scheiding, bezien vanuit het Oude Testament, Jezus' Bijbel, de Joodse Tenach
1. De hoop op scheiding en hertrouwen
Een van Jezus' meest verkeerd begrepen leringen heroverwogen.
Door Dr. Eli Lizorkin-Eyzenberg, godsdienstonderzoeker
Dr. Eli Lizorkin-Eyzenberg; Blog Jewish Studies for Christians
2. De oorspronkelijke, Engelse tekst hieronder, vertaald met Google Translate
In het Evangelie van Marcus komen enkele Farizeeën naar Jezus toe en vragen: "Is het een man geoorloofd van zijn vrouw te scheiden?" (Marcus 10:2). Samenvattend zegt Jezus:
"Wie van zijn vrouw scheidt en met een andere vrouw trouwt, pleegt overspel tegen haar; en als zij van haar man scheidt en met een andere man trouwt, pleegt zij ook overspel" (Marcus 10:11-12).
Dit lijkt een absolute uitspraak, die elke vorm van rechtmatigheid voor scheiding en hertrouwen ontkent. Het Evangelie van Mattheüs verduidelijkt de gestelde vraag, die verschilt van de versie in Marcus. Mattheüs geeft een vollediger versie van de vraag en plaatst Jezus' antwoord daarmee in de juiste samenhang. Volgens Mattheüs stelden de Farizeeën Jezus op de proef door te vragen: "Is het een man geoorloofd van zijn vrouw te scheiden, om welke reden dan ook?" (Mattheüs 19:3-9).
Met andere woorden, het verslag van Marcus lijkt de vraag te presenteren als een algemene vraag over echtscheiding, terwijl de versie van Mattheüs benadrukt, dat de Farizeeën specifiek vroegen naar de rechtmatigheid van het scheiden van een vrouw om "welke reden dan ook" - een praktijk die steeds populairder was geworden onder sommige Farizeeën. Dit onderscheid is van belang voor het begrijpen van Jezus' antwoord en de context van het debat.
Vanwege de zondigheid van de mensheid maakte de Wet van Mozes terecht uitzonderingen voor echtscheiding in buitengewone omstandigheden, wanneer het samenleven voor een Israëlitisch echtpaar ondraaglijk zou worden. Echtscheiding werd niet goedgekeurd of geboden, maar toegestaan.
De achtergrond van de gestelde vraag
De verzameling Heilige Hebreeuwse geschriften die we tegenwoordig het 'Oude Testament' noemen, was de Bijbel (de Tenach) die Jezus las(!). De verzameling latere geschriften die we tegenwoordig het 'Nieuwe Testament' noemen, was nooit bedoeld als alternatief voor het Oude Testament (Mattheüs 5:17-18).
Dit is zeer belangrijk. De hele Bijbel is het Woord van de Levende God. Om Jezus te begrijpen, moeten we daarom beginnen bij zijn Bijbel(!). De belangrijkste Bijbeltekst over echtscheiding is te vinden in Deuteronomium 24. (Wie geïnteresseerd is in een veel gedetailleerdere analyse, kan het werk van David Instone-Brewer raadplegen: "Divorce and Remarriage in the Bible: The Social and Literary Context" en "Divorce and Remarriage in the Church: Biblical Solutions for Pastoral Realities".)
Het begrijpen van deze tekst en de rabbijnse debatten over de interpretatie ervan - debatten die in Jezus' tijd speelden - is van het grootste belang als we Jezus' woorden in antwoord op de vraag willen begrijpen.
