Rabbijn Evers - Scheppen of scheiden. Is de openingszin van de Torah verkeerd vertaald?
De openingszin van de Bijbel is verkeerd vertaald. G'd schiep niet maar Hij scheidde.
Dit zijn in het kort de stellingen van de bijbelwetenschapper prof. Ellen van Wolde, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die echter géén revolutie zullen veroorzaken in het denken van veel Bijbelvorsers.
Rabbijn mr drs R. Evers
Rabbijn van het Nederlands-Israël. Kerkgenootschap. Geplaatst in het NIK op 12 oktober 2009
G'ds schepping was namelijk niets anders dan één grote scheiding. Dat kan ook niet anders want G'd is één grote ondeelbare Eenheid. De creatio ex nihilo - schepping uit het niets - kan niets anders betekenen, dan dat al het bestaande, het hele universum uit G'd Zelf is voortgekomen. G'd is het grote Alles maar tegelijkertijd totaal onzichtbaar en daarom in mensentermen ook wel het oneindige of het Grote onkenbare, dat geen enkele vorm, kleur of hoedanigheid heeft, daarom nergens op lijkt, de ware 'Een' is en samenvalt met het 'Oneindige'.
Willen wij de veelheid van deze aardse schepping, zoals die aan ons verschijnt in ontelbare deeltjes, fenomenen en eenheden, begrijpen in verband met G'ds Eénheid dan moet G'ds scheppingsdaad wel één groot scheidingsproces zijn geweest. Anders was die volslagen Eenheid gebleven zoals hij was. Bovendien is al het geschapene uit G'd Zelf voortgekomen. Het kan niet anders zijn dan dat G'd in Zichzelf een soort scheiding heeft aangebracht.
'Bara' is het typische werkwoord voor scheppen uit niets, de chidoesj van jeesj me'ajin - de vernieuwing van iets uit niets. Het heeft ook de connotatie van afsnijden van grondstof, de primaire bewerking van ruw materiaal waarna verfijning kan worden aangebracht voor het eindproduct.
Dat klopt ook aardig met een mogelijke analyse van het woord bara: de grondletters zijn beet, reesj en alef. De derde stamletter geeft meestal een nuance van de eerste twee letters aan. Beet (b) en reesj (r) - samen te lezen als bar - betekenen 'buiten'. G'd schiep iets als het ware buiten Hemzelf. De alef geeft - als eerste letter van de G'dsnaam Elokiem - aan dat het hier G'ddelijk scheppen betekent, iets wat de mens niet kan. G'd schiep iets uit Zichzelf en vervreemdde dat van Zichzelf.
Daardoor kon het universum ontstaan want als G'ds Alomtegenwoordigheid overal duidelijk herkenbaar is, is geen onafhankelijk bestaan van Hem mogelijk. In de Kabbalistische literatuur is bara de eerste, subtielste en 'hoogste' scheidingsdaad: de hoogste Engelenwereld werd hiermee een feit. Daarna volgden de lagere werelden tot ons fysieke bestaan.
Een bekende Kabbalist, N. Mindel, beschrijft, dat toen G'd zijn scheppingswerk begon, de eerste beweging tsimtsoem - G'ddelijke Zelfbeperking - was in die zin, dat de G'ddelijke aanwezigheid in het heelal moest worden verduisterd en teruggedrongen om een van Hem onafhankelijk bestaan mogelijk te maken.
Zonder tsimtsoem zou het leven onmogelijk zijn geweest omdat ieder hoger of lager zijn onmiddellijk weer zou worden verteerd en worden opgenomen in de allesomvattende G'ddelijkheid. Het G'ddelijke licht moest worden afgeschermd teneinde ruimte te scheppen voor onafhankelijk leven. Zelfs in de hoogste regionen vindt tsimtsoem plaats omdat geen wezen het G'ddelijke licht in volledige omvang zou kunnen verdragen.
Door tsimtsoem ontstonden in een afdalende reeks steeds meer concrete en lichamelijkere werelden en sferen; de contouren van iedere wereldsfeer worden bepaald door de mate van G'ddelijke zelfbeperking. Onze materiële wereld vormt het eindpunt van de afdalende en steeds grover wordende tsimtsoem en tevens het hoogste doel hiervan.
