Placied Tempels, Bantoe-filosofie


Boekbespreking van Placied Tempels, Bantoe-filosofie. Gorredijk, Uitg. Noordboek, 2023.
Eerste publicatie 1945. Ingeleid en hertaald door Angela Roothaan.
door Piet Ransijn, Civis Mundi Digitaal #141

Deel 2: Filosofie van de levenskracht

Essentie van de Bantoe-filosofie
Essentie is een ander woord voor 'wezen' ['essentie' komt van Latijn 'esse': zijn] en betreft de fundamentele aard van iets, in dit geval: de Bantoe-filosofie. Ontologie, de 'leer van het zijn', is de filosofische discipline die zich hiermee bezighoudt in nauwe samenhang met de metafysica, letterlijk 'voorbij de fysica', die zich bezighoudt met de diepste werkelijkheid voorbij de materie. Tempels noemt het "algemene wezenskennis" die al het bestaande omvat. (p58)
Het centrale begrip bij de Bantoe is zoals gezegd de levenskracht [geestkracht], waar al het bestaande deel aan heeft. De wereld is een "krachtenveld" en kent een "rangorde van krachten", die ook geldt voor de maatschappelijke orde. Deze kracht(en) komen van God, de eerste kracht, die deze kracht aan zichzelf ontleent. Wezens beschikken over een verschillende mate van kracht en kunnen deze aan elkaar doorgeven, vermeerderen of bij elkaar verminderen.

Tempels bedient zich van een filosofische terminologie en neemt afstand van de 'magische filosofie' waarin vaak vage en zweverige begrippen worden gebruikt. Magische praktijken proberen deze te verklaren vanuit de krachtenleer. Zijn methode komt erop neer eerst de grondgedachte in kaart te brengen en vervolgens de meer concrete uitwerking en toepassingen ervan in gebruiken en instituties.
Europese terminologie schiet vaak tekort om het eigen van de Bantoe-filosofie weer te geven. Hij laat de Europese filosofie terzijde om zoveel mogelijk "zonder eigen vooringenomenheden ... met open oog" te proberen door te dringen tot de Bantoe-opvattingen en daarbij "het eigen oordeel voorlopig op te schorten." (p54)
Deze benadering lijkt op die van de fenomenologie, de 'wezenschouwing' waarbij ook het oordeel wordt opgeschort om 'tot de zaken zelf' door te dringen, zonder deze meteen in vooropgestelde theoretische begrippenkaders te plaatsen. Vanuit inductieve observatie en analyse van de verschijnselen komt Tempels tot bepaalde grondbegrippen en interrelaties, zonder te verwijzen naar de fenomenologische methode. Hij gaat veeleer als een antropoloog tewerk en bedient zich daarbij zoals gezegd van participerende observatie, gesprekken en discussies.

De levenskracht
Het 'wezen' is (levens)kracht. "Alle wezens in het heelal hebben hun eigen specifieke levenskracht, menselijke, dierlijke, vegetatieve of materiële... Het grootste geluk... voor de Bantoe is een grote mate van levenssterkte te bezitten, sterk te zijn. Het grootste ongeluk... is afname van levenssterkte... Ziekte... tegenslag... lijden, uitputting en vermoeidheid... of onrecht en mislukking: dit alles wordt door de Bantoe begrepen en aangeduid als wezensvermindering, vermindering van levenssterkte." (p57) "De Bantoe stellen zich alle individuele wezens voor als individuele krachten... geïndividualiseerde kracht... Individuen zijn ieder op zich een aparte kracht." (p61) Dit zou volgens Tempels een verschil zijn met de monistische visie van het panpsychisme (zie CM 130 deel 1) "De Bantoe onderscheiden in de zichtbare wezens tussen dat, wat men met de zintuigen kan waarnemen en het 'ding zelf'... de eigen innerlijke aard... van het wezen of de kracht... in beeldspraak... een onzichtbare kleine mens." Dit komt overeen met wat in het Westen 'ziel' [geest] heet. De Bantoe onderscheiden de adem van het lichaam. De adem is echter vergankelijk, anders dan de ziel [geest], of de mens-zelf, 'hij-zelf', de 'kleine mens', die blijft voortbestaan. (p62) Ze noemen de mens muntu, een term die overeenkomt met de persoon en is met verstand begaafd. "God is een grote muntu... een grote persoon, een groot, machtig, redelijk wezen, oftewel een grote levenskracht." (p63)