Daar lezen we:
"Wanneer een man een vrouw neemt en met haar trouwt, en het gebeurt dat zij hem niet bevalt omdat hij iets onzedelijks (עֶרְוַת דָּבָר, 'ervat davar') in haar heeft gevonden, dan schrijft hij haar een scheidingsbrief, geeft die haar in de hand en stuurt haar weg uit zijn huis, en zij verlaat zijn huis en gaat heen en wordt de vrouw van een andere man." (Deuteronomium 24:1-4)
Rabbijnse bronnen onthullen twee belangrijke farizese benaderingen van echtscheiding, toegeschreven aan Shammai en Hillel. Het debat is gedocumenteerd in de Misjna (m. Gittin 9:10). Beiden leefden enige tijd vóór Jezus. Shammai hield vol dat 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) alleen betrekking had op seksuele immoraliteit. Hillel leerde dat 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) in Deuteronomium 24:1 alles kon betekenen, wat de echtgenoot onwelgevallig was.
De Hebreeuwse uitdrukking 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) is erg moeilijk te vertalen. Letterlijk zou het zoiets kunnen betekenen als 'naaktheid van iets'. Sommige vertalingen benadrukken het seksuele aspect en geven het weer als 'seksuele immoraliteit' of 'seksuele onreinheid'. Het Evangelie van Mattheüs verwijst bijvoorbeeld naar 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) als het Griekse 'πορνείᾳ, porneia'. Anderen hanteren een bredere interpretatie en vertalen het als 'iets onfatsoenlijks' of 'iets onbehoorlijks', waarmee ze suggereren dat het kan verwijzen naar elk gedrag of elke omstandigheid die de echtgenoot onaanvaardbaar vindt, niet per se seksueel.
In de prechristelijke Joodse Septuagint-vertaling (LXX) wordt bijvoorbeeld ἄσχημον πρᾶγμα (aschēmon pragma, 'onbehoorlijke/onfatsoenlijke zaak') gebruikt. Deze vertaling vormt de basis voor de scheiding 'om welke reden dan ook', die Jezus fel zal afwijzen.
Jezus' antwoord op de gestelde vraag
Om Jezus' scherpe woorden te begrijpen, moeten we de vraag van de Farizeeën in de oorspronkelijke context zien. In wezen vroegen enkele Farizeeën hem: "Welke school van Farizese gedachten over echtscheiding onderschrijft u: de norm van 'strikte immoraliteit' van Shammai of de norm van Hillel, die echtscheiding 'om welke reden dan ook' toestaat?"
Jezus' antwoord stelt allereerst dat die Farizeeën die 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) in Deuteronomium 24:1 zo losjes interpreteerden, de heilige Torah-leer over de schepping van Adam en Eva hebben verloochend:
"...Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en de twee zullen één vlees worden. Zo zijn zij niet langer twee, maar één vlees. Wat Gód dus heeft samengevoegd, mag geen mens scheiden." (Mattheüs 19:5-6) [Bedoeld wordt de verenigde tweelinggeest, man en vrouw, duie als een eenheid tegelijketijd uit God worden 'geboren'. Dát echtpaar kan een mens niet scheiden. De mens heeft echter een vrije keuze gekregen en heeft daardoor de vrijheid zelf een leuze te maken.]
De Farizeeën die hun vraag stelden, daagden Jezus uit:
"Waarom heeft Mozes dan bevolen haar een scheidingsbrief te geven en haar weg te sturen?" (Mattheüs 19:7)
Jezus vervolgde zijn betoog en verdediging van de Farizese school van Sammai tegenover die van Hillel:
"Vanwege jullie hardvochtigheid heeft Mozes jullie toegestaan van je vrouwen te scheiden, maar van het begin af aan is het niet zo geweest. En Ik zeg jullie: wie zijn vrouw scheidt, behalve om overspel, en met een andere vrouw trouwt, pleegt overspel." (Mattheüs 19:8-9)
Jezus haalt eerst de zondige [nog onvolmaakte] aard van de mensheid aan als de enige reden waarom de wet van Mozes echtscheiding überhaupt toestaat, maar onderschrijft tegelijkertijd de conservatieve opvatting van Shammai: 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) kan alleen 'seksuele immoraliteit' betekenen - het kan onmogelijk verwijzen naar iets wat de echtgenoot in het algemeen niet leuk vindt aan zijn vrouw.
