De Bijbel


De eerste keer dat er in de Bijbel over een viertal wordt gesproken is in Genesis 1:26-27 "En de Èlohîm zeiden: 'Laten wij mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis ...' En de Èlohîm schiepen de mens naar hun beeld; naar hun beeld schiepen zij hem; man en vrouw schiepen zij hen."
Bij de Èlohîm en hun schepping van man en vrouw is daardoor sprake van een gezin: een vietal als een man en een vrouw, die samen een zoon en een dochter scheppen.
De betekenis van het samengestelde woord 'Èlohîm' is: de goddelijke man en vrouw; terwijl de betekenis van 'jahweh' is: de goddelijke vrouw en man. Zie hiervoor 'God als man en vrouw' in het Menu.

De tweede keer dat er in de Bijbel over een viertal wordt gesproken is in Genesis 2:10. In het midden van de tuin die God heeft geplant, geschapen, laat God ook een bron opwellen om de tuin te bevloeien, een bron die zich in vier rivieren splitst.

Daarna wordt in Exodus 26 over een vierkant gesproken, als Mozes van Jahweh zelf het bouwplan van 'De tent der samenkomst', de Tabernakel, te horen krijgt. Het blijkt dan dat het heiligste of het 'heilige der heiligen', de ruimte waar de ark van het verbond moet worden geplaatst, de afmetingen van een kubus heeft: 10x10x10 el.
Jahweh wil in een kubus wonen, met vierkanten samengesteld..
In het Hebreeuws wordt zijn naam geschreven als IHWH, ה ו ה י, het vierschrift of tetragrammaton; terwijl ook de Èlohîm door het gezin als een viertal worden gekenmerkt.
Het Tabernakel, van Latijn 'tabernaculum': hut of loofhut, was bij het joodse volk de verplaatsbare Tent der Samenkomst met het heilige voorin en het allerheiligste achterin. Daarin stond de ark (kist) van het Verbond met de twee stenen tafelen met de Tien Woorden ('dabâr': woorden of richtlijnen, onjuist vertaald met 'geboden').

De afmetingen van het tabernakel
In het heiligste stond een kist en daarin twee 'bladzijden' uit een nog te schrijven boek, de Tenach, met daarnaast de Talmoed.

Exodus 37:1: 'Besaleël maakte de ark van acaciahout, 2,5 el lang, 1,5 el breed en 1,5 el hoog' (met een fout van 1% zijn dit de afmetingen van de gulden snede).

Exodus 26:31-34: "Maak een voorhangsel [...] dat vakkundig moet worden geweven, met een patroon van cherubs. Maak het met gouden krammen vast aan vier palen van acaciahout, die met goud zijn over-trokken en op vier zilveren voetstukken rusten. Bevestig het voorhangsel [...] en zet de ark met de verbondstekst erachter: het vormt de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste."

De 'tefillien shel rosh', onderdeel van het joodse gebed, een kubusvormig doosje met vier vakjes, weergave van het heilige der heiligen, waarin vier teksten uit Ex. 13:1-10; 13:11-16; Deut. 6:4-9 en 11:13-21 op perkament. Hij wordt bevestigd met een gebedsriem met viervoudige knoop.
De tefillien zit op de plaats van het derde oog, de voorhoofdchakra.

In het bijbelboek Openbaringen wordt aan Johannes het nieuwe Jeruzalem getoond, Gods stad die uit de hemel neerdaalt. De beschrijving ervan laat zien, dat de stad de vorm heeft van een kubus:
Openbaringen 21:16 De stad was vierkant, even lang als breed. Hij [de engel] mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte.
Ezechiëls eerste visioen gaat over Gods viereenheid
De naam 'Ezechiël' betekent: krachtig door God

Ezechiël zag vier hemelse wezens, die op mensen leken, maar ieder vier gezichten en vier vleugels hadden; hun voeten rustten op wielen en hun vleugels waren vol ogen. Hun gezichten waren van voren als een mens, rechts als een leeuw, links als een stier en achteraan als een adelaar: vier maal een viereenheid. Hoog boven hun hoofden zag hij een troon, met daarop een gedaante als van een mens, die glansde als wit goud en door vuur was omgeven: de stralende verschijning van God. De hemelse wezens gingen waarheen God het wilde (Hebr. 'ofan': handelen).
In de joodse esoterie worden deze wezens Ofanim genoemd en ook zijn daar de tekens van de dierenriem bekend, waarmee de vermogens samenhangen:
stier - aarde - waarnemen;
waterman (mens) - lucht - denken;
adelaar (is een ontwikkelde schorpioen) - water - voelen;
en leeuw - vuur - willen.
Gods engelen de ofanim zijn zo een uitdrukking van Gods vier geestelijke vermogens.