"Elke kracht kan sterker worden of verzwakken, elk wezen kan sterker worden of zwakker worden." D.w.z. groeien, zich ontwikkelen of '(weg)kwijnen'. Emile Possoz schrijft: "De existentie is voor de Zwarte een zaak die in intensiteit kan variëren [omvorming], wanneer hij spreekt van 'vermindering' en 'versterking' van het zijn." (p64) Ook Frazer heeft het in The Golden Bough over vermeerdering en verzwakking van de vitale energie [levenskracht].

Krachten verschillen in sterkte en kunnen op elkaar inwerken en zo elkaar versterken of verzwakken. "De opvatting van naast elkaar bestaande substanties, totaal van elkaar onafhankelijke geschapen wezens... is de Bantoe-filosofie vreemd... De geschapen wezens staan... in een innerlijke wezens verhouding tot elkaar.... Wezensinvloeden kunnen uitgaan van wezen tot wezen... de ene kracht kan de ander innerlijk versterken of verzwakken." (p65) Dit is geen bovennatuurlijke kennis of magie maar 'Bantoe-natuurwetenschap'. "Al de krachten (wezens)... zijn niet een verzameling van onderling afhankelijke, naast elkaar geplaatste krachten... maar van wezen tot wezen met elkaar in relatie... De krachtenwereld is als een spinnenweb waarvan je geen enkel draadje kan doen trillen, zonder dat een ander draadje meetrilt." (p66,67)
Het doet enigszins denken aan de snaartheorie van de kwantumfysica, waarin velden als trillende snaren worden voorgesteld. (Zie Stijn van Tongeren, Quantum field theory through a stringy mirror. Proefschrift, Universiteit van Utrecht, juli 2013, p 204, 'Snaartheorie')

De wereld is vol levenskracht en -sterkte

Rangorde en samenhang
De hoogste kracht is God, de Schepper, "degene die 'de' kracht heeft door zichzelf. Hij brengt de anderem krachten tot bestaan, houdt ze in stand en versterkt ze." (p67) God gaf de levenskracht door aan de stamouders, die deze doorgaven aan hun nageslacht. Zij staan tussen God en het mensdom als "vergeestelijkte wezens, wezens van een hogere levensrang, rechtstreeks participerend in de goddelijke sterkte... in zekere mate... Daaronder komen dan de levende mensen, die op hun beurt gerangschikt zijn... volgens volgorde van geboorte en levensrang... volgens hun levenssterkte.... Hij heerst als koninklijke levenskracht over zijn grond, alsook over alles wat op die grond leeft." (p68)
God is de levensversterker van zijn volk en alle andere levenskrachten. De mens staat centraal in de schepping. Overledenen leven voort met verminderde levenskracht, maar diepere kennis van levens- en natuurkrachten, die het verlies aan kracht compenseren. Zij staan in relatie met de levenden om hen te versterken. Aan de witte mens wordt vanwege zijn technisch kunnen een grote levenskracht toegekend, omdat zij natuurkrachten de baas zijn of lijken te zijn.

Het krachtenheelal is geordend, "er bestaat een soort ontologische hiërarchie in de krachten... volgens vaste wetten [...in een] mechanisme van levensinvloeden." (p71,72) Mensen, inclusief overledenen, kunnen elkaar versterken of verzwakken, evenals andere wezens. Als redelijke wezens kunnen ze elkaar ook bewust beïnvloeden door hun kracht op anderen te laten inwerken.
Materiële wezens zoals stenen, rotsen, planten, bomen en bergen zouden ook levensinvloed uitoefenen op iedereen die in de buurt komt. "Volgens de wezensleer van de Bantoe kan het lagere het hogere niet door en uit zichzelf beïnvloeden... Zo worden sommige natuurfenomenen of natuurwonderen (zoals rotsen, watervallen en bepaalde bomen) aangezien als manifestaties van Gods macht en kracht, en als tekens, manifestaties of verblijfplaatsen van bepaalde geesten... In deze zin moet de wezensinvloed die lagere krachten op hogere zouden uitoefenen verklaard worden. Uit zichzelf hebben de lagere wezens die kracht niet, maar wel... dankzij de levensinvloed van een sterker, hoger wezen (God, geest, overledenen)." (p73)