De kernboodschap hier is dat Jezus niet alle echtscheiding en hertrouwen veroordeelde, maar specifiek de echtscheiding en het hertrouwen die door sommige Farizeeën in zijn tijd werden gepropageerd. Jezus deed een duidelijke en eenvoudige uitspraak: iedereen die niet op bijbelse gronden is gescheiden, blijft getrouwd. Daarom is zo iemand die 'hertrouwt' duidelijk schuldig aan overspel.
Andere bijbelse gronden voor echtscheiding
In Exodus lezen we over een wet die God oplegt aan een echtgenoot die met een slavin trouwt. Deze wet helpt ons Gods hart in deze kwestie te begrijpen en het heeft te maken met verwaarlozing en misbruik binnen het huwelijk. We lezen:
"Als hij een andere vrouw neemt, mag hij haar voedsel, haar kleding en haar huwelijksrechten niet verminderen. Maar als hij deze drie dingen niet voor haar doet, dan zal zij niets meer hebben dan wat haar toekomt..." (Exodus 21:10-11).
De drie bepalingen over voedsel, kleding en huwelijksrechten in Exodus 21:10-11 vormen de fundamentele verplichtingen die een man aan zijn vrouw verschuldigd is. Deze weerspiegelen Gods zorg voor rechtvaardigheid en waardigheid binnen het huwelijk. Ze onthullen een breder principe: het huwelijk is een verbond van wederzijdse zorg en waardering, waarin elke partner recht heeft op basisbehoeften en persoonlijke betrokkenheid.
Dit principe benadrukt dat het huwelijk niet slechts een juridisch contract is, maar een relatie geworteld in liefde, zorg en wederzijdse achting. Deze plichten gelden voor zowel mannen als vrouwen.
De wet staat een vrouw toe om zonder straf te vertrekken, als haar man zijn plichten niet nakomt en hetzelfde geldt voor de man. Dit bevestigt haar recht op vrijheid en bescherming. Exodus 21 laat dus zien dat verwaarlozing, met name het niet nakomen van deze fundamentele huwelijksverplichtingen, een rechtmatige reden voor echtscheiding vormt, zelfs los van de beschreven gronden in Deuteronomium 24.
Bovendien wordt fysiek geweld over het algemeen beschouwd als een schending van huwelijksverplichtingen en een rechtvaardiging voor echtscheiding, die de kwetsbaren beschermt. Dit begrip heeft geen betrekking op toevallige incidenten, maar op voortdurend, systematisch misbruik of verwaarlozing, vooral wanneer alle pogingen om het huwelijksverbond te herstellen gedurende een langere periode, zijn genegeerd. De regels in Exodus dienen als basis voor huwelijksplichten. Ze laten zien dat Gods wet verschillende, geldige redenen voor echtscheiding erkent.
Dit principe is ook terug te vinden in 1 Korintiërs, dat prioriteit geeft aan rechtvaardigheid en het welzijn van de onderdrukten. De apostel Paulus, die als opgeleide Farizeeër onder Gamaliël (Handelingen 22:3) zeer vertrouwd was met de Mozaïsche wet en op de hoogte was van de rabbijnse debatten van vóór Jezus, richtte zich tot de vroege heidense, christelijke gelovigen in Korinthe. Deze gelovigen overwogen hun heidense echtgenoten te verlaten. Paulus instrueert gelovigen om getrouwd te blijven als de heidense echtgenoten ermee instemmen om vreedzaam samen te leven. Het aanbidden van een andere God is geen Bijbelse grond voor echtscheiding.
Als de ongelovige (heiden) echter vertrekt, is de gelovige 'niet gebonden' (οὐ δεδούλωται, ou dedoulōtai), letterlijk niet tot slaaf gemaakt. In dit geval is de gelovige vrij om te hertrouwen (1 Korintiërs 7:10-15). Dit 'Paulinische voorrecht' weerspiegelt de bevrijding in het geval van verwaarlozing in Exodus 21, waarbij opzettelijke verlating wordt beschouwd als een ontbinding van het verbond. Paulus' uitspraak dat een geldig huwelijk duurt tot de dood, is ook van toepassing: "Een vrouw is gebonden zolang haar man leeft..." (Romeinen 7:2; 1 Korintiërs 7:39). De apostel gaat ervan uit dat er in de door hem beschreven omstandigheden geen Bijbelse gronden voor echtscheiding bestaan.
