Jezus als leraar van de Samaritaanse vrouw


Jezus' gesprek met de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron te Sichar (Joh. 4:1-30)
Op de terugweg van Jeruzalem naar Galilea trekt Jezus met zijn leerlingen door de streek Samaria en komt bij de stad Sichar. Daar wil hij uitrusten bij de Bron van Jakob en stuurt zijn leerlingen door naar de stad om voedsel te kopen. Terwijl hij daar zit, komt er een Samaritaanse vrouw water putten op het heetst van de dag. Dat was de tijd dat mensen uit de laagste klassen water gingen putten - die uit de hogere klassen kwamen 's avonds als het koel was.
Jezus begon een gesprek met haar, wat opmerkelijk was, want niet alleen mochten Joden niet met Samaritanen praten, maar zeker een joodse rabbi deed dat niet en bovendien was het in die tijd ongebruikelijk dat een man een andere vrouw aansprak als haar eigen man er niet bij was. Jezus negeert deze regels echter en vraagt juist aan deze eenvoudige vrouw om water.

In het dan volgende gesprek treedt Jezus op als leraar en hij legt haar het verschil uit tussen gewoon water en 'levend water', waarop de vrouw zegt dat ze graag dat levende water zou willen drinken. Jezus laat haar merken dat hij weet wie zij is en zij noemt hem dan een profeet. Ook komt het onderwerp aan bod waar je God moet aanbidden, op een berg of in Jeruzalem en dan zegt Jezus aan het einde van hun gesprek: "... maar er komt een tijd - en die tijd is nu gekomen - dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt vervuld van Geest en waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen vervuld van Geest en waarheid." De vrouw antwoordde: "Ik weet wel dat de messias zal komen en wanneer hij komt, zal hij ons alles vertellen." Daarop zegt Jezus tegen haar: "Ik ben het, degene die met u spreekt."
Het is de eerste keer dat Jezus zelf zegt de Messias, de Gezalfde te zijn en hij zegt dit tegen een overspelige Samaritaanse, dus niet-joodse vrouw (Jezus redde later in de Tempel een overspelige vrouw van de dood door steniging door te zeggen dat wie zonder zonden was, de eerste steen mocht werpen; en de eerste die de weer opgestane Jezus ziet, is de vrouw Maria Magdalena).
Met niemand heeft Jezus zo'n langdurig, persoonlijk gesprek, ook niet met de wetsgeleerde Nikodemus (Joh. 3:1-21)

Jezus treedt hier op als leraar voor de 'heidenen' en hij doet dat bij de 'put' (bron, boek, leer) van aartsvader Jakob. Het gaat daarbij om zijn leer als zijnde het 'levende water', waardoor Jezus door de waterput van Jakob zijn leer met de aartsvaders verbindt. De leer van de aartsvaders - en daardoor ook die van Jezus - blijkt, gezien de vorm van de put, door viervoudigheid te worden gekenmerkt en daarmee door de betekenis van het het zonnewiel, dat het teken van het eeuwige leven is en daarmee van het levende water: Jezus' leer, naar zijn zeggen immers gegrondvest op de Joodse Tenach.

Jezus houdt een boekrol in de linkerhand en treedt dus op als Joodse rabbi. Jakobs put is van duur, wit marmer en getuigt van geestelijke rijkdom. Zij heeft de vorm van een gelijkbenig kruis, terwijl putten in werkelijkheid rond zijn, m.a.w. samen een zonnewiel: bron van levend water, kosmische orde en eeuwig leven.
De Samaritaanse draagt geen sieraden: een eenvoudige vrouw. Jezus' rechterhand geeft en maakt het belerende gebaar, met haar rechterhand ontvangt zij zijn leer.
Ook zij heeft zoals Jezus een aureool, want zij blijkt ontvankelijk te zijn voor zijn leer.

Ook op deze afbeelding houdt Jezus een boekrol in de linkerhand en maakt hij met de andere hand het geestelijk belerende handgebaar met de uitgestoken wijs- en middelvinger.

Ook hier de boekrol en het belerende gebaar, terwijl de Samaritaanse zijn leer aanneemt.
De put heeft een tussenvorm tussen een rondte en een gelijkbenig kruis: het zonnewiel

Op deze afbeelding houdt Jezus met zijn linkerhand de rand van de put vast, die ook weer de vorm heeft van een rondte en een gelijkbenig kruis: het zonnewiel. Met de rechterhand maakt hij het belerende gebaar.
De vrouw heeft haar kruik neergezet en neemt met beide handen Jezus' leer aan.
Links zijn zijn terugkerende leerlingen te zien en rechts de dorpelingen die naar Jezus toekwamen, nadat de Samaritaanse aan hen haar belevenissen had verteld.

Hier heeft de Samaritaanse haar kruik met het gewone water laten vallen en neemt met beide handen Jezus' leer over het levenswater aan; Jezus op zijn beurt neemt haar als leerlinge aan, waardoor zij een aureool krijgt. Met de rechterhand maakt hij het belerende gebaar.
De put is achthoekig, waarin een achtstralige ster ✳︎ past, ook een aanduiding voor het zonnewiel.
Links zijn de leerlingen te zien en rechts de dorpelingen.