Wijsheid en kennisleer
Het voorgaande noemde Tempels ontologie of wezenskennis. Vandaaruit wil hij ingaan op de meer praktische filosofie inzake morele en juridische aangelegenheden, die gebaseerd dient te zijn op geldige kennis. "Terwijl de westerse epistemologie [of kennisleer] uitgaat van het individuele verstand, dat zijn weten toetst aan empirisch onderzoek, gaat de Bantoe-epistemologie er e levenskracht van de voorouders". In het Westen zijn dat de grote filosofen en gelauwerde wetenschappers. Maar daar gaat men niet zo ver te stellen dat "de kracht die kennis is door de hele gemeenschap vloeit".
Hoewel er sociologen zijn die zeggen dat de samenleving behalve op sociale verbanden ook gebaseerd is op de kennis die daarmee samengaat. Zie bijv. Emile Durkheim met zijn conceptie van collectief bewustzijn, Max Scheler, Die Wissensformen und die Gesellschaft, Charles Wright Mills en Hans Gerth, Character and Social Structure en Peter Berger en Thomas Luckmann, The Social Construction of Reality (zie CM 37 en 102)

De krachtenleer impliceert een samenhang van krachten in het universum
https://noxmagica.com/hoe-werkt-magie-precies-werkt-het-altijd-antwoorden-over-magie/

Principes van de krachtenleer
De Bantoe zien kennis meer in termen van hun krachtenleer als krachtenveld. Hogere wezens hebben meer kracht en dus ook meer kennis. Het idee dat kennis macht en kracht behelst is hen niet vreemd. "Wijsheid... is inzicht in de wereld van krachten," Bij hen geldt dat ook voor zgn. 'magische' kennis van "levensinvloeden... magische middelen om kracht te doen toenemen", manga genoemd... (wat de Europeanen 'magie' noemen)." (p77)
Er gelden drie principes: "Kracht stroomt van hoog naar laag, door een gelijkend wezen en door het woord [en gebaren]... Een hoger wezen heeft meer kracht dan een lager wezen en dus meer kennis." Niet alleen via hiërarchie, maar ook via gelijkenis wordt kracht en kennis doorgegeven. (p75,76) Het gelijke kan het gelijke kennen en beïnvloeden. Zoals het principe van de homeopathie luidt: similia similibus curantur - het gelijke wordt door het gelijke genezen. (p84,188 noot 79)

De krachtenfilosofie is algemeen bekend bij de Bantoe en vormt de basis van hun gebruiken en opvattingen. Ze maken onderscheid tussen filosofie en praktische empirische kennis die "eerder natuurwetenschappelijk zijn" en specifieke waarneembare werkingen betreffen (p80).
De levenskracht van een persoon gaat over op wat aan hem of haar ondergeschikt is of hem toebehoort, dus op diens bezittingen, waaraan diens levenskracht of -invloed als het ware kleeft. "Vandaar dat men spreekt van 'magie' door aanraking... of gevoelsverbondenheid."
De derde vorm van levensinvloed werkt via woord en gebaar: "de magie van de geuite wens" door woorden of andere vormen van expressie zoals mimiek en gebaren. (p84) Ook bij ons zijn er invloedrijke woorden en gebaren die geuit kunnen worden en die als het ware een bepaalde kracht kanaliseren, maar zelf symbolen zijn.