Met andere woorden, apostel Paulus en Jezus Christus zijn het volledig eens over deze belangrijke kwestie. Scheiding is toegestaan. Alleen bij ernstige schendingen zoals seksuele immoraliteit of verlating (misbruik of verwaarlozing), niet bij voorkeur.
Haat God echtscheiding?
De vaak herhaalde bewering dat "God echtscheiding haat" berust op een ontoereikende vertaling van Maleachi 2:16. Het Hebreeuws luidt:
כִּי-שָׂנֵא שַׁלַּח, אָמַר יְהוָה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל, וְכִסָּה חָמָס עַל-לְבוּשׁוֹ, אָמַר יְהוָה צְבָאוֹת:
Letterlijk zegt het Hebreeuws zoiets als:
Want hij haat, hij zendt, zegt HEER, de God van Israël. En hij bedekt met geweld zijn kleren, zegt de HEER van de legermachten. Sommige vertalingen, zoals de NASB in dit geval, houden zich niet aan het oorspronkelijke Hebreeuws; ze schakelen over van de derde persoon naar de eerste, vermoedelijk om de leesbaarheid te verbeteren.
"Want Ik haat echtscheiding," zegt de HEER, de God van Israël, "en hem die zijn kleed met geweld bedekt," zegt de HEER van de legermachten. (NASB)
Sommige vertalingen, zoals de NIV in dit geval, houden zich echter wel nauw aan het oorspronkelijke Hebreeuws:
"De man die zijn vrouw haat en van haar scheidt," zegt de HEER, de God van Israël, "doet geweld aan degene die hij zou moeten beschermen," zegt de HEER de Almachtige. (NIV)
De context ondersteunt een vertaling in de stijl van de NIV. Maleachi veroordeelt de verraderlijke echtscheiding door Israëlitische mannen die hun verbondsvrouwen verlieten voor buitenlandse vrouwen (Maleachi 2:14-15), waarmee ze het huwelijksverbond schenden dat God Zelf heeft bekrachtigd. De zonde is niet de scheiding op zich, maar de ongerechtvaardigde scheiding - gewelddadige verlating die in dit geval een onschuldige, kwetsbare vrouw schaadt.
Maar dat is niet alles
Het Hebreeuwse werkwoord soneh (שֹׂנֵא), dat gewoonlijk vertaald wordt als 'haten', impliceert een mindere liefde [had minder lief] in plaats van absolute afkeer. Bijbelse voorbeelden verduidelijken dit: God 'hield van' Jakob en 'haatte' Esau (Maleachi 1:2-3; Romeinen 9:13), wat betekent dat Hij de een boven de ander verkoos, niet dat Hij Esau verachtte (Gods behandeling van Esau laat zien dat Hij ook van Esau hield). Evenzo vereist Jezus' oproep om je ouders te 'haten' (Lucas 14:26) dat je Hem boven je familie stelt [meer liefhebt], niet dat je daadwerkelijk emotionele haat jegens je ouders koestert. In Maleachi verwijst soneh (שֹׂנֵא) naar een echtgenoot die een jongere, buitenlandse vrouw verkiest boven zijn waarschijnlijk oudere Israëlische vrouw, door van haar op harteloze wijze te scheiden. In de Hebreeuwse tekst is het de echtgenoot, niet God, die haat.
Kortom, "God haat echtscheiding" is een te simplistische weergave van een genuanceerde tekst. Hij haat het geweld dat verbonden verbreekt, niet de wettige ontbinding van het huwelijk. Hij heeft regels ingesteld om de onderdrukten te beschermen.