Een titelblad van de masoretische Tenach-tekst.
De Masoreten (van masorah: traditie) waren rabbi's in Palestina en Babylon in de vroege middeleeuwen, die de Oud-Hebreeuwse tekst van de Tenach van klinkertekens voorzagen, wat in de 10e eeuw werd afgerond.
Ondanks dat het Zegel van Salomo zelf zespuntig is, vormen de meetkundige figuren er omheen - een cirkel en twee vierkanten - een achthoekige ruimte: een verbinding van de joodse leer uit de Tenach, waar Jezus regelmatig naar verwees, met het achtstralige ✳︎ zonnewiel.
De lijnen worden gevormd door Hebreeuwse teksten.

Adelbert van Egmond was een Ierse zendeling die na Bonifacius en Willibrord Jezus' evangelie verspreidde in de Lage Landen. Hij zou ook een wonder hebben verricht, waardoor er na zijn dood rond zijn graf in Egmond een bedevaart ontstond naar zijn kerkje en een bron, die geneeskrachtig water zou geven. De bron ontstond toen zijn gebeente werd opgegraven om elders te worden bijgezet.

Ook de bron van Adelbert is een rondte en een gelijkbenig kruis tegelijk: teken van het zonnewiel en het eeuwige leven. Adelbert houdt uit eerbied met een doek de Bijbel vast; op die doek zijn op de originele afbeelding achtstralige sterren te zien, net als de put dus zonnewielen. Door het vasthouden van de Bijbel met die doek, wordt Jezus' leer als bron van het eeuwige leven met het zonnewiel op de doek verbonden.
Het aureool van Jezus in de hemel is het gebruikelijke gelijkbenige kruis, met in de vier hoeken een stip: het zonnewiel.
(Bron afbeelding: Russisch Orthodoxe Kerk, Zwolle)

De Angelsaksische zendeling Wynfreth (later Bonifacius) bracht het christendom naar de Lage Landen en was de wegbereider voor (o.a.) Adelbert.
Zijn kleed is geheel bedekt met gelijkbenige kruisen + en zonnewielen ⁜ .
Op zijn schouders zijn de helften zichtbaar van een gelijkbenig kruis, dat doet denken aan een Keltische knoop, met vier gestileerde eikenbladeren met ieder drie lobben.
Op zijn Bijbel in de linkerhand is op kunstzinnige wijze een achtstralige ster te zien, zinnebeeld van het eeuwige leven, kern van Jezus' leer in de Bijbel. Met zijn rechterhand maakt hij het belerende gebaar met wijs- en middelvinger.
(Bron afbeelding: Russisch Orthodoxe Kerk, Zwolle)

Alphege van Canterbury (953-1012)
Werd op jonge leeftijd kluizenaar, die bekend stond om zijn vroomheid en soberheid. Hij was de eerste aartsbisschop van Canterbury.
Hij bevorderde de bestudering van heilige geschriften. Op zijn stola en Bijbel gelijkbenige kruisen, in zijn linkerhand de Bijbel en rechts het belerende handgebaar.

Anselmus van Canterbury (1033-1109)
De tweede aartsbisschop van Canterbury. Hij was in de Middeleeuwen de eerste die niet alleen in God wilde gelóven, maar ook 'enkel met de rede' God wilde verkláren.
Hij schreef zijn godsbewijs in zijn boek Proslogion - Ondenkbaar dat U niet bestaat.
Zijn Bijbel met daarop de Salomonsknoop in de lin-kerhand, met de rechterhand het belerende gebaar. De krui-sen geven de levensboom weer. Hij wisselde zijn proza af met poëzie:

"Kom, kleine mens,
laat je beslommeringen
even voor wat ze zijn,
verberg je een moment
voor je rumoerige gedachten.
Leg je zware zorgen aan de kant
en zet je vermoeiende taken opzij.
Neem een weinig tijd voor God
en rust een weinig uit in Hem.
Ga in de binnenkamer van je hart,
sluit alles buiten behalve God en
wat je helpt Hem te zoeken,
doe je deur dicht en zoek Hem."

Uit: 'Ondenbaar dat U niet bestaat'
vertaald door Vincent Hunink

Stefanus van Perm (1345-1396)
Bisschop van Perm, Noord-Rusland. Hij bouwde scholen, voerde de eigen taal in godsdienstoefeningen in en vertaalde delen van het Nieuwe Testament. Hij verzette zich tegen de bemoeizucht van Moskou.
Zijn Bijbel met gelijkbenig kruis links, het belerende gebaar rechts. Op zijn stola de levensboom. Op zijn kleed gelijkbenige kruisen in allerlei vormen, ook op de omlijsting.
Daar is ook het teken voor Pythagoras' tetraktys 1-2-3-4-punten te zien. Zoals Jezus' leer verwees ook Pythagoras' tetraktys naar het eeuwige leven van Gods Koninkrijk.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^