Natuurlijke en paranormale kennis
De Bantoe kennen natuurlijk ook onzekerheid en hun kennis kent zijn beperkingen, ondanks de algemeen bekende principes van de krachtenfilosofie. In dat geval raadpleegt men deskundigen, dat kunnen oudere wijze mensen zijn of 'waarzeggers', orakels en helderzienden. Hun kennis is volgens Tempels slechts bij uitzondering paranormaal of bovennatuurlijk en valt meestal binnen het domein van de natuurlijke verstandelijke kennis, "de positieve Bantoe-wetenschap". Hij probeert "mistige uitdrukkingen" omtrent "mysterieuze... ondefinieerbare invloeden", die zelden paranormaal zijn, te verhelderen binnen de krachtenleer. Dat geldt ook voor "de levensinvloeden van overledenen op levenden... Omdat de Bantoe leven in gemeenschap met de overledenen, moet hun levensinvloed... niet bestempeld worden als paranormaal, maar – in overeenstemming met hun eigen filosofie – worden beschouwd als natuurlijk, als een gewone gebeurtenis in hun krachtenveld." (p87, 89)

De praktische kennis is verweven met krachtenleer en "wezenskennis (die 'magische kennis genoemd wordt, maar... niets anders is dan krachtenkennis)... Het weten van de Bantoe is niet tweevoudig: er bestaat bij hen niet enerzijds een krachtenfilosofie en anderzijds een domein van kritische [praktische] kennis. De krachtenfilosofie doordringt al hun kennis." Hun praktische kennis berust op observatie van de werkelijkheid met behulp van begrippen, die volgens Het wilde denken (La pensée sauvage) Claude Levi-Strauss zeer gedifferentieerd kan zijn, vaak nog meer dan onze wetenschap, met name de plantkunde en de werking van kruiden. Ze hebben een indrukwekkende kennis van planten en dieren en hun natuurlijke omgeving, die echter anders wordt ingedeeld dan in de westerse wetenschap. Hoewel Tempels er niet naar verwijst, komen zijn conclusies overeen met die van andere deskundigen zoals Levi-Strauss.

Psychologie van de Bantoe
"Voordat men kan reflecteren over goed of kwaad handelen... moet men weten... hoe mensen in elkaar zitten." Hun psychologie is alleen te vatten vanuit hun gezichtspunten en begrip(pen), die anders zijn dan de westerse. Hun persoonsbegrip muntu is holistisch en deelt "de mens niet op in verschillende aspecten en vermogens (zoals wij doen met onze begrippen, verstand, wil, verbeelding, enz.), die dan allemaal toekomen aan een op zichzelf staande autonome persoon. De mens volgens de Bantoe bestaat enkel uit een innerlijk wezen, dat... een specifieke uitdrukking is van de levenskracht, en uit uiterlijke verschijnselen, zoals adem, uiterlijk en schaduw... De mens... krijgt levenskracht direct van God." (p93)
"Een persoon kan in levenskracht toenemen of afnemen... Zulke veranderingen zijn slechts denkbaar in het verband van de clan, van de menselijke gemeenschap... De Zwarte kan geen eenling zijn… Hij beseft dat hij een levenskracht is die... voortdurend in een actief levensverband staat met andere krachten." (p94,101) Het betreft een individu-in-relatie, zoals bij het personalisme. Iedere persoon wordt vanaf zijn eerste bewegingen in de baarmoeder verbonden geacht met een beschermende voorouder, wiens clannaam hij krijgt.

De mens (muntu) is onder de geschapen wezens de hoogste en sterkste kracht, die van God komt. Wat betreft de specifieke aard daarvan, komen ze niet verder dan wij in het westen met het definiëren van de menselijke natuur of de aard van de geest, behalve dat deze overeenstemt met die van God, de "levenskrachtversterker" bij uitstek. (p97) "De muntu [mens, persoon] heeft de kracht om te kennen [waarnemen en denken]." Dat wil zeggen kennis om de werking van andere krachten te kennen en te kunnen beïnvloeden, die niet bij iedereen even sterk ontwikkeld is. Sommige mensen beschikken over meer kennis en levenskracht, zoals een leidende persoon, mfumu genoemd. Men wordt mfumu door inhuldiging als zodanig, die samengaat met bezieling en toename in levenskracht. Hij krijgt dan ook een nieuwe naam (bij ons een titel of functie).
"De Bantoe kennen een vrije wil, het vermogen van de muntu om op zichzelf te beslissen, om vrij te kiezen [vrije keuze] tussen beter en minder goed." Dat wil zeggen op het leven gericht of een "kwade wil om te vernietigen (... haat, nijd, jaloezie...), verderfelijke levensinvloed". (p101)