Conclusie
In het heilige weefsel van het huwelijk, geweven door Gods eigen hand vanaf het begin van de schepping in Genesis, zien we zowel een onbreekbaar verbond als barmhartige genade te midden van menselijke zwakheid. Jezus' woorden in Marcus 10:11-12 lijken op het eerste gezicht absoluut, maar Mattheüs 19 onthult het ware doel: de echtscheiding 'om welke reden dan ook' van de Farizeeën, die werd bepleit door de school van Hillel. Jezus bevestigt Shammai's strengere opvatting en verwerpt de Hilleliaanse echtscheidingen, die aan populariteit hebben gewonnen.
De tekst in Exodus 21:10-11, hoewel niet door Jezus zelf aangehaald omdat de vraag alleen betrekking had op Deuteronomium 24:1, weerspiegelt de kern van de Torah door vrijheid te schenken in het geval van systematische verwaarlozing, misbruik of ontzegging van voedsel, kleding en huwelijksrechten - verbondsbreuken die de kwetsbaren te gronde richten. Paulus harmoniseert dit in 1 Korintiërs 7:15, waar hij de gelovige bevrijdt van slavernij, wanneer een ongelovige het huwelijk verlaat.
Maar zelfs wanneer een scheiding buiten deze grenzen valt - wanneer verharding van het hart leidt tot een ongerechtvaardigde scheiding, wanneer 'ervat davar' verkeerd wordt toegepast of genegeerd - blijft Gods genade verbazingwekkend ruim. Het kruis van Christus rangschikt zonden niet naar ernst; het bedekt ze allemaal. Hetzelfde bloed dat afgoderij, moord of hebzucht vergeeft, vergeeft ook de zonde van een onbijbelse scheiding. Petrus' verloochening, Davids overspel en moord, Paulus' gruwelijke vervolging van de eerste volgelingen van Jezus - niets was onherroepelijk, maar werd vergeven.
Bekering keert het hart terug naar God en Zijn vergeving is volledig, waardoor de zondaar wordt hersteld in gemeenschap met Hem en Zijn volk.
Geliefde, als verraad, wreedheid, verlating of onberouwvolle verwaarlozing uw huwelijk op bijbelse gronden hebben verbroken, luister dan goed naar dit goede nieuws: God begrijpt uw pijn. Punt. Hij stelt uw waardigheid en veiligheid boven een giftige band die onherstelbaar is beschadigd. Hertrouwen is, op basis van deze Bijbelse gronden en na grondige pogingen tot herstel, geen overspel, maar een toegangspoort tot genezing, heelheid en een nieuw verbond van liefde onder Gods zegen.
En als de scheiding zelf de zonde was - in gang gezet zonder Bijbelse rechtvaardiging - richt dan uw blik op dezelfde Heiland. Zijn genade wordt niet uitgeput door onze tekortkomingen; zij wordt er juist door vergroot. Belijd uw zonden, ontvang genade en wandel verder in de vrijheid van de vergevenen. Sta op met hoop - uw Schepper verlost gebroken verhalen en nodigt u uit tot vreugde en een toekomst vol van Zijn trouwe voorziening. Zoek wijs advies, streef naar verzoening waar mogelijk, maar weet dat vrijheid in Christus bevrijding van onderdrukking voor Gods kinderen inhoudt, evenals de grenzeloze vergeving, die alles nieuw maakt.
De oorspronkelijke tekst
2. The Hope of Divorce and Remarriage
Rethink one of Jesus' most misunderstood teachings.
In the Gospel of Mark, some Pharisees approach Jesus and ask, "Is it lawful for a man to divorce his wife?" (Mark 10:2). Summarizing His answer, Jesus states,
"Whoever divorces his wife and marries another woman commits adultery against her; and if she herself divorces her husband and marries another man, she is committing adultery" (Mark 10:11-12).