Dat onze materiële wereld het doel vormt van de schepping kan verduidelijkt worden met een vergelijking. Ik zit in de trein vanaf Amsterdam CS. Tegenover mij zit een medepassagier: bij Schiphol, Leiden, Den Haag HS, Rotterdam CS, Dordrecht en Roosendaal blijft hij zitten. In Antwerpen stapt hij uit. Pas bij deze laatste halte begrijp ik het reisdoel van mijn medepassagier. Mutatis mutandis geldt hetzelfde bij de scheppings tsimtsoem: G'd passeerde alle andere werelden totdat Hij uiteindelijk bij onze wereld halt hield. Vandaar, dat wij mogen aannemen dat de fysieke wereld het eigenlijke scheppingsdoel vormt. Zo bestaat het doel van de fysieke wereld weer in de mens, die als laatste creatuur op aarde verscheen.
Paradox
Het bestaan van de materie die zo op het oog uitsluitend onderworpen lijkt aan de natuurwetten, is een paradox die het wonder van de schepping vormt. In onze fysieke wereld wordt de goddelijke aanwezigheid volledig verhuld en verduisterd, dat vanuit het scheppingskader op een speciale bedoeling duidt. De materie - als uiterste verhulling van het Oneindige - moet op ieder moment door een bijzonder grote scheppingskracht in stand worden gehouden.
Daarom is de materiële wereld het grootste spanningsveld tussen aan de ene kant verhulling en aan de andere kant de openbaring van het G'ddelijke.
Alle werelden die geschapen werden vertonen een bepaalde samenhang. Onze wereld wordt gezien als basis en drager van alle hogere en lagere werelden. Evenals het wel en wee van de fundamenten van een gebouw invloed hebben op hogere verdiepingen, zo ook bepaalt ons handelen in de fysieke sfeer de G'ddelijke Emanatie in de hogere werelden. Dit bedoelden de Joodse Wijzen met de frase, dat de fysieke wereld het brandpunt vormt van de schepping.
Daarom hecht het Jodendom ook zoveel waarde aan het juiste handelen in deze wereld, geheel conform de geboden en opdrachten in de Torah (Bijbel).
Dat het primaire scheppen voornamelijk een scheiden was, blijkt al uit de openingszinnen van Genesis: "G'd zag dat het licht goed was en G'd maakte een scheiding tussen het licht en de duisternis ... en G'd zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren en dit make een scheiding tussen de wateren en wateren" (1:3-6). Volgens de traditionele Joodse uitleg maakte G'd hier een scheiding tussen de Hemelse en aardse wateren.
G'ds Eenheid: sine qua non voor iedere vorm van wetenschap
Het eerste gebod van de Tien Geboden duidt op onze overtuiging dat G'd Eén is. Wij beroepen ons erop dat wij het monotheïsme hebben meegekregen. Wat is het grote goed van het monotheïsme en wat leert dit in onze moderne tijd? Juist in onze tijd van wetenschap en rationaliteit is het monotheïsme onmisbaar. Het geloof in één G'd gaat ervan uit dat alles vanuit één centraal punt geschapen is. Dit verklaart waarom alles in het universum met elkaar samenhangt. De wetenschap stelt steeds vaker het bestaan van een enorme correlatie vast tussen allerlei natuur-, psychologische, sociologische, fysiologische en andersoortige wetten.
De wetmatigheid en samenhang van alle fenomenen in deze wereld kan alleen verklaard worden vanuit één besturend principe. Veelgodendom veronderstelt dat elk gebeuren of fenomeen een aparte god heeft. Wij gaan ervan uit dat alles vanuit één centraal principe geschapen en gestuurd wordt. Zonder het monotheïsme is wetenschap - het steeds verder ontdekken van allerlei samenhangen en verbanden in de natuurlijke en geestelijke wereld - ondenkbaar.
- See more at:
https://www.nik.nl/2009/10/scheppen-of-scheiden-is-de-opening-van-de-tora-verkeerd-vertaald/#sthash.n3Nb2YJA.dpuf
terug naar God als man en vrouw, Genesis
^