Het binnenste van een mens is ontoegankelijk voor een ander, ook al zijn mensen met elkaar verbonden. De naam drukt de eigen individualiteit uit, wie je bent. Mensen hebben minstens drie namen: de "wezensnaam", de naam die men krijgt bij "een bijzondere wezensversterking", zoals hoofd worden van een clan, de naam die men zelf aanneemt. De wezensnaam is verbonden met een voorouder, die de persoonlijke beschermer is van zijn naamgenoot, in wie hij als het ware 'in naam' wordt herboren en verbonden, maar niet werkelijk wordt herboren.
De Bantoe onderscheiden de uiterlijke lichamelijke verschijningsvorm van de innerlijke mens of het wezen, zijn of haar levenskracht. Deze drukt zich onder meer uit in woord en gebaar, en de uiterlijke verschijning.

Recht en ethiek van de Bantoe
Handelen in overeenstemming met de levenskracht en de groei daarvan is goed, handelen dat er tegenin gaat is kwaad. Ze gaan hierbij uit van "een natuurlijke ordening" die van God afkomstig is, waar menselijk gedrag echter vaak van kan afwijken. Er zijn allerlei "misbruiken" naast gebruiken en het feitelijke gedrag wijkt vaak af van moreel juist gedrag.
"De mens is niet de hoogste norm voor zijn daden... Boven de beslissende vrije wil van de mens staat nog een hogere macht, die weet, keurt en oordeelt." (p110) Ook de leidende persoon die recht spreekt is niet de hoogste norm voor het recht, maar deze komt van God.

De ethiek van de Bantoe berust op hun ontologie of wezensleer van de levenskracht en hun recht berust op hun ethiek. Ze vormen een geheel. De Bantoe hebben een sterk moreel besef dat wortelt in hun filosofie van de levenskracht. "Ze keuren leugen, bedrog, diefstal en elke vorm van overspel af... veelwijverij en tal van seksuele misbruiken, het uithuwelijken van te jonge meisjes, enz. Ze kennen en erkennen de tien geboden die niets anders zijn dan articulaties van de natuurwet... Volgens Gods plan en wil kan en mag en moet alle leven in de muntu [mens] geëerbiedigd, bewaard en versterkt worden...
Moreel goed is elke menselijke handeling die de levenskracht, de levensgroei en levensrang van de muntu eerbiedigt, bewaart en versterkt... Het is moeilijk om nauwkeurig te bepalen wat er precies van de... van door God geopenbaarde morele wetten is overgebleven. Maar de wil van God ligt, volgens de Zwarten, uitgedrukt in de wereldorde, in de ordening van krachten die ze kunnen kennen... De kennis van de natuurnoodzakelijke ordening maakt deel uit van de levenswijsheid van de 'primitieven'." (p113-15) Krenken, storen of verminderen van de levenskracht en levensgroei is slecht.

"De maatschappelijke orde [inclusief het recht] steunt op de ontologische orde." (p116) Als iets daartegen ingaat, hetzij een ordening of regeling, dat stuit dit op onwil en verdediging van "hogere rechten" vanuit hun krachtenfilosofie. "Hogere verplichtingen... gaan gepaard met hogere, onschendbare rechten en een diep rechtsbewustzijn... De ongeciviliseerde mens is zich van zijn mensenrecht nog sterk bewust. Men zou haast eerbied voor de 'wilde' krijgen, althans wanneer hij voor het recht van zijn medemens evenveel eerbied en ontzag koesterde als voor zijn eigen recht." (p117)
De Bantoe hebben volgens Tempels een diep ethisch bewustzijn en een helder begrip van de wereldorde, de ordening van krachten, die door God gewild is... en moet worden geëerbiedigd.. Deze krachten gehoorzamen immanente wetten op grond waarvan ze een "immanente gerechtigheid" kennen. Schenden daarvan brengt onheil met zich mee. "Alle afgunst, haat, nijd, jaloezie, kwaadsprekerij, zelfs onoprecht loven en prijzen, woorden door de Zwarten principieel ten sterkste afgekeurd, omdat het vormen van verminderende, vernietigende levensinvloed zijn." (p119,125)