This appears to be an absolute statement denying any legitimacy for divorce and remarriage of any kind. The Gospel of Matthew clarifies the question asked, which differs from Mark's version. Matthew's Gospel provides a fuller version of the question, thereby placing Jesus' answer in its proper context. According to Matthew, the Pharisees tested Jesus by asking, "Is it lawful for a man to divorce his wife for any reason?" (Matthew 19:3-9). In other words, Mark's account seems to present the question as a general inquiry about divorce, while Matthew's version stresses that the Pharisees were specifically asking about the legitimacy of divorcing a wife for "any reason" - a practice that had become increasingly popular among some Pharisees. This distinction is crucial for understanding Jesus' response and the context of the debate.
Due to the sinfulness of humanity, the Law of Moses justifiably made concessions for divorce in extreme circumstances, when life together for an Israelite couple would become unbearable. Divorce was not approved or commanded but permitted.
The background of the question asked
The collection of the Holy Hebrew scriptures we today call the Old Testament was the Bible Jesus read. The collection of later writings we today call the New Testament was never meant as an alternative to the Old Testament (Mat 5:17-18). This is very important. The entire Bible is the Word of the Living God. Therefore, to understand Jesus, we must start from his Bible. The key biblical text concerning divorce is found in Deuteronomy 24. (Those interested in a far more detailed analysis, please consult David Instone-Brewer's work "Divorce and Remarriage in the Bible: The Social and Literary Context" and "Divorce and Remarriage in the Church: Biblical Solutions for Pastoral Realities.")
Understanding this text and the Rabbinic debates about its interpretation - debates current in Jesus' time - is of utmost importance if we hope to understand Jesus' words in response to the question.
There we read:
"When a man takes a wife and marries her, and it happens that she finds no favor in his eyes because he has found some indecency (עֶרְוַת דָּבָר, 'ervat davar') in her, that he writes her a certificate of divorce, puts it in her hand, and sends her away from his house, and she leaves his house and goes and becomes another man's wife." (Deut 24:1-4)
Rabbinic materials reveal two main Pharisaic approaches to divorce, attributed to Shammai and Hillel. The debate is documented in the Mishnah (m. Gittin 9:10). Both lived some time before Jesus. Shammai insisted that 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) referred only to sexual immorality. Hillel taught that 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) in Deuteronomy 24:1 could mean anything displeasing to the husband. The Hebrew phrase 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) is very difficult to make sense of. Literally, it may mean something like "nakedness of a thing." Some translations emphasize the sexual aspect, rendering it as "sexual immorality" or "sexual uncleanness." For example, the Gospel of Matthew refers to 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) as Greek "πορνείᾳ, porneia." Others take a broader view, translating it as "something indecent" or "something unseemly," suggesting it could refer to any behavior or circumstance that the husband finds unacceptable, not necessarily sexual. For example, in the pre-Christian Jewish Septuagint translation (LXX), ἄσχημον πρᾶγμα (aschēmon pragma, "unseemly/indecent matter") is used. This translation becomes the basis for the "any reason" divorce that Jesus will staunchly oppose.
Jesus' response to the question asked
To grasp Jesus' sharp words, we must see the Pharisees' question in its original context. Essentially, some pharisees asked him, "Which school of Pharisaic thought on divorce do you endorse - Shammai's 'strict immorality' standard or Hillel's 'any reason' divorce?"
