Jezus was een Jood


Jezus was een Jood, geen christen (Jesus var inte kristen)
Over het jodendom, de kerk en Israël
door Gunnar Samuelsson, Lector Nieuwe Testament, Universiteit van Göteborg
NOD 4 2023

[Om Jezus goed te begrijpen is het van groot belang te beseffen,
dat zijn leer de voltooiing is van het joodse gedachtengoed.]

Binnen de wetenschappelijke wereld is het inmiddels vanzelfsprekend dat Jezus het beste kan worden begrepen met betrekking tot zijn joodse tijdgenoten, schrijft bijbelgeleerde Gunnar Samuelsson. Maar deze opvatting moet de mensen in de kerkbanken nog bereiken.

Jezus heette ישוע בן יוסף, Yeshua ben Yosef. Jezus kreeg ook de bijnaam Messias [van ‘masjach’: gezalfde] en later in de joodse traditie leidde Jezus' geografische oorsprong tot de Nazarener. De eigennaam Yeshua en de bijnaam Messias werden gebruikt in de Grieks-Romeinse wereld: Jezus de Christus, Jezus de Gezalfde, en dat leidde tot het ons bekende Jezus Christus. Die bijnaam hebben de volgelingen van Jezus later gekregen [eind 1e eeuw in Antiochië].
De naam van onze Verlosser wordt met joodse letters geschreven, maar die joodse letters zijn nu vrijwel onzichtbaar. Daarom moeten we er de nadruk op leggen: Jezus was een Jood, de eerste christenen waren allemaal Joden en de eerste gemeente was joods. Strikt joods.
Waarom moeten we hieraan worden herinnerd om dat weer vanzelfsprekend te maken? Omdat er al heel veel water door de rivier heeft gestroomd, ​​sinds die christelijke gemeente haar eerste stap zette. Wanneer de hedendaagse christenen naar hun eigen afkomst kijken, zien ze een reeks opvattingen die voortkomen uit overtuigingen, die juist zeer kritisch stonden tegenover deze joodse afkomst.

Het Jood-zijn van Jezus heeft in de academische wereld meer aandacht gekregen. Al aan het einde van de 10e eeuw zei Samuel Herma Reimarus dat de boodschap van Jezus het beste kon worden begrepen vanuit de joodse samenhang. Het zou echter nog lang duren voordat naar deze opvatting zou worden geluisterd door zijn opvolgers in het onderzoek naar de historische Jezus. Lezers van Géza Verme's boek ‘Jesus the Jew’ (London, Collins 1973) gebruikten het als uitgangspunt voor de zgn Derde zoektocht naar de historische Jezus. Tegenwoordig worden Jezus (en Paulus) uitgebreid bestudeerd in en uit joodse teksten - en vaak door joodse geleerden. Deze verandering heeft zich echter vooral in de academische wereld voorgedaan en heeft nog niet de gelovigen in kerken en synagogen bereikt.

Aan de joodse kant bestaan ​​er vanaf de tijd van de schriftgeleerden en de Talmoed zeer afwijzende opvattingen over het christendom en Jezus in het algemeen. Van gezien te worden als onwettig kind, het resultaat van een seksuele relatie met een Romeinse soldaat, iemand die tovenarij beoefende, seksueel immoreel was en mensen op een dwaalspoor bracht, is de kijk op Jezus opgeschoven naar een vorm van waardering voor en in sommige gevallen zelfs eerbied, want... hij is de beroemdste Jood uit de wereldgeschiedenis [naast Freud en Einstein].
In het verleden was het - in de afzondering van de getto’s - mogelijk zich weg te houden van de christenen en hun afgoderij. Maar sinds de middeleeuwen nam de interactie met christenen - en vooral in de moderniteit - juist bij voorkeur toe. In het verleden mochten Joden niets met christenen te maken hebben en werden ze gescheiden. In veel gevallen was de situatie zelfs gevaarlijk. Joodse lezers hadden gehoord dat het Nieuwe Testament een anti-joodse tekst was, wat de Joden veel leed bezorgde, omdat ze zagen dat het in veel opzichten een joodse tekst was. Maar ook aan de joodse kant kwam er belangstelling, vooral uit de academische wereld.

Van de kant van de kerk moet natuurlijk het Vaticaanse Concilie (1962-1965) in overweging worden genomen. In het document Nostra Aetate wordt de relatie als een nieuw verbond tussen christenen en het volk van Abraham (de Joden) behandeld en wordt er afstand genomen van het antisemitisme in al zijn vormen. In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog werd besloten, dat de schuld voor de dood van Jezus niet op de Joden die toen leefden of op degenen die nu leven, mocht worden gelegd. Joden mogen niet meer worden afgewezen of beschouwd als verworpen door God.
Aan de joodse kant zou ik het document Dabru Emet (2002) willen noemen, waarin staat dat Joden en christenen dezelfde God aanbidden en gezag hechten aan hetzelfde boek. Een grotere groep orthodoxe rabbijnen ging bij de vijftigste verjaardag van Nostra Aetate zelfs nog verder in het document “To Do the Will of Our Father in Heaven: Toward a Partnership between Jews and Christians.” Zij schrijven dat het christendom noch een ongeluk, noch een vergissing is, maar een goddelijke resultaat en geschenk aan mensen. Toen God de joden en de christenen scheidde, verdeelde hij de vijanden in verschillende groepen, externe partijen met aanzienlijke theologische verschillen. Maar zowel Joden als christenen hebben een gemeenschappelijke Verbondsmissie te vervullen in de wereld, onder het gezag van de Almachtige, zodat de hele mensheid zijn naam zal aanroepen en gruwelen van de aarde zullen worden verwijderd.
Deze standpunten zijn een grote stap in de interreligieuze dialoog en interpersoonlijke relaties met onze joodse broeders en zusters, maar slechts weinigen in de kerk weten hiervan. Wat er gebeurt in de academische wereld en in de institutionele verhoudingen, moet aan de gelovige bekend worden gemaakt. Voor veel hedendaagse Joden is het normaal om zich bezig te houden met de beroemde Jood Jezus, of broeder Jezus, zoals sommigen het uitdrukken. Als Jood wil Jezus ook meer aanwezig zijn in de kerk.