Moedwillige vernietiging of "kwaadwilligheid", vinden de Bantoe erger dan uitgelokte kwaadwilligheid, wanneer iemand kwaad wordt als het tegenzit en zijn zelfbeheersing verliest bij "ongewilde woede", waardoor de normale wil van "levenseerbiediging" wordt doorbroken. (p120) Men is dan verplicht zijn uitbarsting publiekelijk te herroepen, te getuigen van zijn goede wil, als zijn blik weer helder is en de schade herstellen. De schuld is groter bij kwade opzet.
De Bantoe hebben verplichtingen als clanlid en ten opzichte van andere clans. Hij is verplicht een goede invloed uit te oefenen. Wat betreft vreemdelingen is het niet geoorloofd hen zonder reden te doden. "Ook vreemdelingen zijn mensen van God, ook hun leven en levenskracht moeten geëerbiedigd worden... Verminderen en vernietigen van vreemd leven is eveneens een verstoring van de ontologische orde." (p126) Verplichtingen nemen toe met de levensrang en gelden sterker voor leidende personen.

Levensherstel
Bij de Bantoe gaat het bij rechtspraak veeleer om het herstellen van goede relaties dan om straf. Het gaat hier niet alleen om materieel herstel en schade herstellen in juridische zin, maar ook in sociale en spirituele zin: herstel van relaties op diverse niveaus, want de schade is niet alleen economisch. Mensen dienen de levenskracht op alle niveaus te versterken en mogen geen enkele levenskracht aantasten. Feitelijk gaat het er anders aan toe, gezien het kwaad in de mensen en de wereld, maar volgens de Bantoe is "het leven sterker dan de dood en het sterker dan het onrecht". (p130) In de ordening van de schepping zijn verdedigingskrachten ingebouwd. Ook mensen hebben de beschikking over herstellende krachten.
Onrecht en herstel daarvan beperkt zich niet tot de eigen persoon, die in relatie, in wezensverband, staat met zijn sociale en natuurlijke omgeving. Onrecht of kwaad is het aantasten van leven op diverse niveaus. Het herstel van de levenskracht en de ontologische orde is derhalve zeker zo belangrijk als materiële schadevergoeding, die daarvan deel uitmaakt. "Primitief [gewoonte]recht is mensenrecht, geen zakenrecht. Het is het recht van de levenskracht... niet het recht van goederen." (p133) Volgens Emile Possoz in Elementen van het gewoonterecht van de Zwarten is hun recht slechts te begrijpen vanuit hun filosofie van de levenskracht, die bij onrecht op verscheidene niveaus hersteld dient te worden.

Rechtspreken omvat het bepalen van schuld, wie de schuldige is en waaraan deze schuldig is, waaruit herstelbepalingen en -betalingen voortvloeien. Hierbij "zegt de geschonden mens zelf hoe zijn levensvolheid kan worden hersteld." (p136) Dit geldt niet alleen in materiële zin. Het kwaad tegenover de hogere levenskrachten, God of de eerstgeborenen, bestaat niet uit verminderen van hun onaantastbare sterkere levenskracht, maar uit hoogmoed, belediging en gebrek aan eerbied. "Het herstel wordt verkregen door verzoenende offers...of 'rituele' zuiveringen." (p136-37) Het is geen herstel van een contract met hen, want de betrekking met God en de voorouders zijn niet contractueel zoals het Oude en Nieuwe Verbond (testament) van joden en christenen.