Jesus' response first states that those Pharisees that interpreted 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) in Deuteronomy 24:1 in such a loose way have forsaken the sacred Torah teaching about the creation of Adam and Eve:
"…For this reason a man shall leave his father and his mother and be joined to his wife, and the two shall become one flesh'? So they are no longer two, but one flesh. Therefore, what God has joined together, no person is to separate." (Matt 19:5-6)
The Pharisees that were asking their question challenged Jesus back:
"Why, then, did Moses command to give her a certificate of divorce and send her away?" (Matt 19:7)
Jesus continued his argument and defense of the Pharisaic school of Shammai over against Hillel's:
"Because of your hardness of heart Moses permitted you to divorce your wives, but from the beginning it has not been this way. And I say to you, whoever divorces his wife, except for sexual immorality, and marries another woman commits adultery." (Matt 19:8-9)
Jesus first evokes the sinful condition of humanity as the only reason Moses' law permits divorce at all but endorses Shammai's conservative view: 'ervat davar' (עֶרְוַת דָּבָר) can only mean "sexual immorality" - it cannot possibly refer to anything that the husband does not like about his wife in general. The key takeaway here is that Jesus did not condemn all divorce and remarriage but specifically the divorce and remarriage propagated by some Pharisees during his time. Jesus made a clear and simple statement: anyone who has not obtained a divorce on biblical grounds remains married. Therefore, if such a person "remarries," they are clearly guilty of adultery.
Other biblical grounds for divorce
In Exodus, we read about a law that God enjoins upon a husband who marries a slave woman. This law helps us understand God's heart on the matter, and it has to do with neglect and abuse in marriage. We read:
"If he takes to himself another woman, he may not reduce her food, her clothing, or her conjugal rights. But if he will not do these three things for her, then she shall go free for nothing…" (Ex 21:10-11)
The three provisions of food, clothing, and conjugal rights in Exodus 21:10-11 form the foundational obligations a husband owes to his wife. These reflect God's concern for justice and dignity within marriage. They reveal a broader principle: marriage is a covenant of mutual care and respect, where each spouse is entitled to basic needs and intimacy.
This principle underscores that marriage is not merely a legal contract but a relationship rooted in love, provision, and mutual honor. These duties apply to both husbands and wives.
The law lets a wife leave without punishment if her husband doesn't do his duties, and the same goes for the husband. This affirms her right to freedom and protection. Thus, Exodus 21 demonstrates that neglect, specifically the failure to meet these basic marital obligations, constitutes a legitimate reason for divorce, even beyond the explicit grounds in Deuteronomy 24.
Furthermore, physical abuse is generally regarded as a violation of marital obligations and a justification for divorce that safeguards the vulnerable. This understanding refers not to isolated incidents but to ongoing, systematic abuse or neglect, especially when all efforts to restore the marital covenant have been ignored for a prolonged period. The rules in Exodus serve as the basis for marriage duties. They show that God's law recognizes several valid reasons for divorce.
This principle is also in 1 Corinthians, which prioritizes justice and the oppressed's welfare. The Apostle Paul, deeply familiar with Mosaic law as a trained Pharisee under Gamaliel (Acts 22:3) and aware of pre-Jesus rabbinic debates, addressed early Gentile Christian believers in Corinth. These believers were considering leaving their pagan spouses. Paul instructs believers to remain married if the pagan spouses consent to live together peacefully. Worshiping a different God is not biblical grounds for divorce. However, if the unbeliever (pagan) leaves, the believer "is not bound" (οὐ δεδούλωται, ou dedoulōtai), literally not enslaved. In this case, the believer is free to remarry (1 Cor 7:10-15). This "Pauline privilege" echoes Exodus 21's release from neglect, treating willful abandonment as a dissolution of the covenant. Paul's statement that a valid marriage lasts until death is also applicable: "A wife is bound as long as her husband lives…" (Rom 7:2; 1 Cor 7:39). The apostle presupposes that no biblical grounds for divorce exist in the scenarios he addresses.
In other words, Apostle Paul and Jesus Christ are in complete sync on this important matter. Divorce is permitted only for grave breaches like sexual immorality or abandonment (abuse or neglect), not preference.
Does God hate divorce?
The often repeated claim that "God hates divorce" rests upon an inadequate translation of Malachi 2:16. The Hebrew reads:
כִּי-שָׂנֵא שַׁלַּח, אָמַר יְהוָה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל, וְכִסָּה חָמָס עַל-לְבוּשׁוֹ, אָמַר יְהוָה צְבָאוֹת:
Literally the Hebrew states something like:
For he hates, he sends, says LORD, Israel's God. And he covers with violence his clothes, says LORD of armies.
