Het geheugen van het hart
Trouw, de VerdiepingDoor Cokky van Limpt, 16-09-2002
De wet op de orgaandonatie (1998) heeft niet geleid tot meer potentiële donoren. De overheid vraagt zich af of haar pr niet deugt. Maar zou het niet kunnen zijn dat te veel vragen, over leven en dood, ziel en bewustzijn, onbeantwoord blijven?
In het Forum Gezondheidszorg beijvert een groep artsen, specialisten, verplegers en zielzorgers zich sinds 1992 voor de integratie van spiritualiteit in de gezondheidszorg. Ze bezinnen zich in maandelijkse bijeenkomsten in het Rotterdamse spiritueel-educatief centrum Davidshuis. Eerder dit jaar belegde het forum een conferentie over 'zielsaspecten' van orgaantransplantatie.
De overheid en vele medici vinden orgaandonatie van grote vitale organen als hart, longen en lever zonder meer een juiste handeling, gericht op het verlengen van het leven van de ontvanger. Het Forum heeft daar grote vragen bij. Is hersendood wel écht dood bijvoorbeeld, of is een hersendode in wezen stervende en wordt er door een transplantatie ingegrepen in het stervensproces? Ook stellen de Forum-leden zich de vraag of het bij een orgaantransplantatie louter gaat om het overzetten van een vervangbaar onderdeel van de machinerie van het menselijk lichaam. Of zijn hart, longen, nieren, lever misschien niet zo 'neutraal', en hebben ze nog een andere, niet-stoffelijke 'ziele'-lading, die meeverhuist naar en invloed kan hebben op de ontvanger?
Om deze laatste vraag te onderzoeken willen leden van het Forum Gezondheidszorg volgend jaar in een aantal Nederlandse ziekenhuizen een interdisciplinair onderzoek beginnen naar persoonlijkheidsveranderingen na een orgaantransplantatie.
In het boek 'Het geheugen van het hart' verzamelde de Amerikaanse psycholoog Paul Pearsall de wonderlijkste verhalen over mensen die een ingrijpende persoonlijkheidsverandering ondergingen na een harttransplantatie. Het relaas van een vegetariër bijvoorbeeld, die het hart kreeg van een Spaanstalige man en daarna een voorliefde ontwikkelde voor gekruide kipvleugeltjes en op een cursus Spaans ging. En dat van een vrouw met het donorhart van een prostituee, die zich na de transplantatie naar eigen zeggen ontwikkelde tot een sensueel ongeremde 'del'. De boodschap die Pearsall met zijn curieuze verhalen wil overbrengen is duidelijk: een hart is meer dan een pomp, een hart heeft een 'geheugen'.
Wetenschappelijk bewijs voor de verhalen van Pearsall ontbreekt tot dusver. Is het niet mogelijk dat persoonlijkheidsveranderingen, zoals Pearsall ze beschrijft, ontstaan door een verregaande identificatie van de ontvanger van het hart met de overleden donor? "Dat zou kunnen'', is de voorzichtige reactie van geestelijk verzorger Ari van Buuren, lid van het Forum Gezondheidszorg en straks een van de medewerkers aan het beoogde onderzoek naar de beleving en verwerking van orgaantransplantaties. "Het is (nog) niet te bewijzen, maar gevoelsmatig en intuïtief ga ik er toch van uit dat er spirituele energieën huizen in organen, die bij een transplantatie worden overgedragen aan de ontvanger."
Een van de intuëtieve 'bewijzen' dat een orgaan niet alleen een stuk weefsel is - puur materieel - maar nog een andere lading in zich draagt, ziet Van Buuren in de strijd die het lichaam voert om het nieuwe orgaan af te stoten. "Voor mij heeft dat een spirituele betekenis. Het lichaam vecht tegen iets wat niet van hem is. Misschien wel omdat dat niet in de bedoeling van de schepping ligt."
Het medium Marieke de Vrij hoeft niet meer op haar intuïtie af te gaan, maar weet het inmiddels zeker: bij orgaantransplantatie vindt zielsverstrengeling plaats. Op het Forum-symposium over orgaantransplantatie waarschuwde zij dat het inwisselen van vitale organen vergaande gevolgen kan hebben voor gever en ontvanger. Elk orgaan heeft volgens haar (en haar geestelijke begeleiders) namelijk een specifieke 'herinneringsopslag', die persoonsgebonden is. Omdat de meeste transplantaties plaatsvinden terwijl het lichaam van de donor nog leeft, kan de ziel van degene die aan het overlijden is zich niet volledig losmaken uit het lichaam, zegt De Vrij. De ontvanger van het orgaan kan langer doorleven, als de operatie lukt, maar er komen vreemde energieën in diens lichaam binnen. De levensopdracht van de donor werkt door in de ontvanger, is haar overtuiging.
De Stichting Bezinning Orgaandonatie (SBO) en dr. Pim van Lommel, cardioloog in het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem en adviseur van de stichting, richten hun bezwaren tegen de nieuwe wet in het bijzonder op het criterium hersendood als nieuwe definitie voor dood-zijn, ingevoerd ten behoeve van orgaantransplantatie. Mogen wij mensen wel dood verklaren als hun hersenen dienst weigeren, vragen zij zich af. Hoe dood is hersendood?
