij kreeg daarna nachtmerries over de man die haar hartdonor had vermoord. De moeder raadpleegde daarvoor een psychiater. Die maakte aantekeningen van haar ervaringen en ging ermee naar de politie. Aan de hand van het signalement dat het meisje door haar nachtmerries had gekregen, werd de moordenaar gevonden; die door de rechter werd veroordeeld op grond van de juistheid van het signalement.
Klik hier voor een artikel over dit onderwerp.

Als donor weet men van tevoren niet wie zijn of haar orgaan krijgt en wat de ontvangende geest daar vervolgens allemaal mee gaat doen. Stel dat die in het ergste geval een moord begaat. Dan heeft de donorgeest dit mede mogelijk gemaakt en laadt daardoor een ongunstig karma op zich.
Men kan er ook van uitgaan dat die kans heel klein is en dat men door te doneren wel een ander de gelegenheid geeft meer levenservaring op te doen. In dat geval wordt de ontwikkeling van de ontvangende geest bevorderd, die immers met het nieuwe orgaan verder kan leven. Waarschijnlijk zal dit vaker het geval zijn. Maar men weet het niet.
De kans bestaat dat men de toestand van (gematigde) bezetenheid moet meemaken. Stel dat het orgaan van een gelovig mens in een godloochenaar of drinkebroer wordt getransplanteerd. Dan moet de gelovige geest godloochening of drankmisbruik meemaken en kan niets doen als de ontvanger een krachtige geest is, zolang als die persoon door het eigen orgaan (van de donor) in leven blijft.

Dit zal bij bloedtransfusie nauwelijks het geval zijn. Men voelt zich er weliswaar beroerd door, maar de lever begint onmiddellijk de bloedcellen van het vreemde bloed af te breken, waardoor het na een paar dagen uit het lichaam is verdwenen. Dit is daardoor van tijdelijke duur en kan 'levensreddend' zijn (hoewel het de geest is die leeft en eeuwig is).

Voor de persoon die een donororgaan nodig heeft, is de ziekte die hij of zij moet meemaken een onderdeel van het karma dat die persoon moet ondergaan. Het zou dus kunnen zijn dat het plaatsen van een donororgaan het verwerken van dat karma onderbreekt; daardoor zou er een ander probleem voor in de plaats kunnen komen.
Maar evengoed, wat er ook gebeurt, welke keuze men ook maakt, altijd vinden er leerzame gebeurtenissen plaats en worden er voor later levenslessen opgedaan. Daarvoor is deze aarde immers een leerschool. Maar kennis hebbend van de geestelijke zijde van deze nieuwe medische mogelijkheid, kan men ertoe besluiten van donatie, maar ook van acceptatie, het ontvangen van een orgaan, af te zien. Maar men is daar geheel vrij in.
Een wezenlijk aanzicht van de mens is het recht op zelfbeschikking door de vrij keuze.


terug naar de vragenlijst






^