Some translations, such as NASB in this case, do not stick to the original Hebrew; they switch from the third person to the first, presumably to improve readability.
"For I hate divorce," says the Lord, the God of Israel, "and him who covers his garment with violence," says the Lord of armies. (NASB)
However, some translations, such as NIV, in this case, adhere closely to the original Hebrew:
"The man who hates and divorces his wife," says the Lord, the God of Israel, "does violence to the one he should protect," says the Lord Almighty. (NIV)
Context reinforces an NIV-style translation. Malachi condemns treacherous divorce by Israelite men who abandoned covenant wives for foreign women (Mal. 2:14-15), violating the marriage covenant that God Himself witnesses. The sin is not divorce per se, but unjustified divorce - violent abandonment that, in this case, harms an undeserving, vulnerable woman.
But that is not all.
The Biblical Hebrew verb soneh (שֹׂנֵא), typically translated "hate," implies lesser love rather than absolute loathing. Biblical precedents clarify this: God "loved" Jacob and "hated" Esau (Mal. 1:2-3; Rom. 9:13), meaning He chose one over the other, not that He despised Esau (God's treatment of Esau shows that He loved Esau too). Similarly, Jesus' call to "hate" one's parents (Luke 14:26) demands prioritizing Him above family, not real emotional hatred toward parents. In Malachi, soneh (שֹׂנֵא) refers to a husband who prefers a younger foreign woman to his probably older Israelite wife by callously divorcing her. In the Hebrew text, it is the husband, not God, who does the hating.
In short, "God hates divorce" oversimplifies a nuanced text. He hates the violence that breaks covenants, not the lawful dissolution of marriage. He established regulations to protect the oppressed.
Conclusion
In the sacred tapestry of marriage, woven by God's own hand from the dawn of creation in Genesis, we observe both an unbreakable covenant and compassionate grace amid human frailty. Jesus' words in Mark 10:11-12 appear absolute at first glance, yet Matthew 19 unveils the true target: the Pharisees' "any reason" divorce championed by Hillel's school. Affirming Shammai's stricter view, Jesus rejects Hillelian divorces that have risen in popularity. Exodus 21:10-11, though not addressed by Jesus since the question concerned only Deuteronomy 24:1, echoes the heart of the Torah by granting freedom from systematic neglect, abuse, or denial of food, clothing, and conjugal rights - covenantal breaches that destroy the vulnerable. Paul harmonizes this in 1 Corinthians 7:15, releasing the believer from bondage when an unbeliever abandons the marriage.
Yet even when divorce occurs outside these bounds - when hardness of heart leads to unjustified separation, when 'ervat davar' is misapplied or ignored - God's grace remains astonishingly wide. The cross of Christ does not grade sins by severity; it covers them all. The same blood that forgives idolatry, murder, or greed forgives the sin of an unbiblical divorce. Peter's denial, David's adultery and murder, Paul's horrific persecution of early Jesus followers - none were beyond redemption. Neither is this. Repentance turns the heart back to God, and His forgiveness is complete, restoring the sinner to fellowship with Him and His people.
Beloved, if betrayal, cruelty, desertion, or unrepentant neglect have shattered your marriage on biblical grounds, hear this good news clearly: God understands your pain. Full stop. He prioritizes your dignity and safety above a toxic bond that has gone irreparably wrong. Remarriage, on these biblical grounds and after exhaustive efforts at restoration, is not adultery but a doorway to healing, wholeness, and new covenant love under God's blessing.
And if the divorce itself was the sin - initiated without scriptural warrant - lift your eyes to the same Savior. His grace is not exhausted by our failures; it is magnified in them. Confess, receive mercy, and walk forward in the freedom of the forgiven. Rise with hope - your Creator redeems broken stories, inviting you into joy and a future brimming with His faithful provision. Seek wise counsel, pursue reconciliation where possible, but know that freedom in Christ includes liberation from oppression for God's children and the boundless forgiveness that makes all things new.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^