In de wet op de orgaandonatie spreekt de wetgever over de verwijdering van een orgaan uit een 'beademd stoffelijk overschot'. Maar, zegt de SBO op haar internetsite, iemand die via beademing in leven wordt gehouden, kan onmogelijk dood zijn, zoals omgekeerd een werkelijk stoffelijk overschot van een mens onmogelijk met enig resultaat beademd kan worden. Bij een hersendode kan dat wel: het hart klopt, het bloed stroomt, cellen en orgaanfuncties enzovoorts blijven behouden. Een hersendode zwangere vrouw kan zelfs na drie maanden kunstmatig in leven te zijn gehouden een springlevend kind baren.
Voor de SBO is het daarom volstrekt helder: de geïsoleerde hersenuitval (hersendood) is beslist geen teken van dood. Dood is, zegt de bezinningsstichting, verlies van het levensprincipe: het hart stopt, de bloedsomloop stagneert, het lichaam wordt koud en stijf. Een hersendode kan daarentegen het beste worden beschouwd als een ernstig zieke, stervende patiënt. En, vindt de SBO, in het stervensproces moeten we oog hebben voor de werking van de ziel. Overwegingen van deze aard mist de stichting in de nieuwe wet op de orgaandonatie.
Ook veel medische deskundigen hebben voor deze zielsaspecten geen oog, omdat volgens hen een hersendode geen bewustzijn meer heeft en niets meer ervaart. Maar klopt dat wel, vraagt cardioloog Van Lommel zich af. Zételt ons bewustzijn wel (louter) in onze hersenen? Door zijn onderzoek naar bijna-doodervaringen is hij ervan overtuigd geraakt dat mensen hun dagelijks bewustzijn wel via hun lichaam erváren, maar dat het bewustzijn niet in het lichaam en dus ook niet alleen in de hersenen is ópgeslagen.
Hij voelt zich in zijn overtuiging gesteund door de neurochirurg en Nobelprijswinnaar Penfield, die proeven heeft gedaan tijdens neurochirurgische ingrepen bij epilepsiepatiënten. Ook Penfield kwam tot de conclusie dat de bewustzijnsherinneringen niet in de hersenen te lokaliseren zijn. Dat het bewustzijn zetelt in de hersenen is een concept van de huidige westerse wetenschap, dat gevolgd wordt door de Nederlandse wetgever. Maar, zegt Van Lommel, bewezen is het nooit.
Meer nog dan aandacht voor hersendood en eventuele zielenladingen van organen mist Van Buuren een spirituele benadering van leven en sterven, in deze discussie. "De medische wetenschap accepteert de sterfelijkheid niet, is louter bezig met het verleggen van de grenzen van de dood. Ook de overheid heeft het daar niet over. Die is alleen maar ontstemd dat de nieuwe wet op de orgaandonatie niet leidt tot meer donoren. Op het ministerie van volksgezondheid vraagt men zich af of de eigen aanpak misschien niet deugt, maar niet hoe het komt dat mensen aarzelen de stap naar het donorschap te zetten."
"Waarom wil je een transplantatie? Is dat alleen om je leven te verlengen? Het probleem met het debat over orgaandonatie is dat er slechts in kwantitatieve termen wordt gesproken en niet in kwalitatieve zin. Ik heb wel mensen begeleid, die achteraf helemaal niet blij waren met een transplantatie, zonder dat ze precies onder woorden konden brengen waarom niet. Volgens mij komt het door de puur technische benadering van levensverlenging, zonder aandacht voor de existentiële, spirituele vragen: waaróm en hóe wil je langer leven? Dan kan het leven na een transplantatie behoorlijk tegenvallen."
Wanneer je die vragen wél stelt, besluiten patiënten niet altijd tot transplantatie, maar kunnen zij ook uitkomen bij het aanvaarden van de eigen sterfelijkheid. "Of, zoals de boeddhisten het noemen, bij onthechting. Een orgaantransplantatie is een poging zo lang mogelijk te hechten aan het leven. Velen realiseren zich echter niet dat zij daarmee ook hun lijden verlengen, alleen al met al die medicijnen tegen afstoting. Ook allerlei andere gebreken en ziekten kunnen hierdoor opdoemen, soms zelfs levensbedreigend."
De christelijke kerken zijn uitgesproken voorstanders van orgaandonatie, vanuit de overweging dat het donorschap een ultieme daad van naastenliefde is. Maar ook zíj gaan voorbij aan existentiële en spirituele vragen, vindt Van Buuren. De enige orgaandonatie waar hij onverdeeld positief tegenover staat is die bij leven. "Dan ga je samen een proces in. Omdat ik van jou houd en jij van mij, kan ik een nier van jou ontvangen. Dát vind ik inderdaad een geweldige daad van naastenliefde."
terug naar orgaandonatie
^