Daarnaast bestaat er kwaad tegen lagergeplaatsten, zoals ouder tegenover kinderen, bijv. een vader die zijn verplichtingen niet nakomt en daarmee hun levenskracht en groei verminderen, "een vergrijp tegen het leven... Een dergelijk kwaad kan enkel hersteld worden door zichzelf terug te brengen in de juiste levensverhouding tegenover de nakomelingen... Het herstellen van een goede vaderlijke [ouderlijke] invloed." (p139,140) Verwensen en vervloeken kan ongedaan gemaakt worden door herroeping.
"'Herstel van onrecht tussen gelijkgerechtigden... heeft in de grond de betekenis van levensherstel of ontologisch ordeherstel." (p146), Bijv. herroepen van verwensingen en verzoening gaat gepaard met herstel van de levenskracht van de benadeelde. De slechte wil en eventuele wrok wordt opgebiecht en letterlijk uitgespuugd als teken van herstel. Blijvend kwaadwilligen kunnen worden berecht en uitgestoten door ontzegging van rechten. Daarnaast zijn er rituele zuiveringspraktijken van en voor de gemeenschap.
Juist gedrag betreft "het ordelijk, eerbiedig en omzichtig gebruik van de natuurkrachten. Elk tegennatuurlijk gebruik van natuurkrachten... moet worden goedgemaakt. De orde moet hersteld worden en het besmette leven gereinigd en geheiligd... Levensherstel, sanctie in deze zin opgevat, ontologische zuivering, zijn Bantoebegrippen, terwijl straf, boete, vergelding veeleer Europese begrippen zijn, tenzij men ze in de zin van levensherstel zou verstaan." (p148)

De Bantoe-filosofie en wij
Dit onderdeel is later geschreven. Het pleit voor eerherstel van de Bantoe na langdurig en hardnekkig onbegrip met schrijnende ongelijkheid. Zij staan dichter bij de oude wijsheid van de natuurlijke filosofie, die door God geopenbaard zou zijn. Verwesterde Bantoe "hebben slechts de lege huls van de Europese cultuur aangenomen, zonder dat die verbonden is met diepere spirituele waarden." Tempels heeft kritiek op de evolutieleer in de etnologie die de westerse cultuur als de meeste ontwikkelde vorm van menszijn ziet en andere culturen als minder. Tempels ziet in "de cultuur van de primitieven... juist een zuivere oervorm van menszijn." Deze ziet hij ook in het christendom, vooral het katholicisme, in de vorm van "verlangen naar spirituele versterking van het leven," die samen met de Bantoe-filosofie een sterke basis kan vormen voor de verdere Afrikaanse ontwikkeling. (p149,150)

Tempels onderscheidt "de deugdelijke grondslag [... van] de bron van de filosofie" van "verkeerde conclusies" en "gedegenereerde Bantoe-wijsheid". Hun oorspronkelijk geloof was "dat alle leven en alle levensversterking van God komt, dat maar 'één hoogverheven werkelijkheid' het waard is om met alle kracht te worden nagestreefd." Later "kwamen ze tot de levensinvloed van geschapen wezens op een ander, tot het rechtstreeks beïnvloeden van een levende door een ander... en de ontelbare manga of versterkingsmiddelen van tegenwoordig, kortom: vandaar al wat tot nu toe 'magie' werd genoemd." (p156,157)
Onze opvatting en houding ten opzichte van "de onbeschaafden" dienen wij te herzien. Wat als bijna dierlijk werd beschouwd, blijkt vol wijsheid en menselijkheid. "De dierentronies worden mensengezichten." Middels hun gezichten kijkt Tempels neer op de "zelfingenomen westerlingen."
"De onterfden staan tegenover ons als gelijken [...met] een ander wereldbegrip [...en] ander levensideaal." (p 151) De Bantoe blijken geen grote kinderen die wij moeten opvoeden, maar "een volwassen mensheid... met een eigen allesomvattende filosofie... We zijn verplicht daar rekening mee te houden... We vinden daarin waarschijnlijk de grond waarop voortgebouwd kan worden [...terwijl] we tot nu tot op los zand bouwden." (p152,153). Het eigen fundament van hun mogelijke ontwikkeling kunnen we niet langer ondermijnen en de reeds bestaande mens in hen te doden en uit te roeien.

