overdracht, onbewuste


De menselijke geest, de persoon, bevindt zich in de eigen binnenwereld temidden van de inhouden ervan: gedachten, gevoelservaringen, kennis en herinneringen. Tegenover de meeste staat de geest zonder een uitgesproken oordeel, het zijn eenvoudig feiten. Tegenover andere inhouden kan de geest een gunstig of ongunstig oordeel hebben. Aan sommige aangename ervaringen of denkbeelden hecht de geest zich en tracht ze levendig voor de geest te houden; andere, onaangename, onverwerkte ervaringen tracht de geest zo mogelijk van zich af te zetten en weg te drukken, uit zijn gedachtenwereld te verdringen door de aandacht op iets anders te richten en af te leiden. Daardoor zakt de ervaring uit het bewustzijnsveld weg en wordt op den duur vergeten: de ervaring wordt een inhoud van het ontoegankelijke geheugen.

Overdracht is een verschijnsel dat kan optreden, als de geest een gebeurtenis waarmee een kwetsende, onverwerkte ervaring is verbonden, zodanig heeft verdrongen, dat die zich er daardoor niet meer bewust van is. Toch is die gebeurtenis dan niet weg, hij blijft in de inwendige wereld aanwezig, maar is een inhoud geworden van het ontoegankelijke geheugen. Ontmoet de geest later een persoon of komt de geest in omstandigheden, die overeenkomen met de oorzaak van die verdrongen, kwetsende ervaring, dan dreigt dat de verdringing ongedaan te maken, waardoor de geest zich weer bewust zou worden van de kwetsende persoon of ervaring.
Om zich hiertegen te beschermen, wordt het met de verdringing verbonden en verhevigde onlustgevoel met de nu optredende persoon, die met de vroegere ervaring overeenstemt, geestelijk verbonden. De vroegere ervaring wordt daardoor als het ware op deze persoon overgedragen en op een geheimzinnige, want voor de geest onbewuste wijze, is die ánder nu de oorzaak van het in zichzelf optredende onlustgevoel; als die persoon in de buurt is, raakt de menselijke geest ontstemd. De oorzaak van het onlustgevoel bevindt zich daardoor niet meer in de eigen ziel, maar in de buitenwereld. Daardoor kunnen de onlustgevoelens als het ware op de ander worden afgewenteld.
Door overdracht wordt een andere persoon of een bepaalde omstandigheid in de buitenwereld, verbonden met een voor de geest onbewuste inhoud van de ziel, zonder dat de geest dit gebeuren beseft. Daardoor wordt nu ogenschijnlijk de ander de oorzaak van de eigen ontstemming.
Overdracht is het tegendeel van inbeelding (zie aldaar); daarbij gaat het om een de geest bewuste inhoud van de ziel.

Ook onbewust gebleven mogelijkheden, die de geest in zichzelf tot ontwikkeling zou moeten brengen, kunnen zo op een ander worden overgedragen. De geest herkent dan in een ander, wat de geest zélf zou kunnen zijn, maar zonder dat zelf te beseffen of te willen beseffen. Hierdoor ontstaat overmatige bewondering, dweepzucht, persoonsverheerlijking. De ander wordt daarbij als leraar en leider bovenmatig verheerlijkt en aanbeden, en zonder oordeel gevolgd, gedreven door de onbewuste overdracht op die persoon.
Dit gedrag is zeer verleidelijk, want het ontslaat de geest van de bittere noodzaak zichzelf als werk ter hand te nemen en zelf te leren denken en voelen, om van eigen geestelijke groei sprake te laten zijn. Door deze toestand van overdracht laten mensen zich willoos leiden.
Het bijzondere van dit tijdelijke bestaan als leerschool voor de geest is juist, dat dit een school is voor zelfverwerkelijking door zelf en op eigen kracht een bewust, beheerst en evenwichtig gebruik van de eigen vermogens te leren maken. De tijd als stroom van dagelijkse gebeurtenissen en de ervaringen daarmee opgedaan, dient daartoe als leerboek, door die ervaringen zoveel als mogelijk is te verwerken.

Wat er bij onbewuste overdracht gebeurt, wordt duidelijk bij de beschrijving van de zonsondergang. Stel iemand bevindt zich op een duin en kijkt naar de ondergaande zon. Die persoon zegt dan: "De zon gaat onder" omdat die dat zo voor zich ziet gebeuren.
De onbekende, kosmische werkelijkheid is echter, dat de zon stilstaat en dat de mens, die op aarde naar een zonsondergang kijkt, op die draaiende bol juist naar achteren toe van de zon wegdraait. Niet de zon gaat onder, maar het is de méns zelf die wegdraait van de zon, die daardoor als het ware 'ondergaat'. De mens is zich van deze verhouding echter in het geheel niet bewust. Door die onwetendheid wordt nu datgene, wat er met de méns gebeurt, overgedragen op de zón en er wordt gezegd: "De zon gaat onder."
Op dezelfde wijze worden ook onderwerpen die zich in het ontoegankelijke geheugen in de ziel bevinden en waarvan de geest zich niet meer bewust is, onbewust overgedragen als een geschikte overdrachtsdrager zich in de omgeving voordoet: voor het eigen gevoel bevindt die inhoud zich dan in die persoon en is er een eigenschap van geworden.

De term 'pro-jectie' wordt ook gebruikt, maar dat is Latijn en betekent: 'ervoor werpen'. Dat is echter niet wat er gebeurt. Het is een eigen 'inhoud' van het ontoegankelijke geheugen in de ziel, die door de onbewuste overdracht door de geest, voor het gevoel tot een inhoud van de overdrachtsdrager wordt en er zo als het ware één mee wordt. De overgedragen inhoud wordt zo voor het gevoel tot een eigenschap van de overdrachtsdrager.
Het woord 'projectie' zegt dat die inhoud ervóór wordt geworpen, maar dan kan die inhoud geen eigenschap van de overdrachtsdrager zijn.
Overdracht is het tegendeel van inbeelding (zie aldaar); daarbij gaat het juist om een inhoud van de ziel, waaraan de geest zich heeft gehecht.


terug naar de woordenlijst O

terug naar kunstmatige intelligentie







^