Het laatste, het tempelvisioen van Ezechiël, hoofdstuk 47

Het visioen
Terwijl het joodse volk - na de verwoesting van de tempel van Salomo in Jeruzalem - in de Babylonische ballingschap verblijft, wordt aan de joodse profeet Ezechiël in een visioen Gods nieuwe tempel getoond.

Afbeelding naar Jos Quak - lodebar.net

Het kenmerkende daaraan is de symmetrie en het vierkant, wat op meerdere wijzen in de plattegrond en de bouwwerken daarin, tot uitdrukking komt; en later een beekje, dat vanuit het midden van de tempel ontspringt en ten slotte een diepe rivier wordt.
Het gebouw heeft vier poorten in overeenstemming met de vier windrichtingen. Zoals alle tempels in het Midden-Oosten is de Oostpoort naar de opkomende zon gericht. De twaalf stammen van Israël zijn symmetrisch in het veld rondom Gods tempel gerangschikt, drie bij ieder van de vier poorten. De Levieten, de priesters, wonen binnen de tempel tegen de muren. In het midden ervan bevindt zich het goddelijke allerheiligste.
Deze verdeling van de twaalf stammen is te vinden in Numeri 2:2-32.

Uit een bron in het allerheiligste, middenin Gods tempel, ziet Ezechiël een waterstroompje van levend water komen, dat door de Oostpoort naar buiten stroomt. Op viervoudige wijze om de duizend el ziet hij de omvang van dit beekje toenemen tot een grote rivier. In de eerste duizend el komt het water tot aan zijn enkels, duizend el verderop tot aan zijn knieën, dan tot zijn heupen en ten slotte tot boven zijn hoofd, zodat hij er niet meer in kan staan en moet zwemmen.
In het verloop van de rivier van levend water neemt het voorkomen van allerlei levensvormen als vissen en vruchtdragende bomen langs de kant, toe; de rivier stroomt uit in de Dode zee, om het water aldaar tot leven te brengen.

Een uitleg
Ook hier wordt aan een mens, een 'man Gods', getoond, dat God door viervoudigheid wordt gekenmerkt en dat er ten opzichte van de mensheid een rangorde bestaat met God in het midden.
Een deel van die mensheid bevindt zich in een 'dode toestand', wat betekent dat zij nog ongeestelijk zijn en daardoor onbewust van hun verhouding tot God. Om hen tot leven te brengen komt God naar hen toe in de vorm van een stroom van levend water, die door ontwikkeling wordt gekenmerkt: op viervoudige wijze neemt de stroom in omvang toe en bevordert zo het leven. Tenslotte wordt ook datgene wat 'dood' is, wat nog onwetend is, tot leven gewekt, tot inzicht gebracht, door op de geest in de mens, de vonk uit Gods geest, in te werken en die zo te belevendigen en tot het eeuwige leven te ontwikkelen.

Een kenmerk van de stroom is de viervoudigheid. De gematrische betekenis (joodse getallenleer) van het getal 4 is 10, want 1+2+3+4=10. De gematrische betekenis van 10 is weer 1, want 1+0=1. Dat houdt in dat de viervoudige ontwikkeling niet alleen tot het eindpunt voert, de 10 en dat de 10 weer terugleidt tot de 1, waardoor de viervoudige ontwikkeling opnieuw begint, om zo een eeuwigdurende kringloop in gang te zetten: het eeuwige leven.
Viervoudig is ook de lengte van duizend ellen dat de stroom in omvang toeneemt; gematrisch is duizend het getal van goddelijke volmaaktheid.

In de gedaante van een stroom van levend water komt Gods heilige geest als een tegemoetkoming naar de 'dode' mensheid toe om de geestelijke ontwikkeling van de mensen te bevorderen. Dit visioen van Ezechiël kan worden gezien als een voorafbeelding van de komst van Gods heilige geest in de mens Jezus, uit Maria geboren, die bij de mensheid op aarde wil wonen.

Een uitspraak van Jezus die hiermee overeenkomt is te vinden in Johannes 7:37-39
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep:
"Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 'Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,' zo zegt de Schrift."
Hiermee doelde hij op de Geest die zij, die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.

Wat aan Ezechiël is getoond, gebeurt ook in de mens die zich geheel naar God richt.

Daniël 7:2-3
Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag, hoe de vier winden van de hemel de grote zee in beroering brachten. Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte (vier tijdperken).
Daarna zag Daniël een visioen van God, vergelijkbaar met dat van Ezechiël en vervolgens het verschijnen van de Mensenzoon 'op de wolken', die een vijfde tijdperk inluidde.


terug naar het overzicht






^