Vooruitgang versus levenswijsheid
Tempels pleit voor begrip en altruïsme, oog voor eigen misvattingen en vooroordelen en voor "de wijsheid van de 'primitieven'" vanuit hun standpunt om van daaruit met hen samen te werken. De bezetting van hun land wordt gerechtvaardigd door het doel hen te beschaven door onderwijs en materiële vooruitgang. Maar echte beschaving gaat verder en betreft de mens zelf. In dit opzicht "heeft de moderne, mechanische, industrieel-economische vooruitgang de mensheid maar weinig vooruit geholpen [...en] er veel toe bijgedragen om de moderne mens ongelukkiger te maken... Het steeds omhoog brengen van de opbrengst... verhoogt niet noodzakelijkerwijs de beschaving, kan haar daarentegen zelf te gronde richten... Wat is dat voor een beschaving waarachter en waarin geen levenswijsheid... vervat ligt? Hoe kan men een beschaving voorstellen zonder filosofie, zonder ideaal, zonder hoger bezieling?" (p154,155)
Tempels keert zich tegen het opdringen van een opvoeding zonder levenswijsheid en levensbezieling, die hun eigen beschaving van mensen ontvreemdt. Het is juist onze taak deze te ontdekken en te onderzoeken en ook te begrijpen waarom westerse ideeën weinig vat op hen hebben. Deze kunnen leiden tot degeneratie van hun oude wijsheid en tot verwesterde Bantoes, die met minachting neerkijken op hun medeburgers.

Versterking van levenskracht als basis
De Bantoefilosofie is gericht op versterking van de levenskracht. In principe willen ze delen in de in hun ogen sterkere levenskracht van de Europeanen, die natuurkrachten kan bedwingen. "Ons educatief systeem en onze beschavingsmethoden zullen zich moeten aanpassen aan dit levenskrachtideaal." Doen we dat niet, dan zal de kloof tussen wit en zwart zich verwijden. Vele ontwortelde, halfverwesterde en dolende zielen kunnen het resultaat zijn, "mannen van het geld... het enige in hun leven wat nog waarde heeft. Ze hebben de Bantoe-levenswijsheid opgegeven voor de filosofie van het geld... Onze geldfilosofie kan de Bantoe niet ontwikkelen." (p158,159)

Tempels pleit voor "het verlangen naar levenssterkte als vertrekpunt voor een echte Bantoe-beschaving." (p161) Volgens velen zou dit botsen met de rationele wetenschap. Zij zien echter over het hoofd dat de wijsheid van oude culturen in veel opzichten aansluit bij en overeenkomt met moderne wetenschappelijke inzichten, zoals bijv. Jeremy Lent in 'Het betekenisweb' aantoont evenals eerder Fritjof Capra, Koo van der Wal (Filosofie en spiritualiteit), Jared Diamond (Erfenis. Wat we kunnen leren van traditionele culturen) en vele anderen. (Zie CM 90, 109, 114 en de bespreking van het boek van Lent in volgend nummer)
Het christendom is volgens Tempels ook gericht op levensversterking en levensverheffing, en participatie in de godheid. "Dit intens diepe christendom... vertoont een opmerkelijke overeenkomst met het natuurlijke denken van de Bantoe en hun verlangen naar levenskracht." (p161-62) Hij denkt dat het christendom hun verlangen kan vervullen als complement van het Bantoe-idealisme en ziet een christelijke Bantoe-beschaving als wenselijk alternatief voor "een oppervlakkige Europeanisering die het Bantoeïsme vermoordt." Zo heeft het christendom ook de westerse beschaving geïnspireerd.

De Bantoe-filosofie is niet louter materieel, hoewel het materiële vaak wel veel nadruk krijgt, maar het streven naar levenskracht is ook moreel en spiritueel. "Het mensenhart houdt nooit op met verlangen," zeggen de Baluba en gaat verder dan het materiële. Ze hebben een verheven opvatting van recht en sociale orde. De theorie van de levenskrachten in de Bantoe-filosofie is meer dan de moeite waard om nader te onderzoeken wat betreft juistheid en degelijkheid. Voorlopige resultaten zijn verrassend gebleken. "De Bantoe zullen de getuigen zijn van de deugdelijkheid van onze hypothese van de levenskrachten," luidt de slotzin van dit baanbrekende en verheffende boek.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^