De enige Joden die christenen tegenkomen, zijn Jezus’ tegenstanders ​​in de evangeliën. Terwijl Jezus hen van het joodse wetticisme [strenge wetshandhaving] bevrijdt. Ik heb gemerkt dat ik maar al te gemakkelijk daarheen ga, waar ik gelóóf en rechtvaardiging door geloof moet prediken. Dat is de kern van het christendom. Het joodse wetticisme is de donkere achtergrond, waarop we de heldere kleuren van het evangelie moeten schilderen. Dit gebeurt niet alleen in kringen die de Bijbel letterlijk uitleggen, maar ook in zogenaamde progressieve of radicale groepen.
In feministische kringen wordt Jezus Christus benadrukt als een ongewoon antwoord op de vrouwenhaat van het jodendom van zijn tijd en in bevrijdingstheologische kringen is Jezus degene, die bevrijdt van onderdrukking, uitgeoefend door het farizeese of joodse heersende klasse - ​​of de joodse kerk in het algemeen. De redeneringen zijn meestal gebaseerd op vooroordelen, over waar het jodendom in de tijd van Jezus voor stond.

Het probleem is dat het jodendom gedurende de hele nieuwtestamentische periode toch blijft bestaan. De joodse tempel was tijdens Jezus’ leraarschap duidelijk aanwezig als een levende, dynamische en vanzelfsprekende werkelijkheid. Jezus leerde daar ongedwongen en gaf opbouwende voorbeelden van tempelaanbidding. En hoe moeten we de dubbelhartigheid van Paulus verklaren, die zwoer vrij te zijn van de door Joden beïnvloede gemeente in Jeruzalem (zijn brief aan de Galaten) terwijl hij tegelijkertijd geld inzamelde voor zijn buitenlandse reizen en ook deelnam aan de tempeldienst als hij in Jeruzalem was?

Wanneer men naar de joodse elementen in het Nieuwe Testament op zoek gaat, verschijnen ze op meerdere plaatsen. In het Evangelie van Lukas, dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Evangelie van Mattheüs, de sleutel is tot deze joodse tendensen, staat een mooi voorbeeld: na acht dagen wordt Jezus besneden, zoals alle joodse jongens. Toen de tijd voor hun zuivering was aangebroken, offerden zij twee duiven in overeenstemming met de wet van Mozes. Simon​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​ werd door de Geest naar de Tempel geleid voor lofprijzingen over de geboorte van Jezus. Zaten Jezus en de discipelen niet gewoon tussen de pilaren van de Tempel om beschutting te zoeken tegen regen of voor schaduw? Als we lezen over de evangelieprediker Jezus, zijn de joodse kenmerken en de joodse context duidelijk aanwezig.

Op dezelfde manier waarop we andere paradoxen in gedachten moeten houden - bijvoorbeeld dat Jezus zowel God als mens was of dat het koninkrijk van God al is gekomen en het ook nog moet komen - moeten we in staat zijn te zien dat Jezus’ werk leidde zowel tot het behoud van het oude volk van God, als tot een vorm van vervanging ervan. Gods koninkrijk zou worden weggenomen van de toehoorders (de Joden die niet geloofden) en gegeven aan een volk bij wie het vrucht kon dragen (zij die in Jezus geloofden). Moeilijk om daaraan voorbij te gaan. Maar tegelijkertijd is het niet mogelijk om tot de slotsom te komen dat het oude volk zou verdwijnen. Het blijft. Het is de paradox waar Paulus eerst zijn best voor doet om die op te lossen in Romeinen 9-11.
Het volk Israël is een ladder, die de gemeente naar de Vader kan beklimmen en vervolgens kan verwerpen. Maar het volk Israël blijft en heeft een religieuze taak.

Het is nog steeds gebruikelijk dat leken aannemen dat Joden uiteindelijk het huis van de kerk zullen betrekken. Maar eigenlijk gebeurt het tegenovergestelde. Het is de kerk die terugkeert naar het huis van Vader Abraham, dat al sinds het begin van de bijbelse geschiedenis was bewoond. We wonen in een huis waarvan Joden de sleutels hebben. We zijn geënt op de oorspronkelijke olijfboom (Israël) en Paulus begroet ons met de mededeling, dat het sap waarvan we leven joods sap is. Denk je er eens over na hoe we dit beter kunnen gaan toepassen?
Toen het christendom zijn eerste wankele stappen zette, was het de joodse ideeënwereld die de boventoon voerde (!). Als dat inzicht wordt weggenomen, wordt het christelijke geloof ontkracht. Iets ontbreekt er dan.
Gunnar Samuelsson
[Uit het Zweeds vertaald met Google Translate, door mij bijgewerkt]


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^