De aanvangstoestand volgens Genesis en de oerknaltheorie
- De toestand van de schepping die in Genesis 1:1-3 wordt beschreven: ‘aanvankelijke duisternis die wordt gevolgd door licht’, komt overeen met de huidige astronomische ‘oerknaltheorie’, waardoor Genesis die ondersteunt. De wetenschappelijke beschijving van dat begin luidt als volgt:
- Na de vorming van waterstofgas in het begin van het heelal, breidde dat zich uit in de ruimte, waardoor het gas afkoelde. Het heelal was aanvankelijk donker en koud. Door de werking van de zwaartekracht ontstonden op sommige plaatsen sterren. De licht- en röntgenstraling daarvan warmde het gas weer op, waarbij het gas doorschijnend werd en het heelal werd opgelicht door de sterren. De aanvangsperiode van donkere koelte werd toen afgewisseld door de huidige periode van licht en warmte.
- Zowel Genesis - het bijbelse begin van de schepping - als de astromische beschrijving daarvan middels de oerknal-theorie, komen overeen met mijn godservaring.
Daarbij werd mij eerst de ongevormde oertoestand van de algeest getoond: een geestestoestand van 'de rust van haar donkere koelte'; daaruit kwam een toestand van 'beweging van zijn lichtende warmte' voort, die vervolgens de rust van haar donkere koelte liefdevol in zich opnam. In de algeest bleven beide toestanden in elkaar bestaan. Want later werd mij getoond dat in de gevórmde geestestoestand de rust van de donkere koelte de vrouwelijke zijde van de algeest is, die zich aan mij voordeed als God als moeder, terwijl de beweging van de lichtende warmte zich aan mij voordeed als God als vader.
Inhoud
1. Het vroege, donkere heelal warmde op, voordat het oplichtte
2. Het oorspronkelijke artikel
3. Samenvatting en beoordeling van dit onderwerp door ChatGPT
1. Het vroege, donkere heelal warmde op, voordat het oplichtte
Allesoversterrenkunde.nl, 30 -09-2025, Govert Schilling
Artikel: International Centre for Radio Astronomy Research

Onderzoek door een team onder leiding van de Curtin Universiteit in Perth (West-Australië) laat zien dat het nog donkere heelal eerder warm was dan koud, voordat het begon op te lichten.
Het team heeft (tevergeefs) naar dit mysterieuze ‘tijdperk van reïonisatie’ gezocht met behulp van de gevoelige Murchison Widefield Array-radiotelescoop (MWA) in West-Australië (The Astrophysical Journal, 30 september).
Reïonisatie is het proces waardoor elektrisch geladen atomen in het vroege heelal opnieuw geïoniseerd raakten – een proces dat werd aangedreven door de vorming van de eerste sterren en sterrenstelsels. Dit luide het einde in van de ‘Dark Ages’, de periode waarin het ondoorzichtige gas tussen de sterrenstelsels transparant werd en het licht van de eerste sterren vrij door het heelal kon bewegen.
Om dit vroege kosmische tijdperk te bestuderen, moeten astronomen het zwakke signaal van de reïonisatie scheiden van alle andere bronnen van radiostraling in het heelal. “Dat zijn onder meer de emissies van nabije sterren en sterrenstelsels, interferentie van de aardatmosfeer en zelfs ruis die door de radiotelescoop zelf wordt gegenereerd. Pas nadat deze ‘voorgrondsignalen’ zorgvuldig zijn geëlimineerd, kunnen we de signalen uit het reïonisatietijdperk blootleggen,” legt Ridhima Nunhoke van ICRAR uit. “We zijn er ook in geslaagd om ongeveer tien jaar aan MWA-gegegevens bij elkaar op te tellen, waardoor we dichter dan ooit bij de detectie van het reïonisatie-signaal zijn gekomen.”
Volgens het team zijn de kwaliteit en omvang van deze nieuwe dataset bepalend geweest voor de ontdekking. Een koud heelal zou een signaal hebben geproduceerd dat in de meetgegevens van de Murchison Widefield Array-radiotelescoop te zien zou zijn geweest. Het feit dat dit signaal niet is gevonden, sluit een ‘koude start’ van de reïonisatie uit en betekent dat het heelal ‘voorverwarmd’ moet zijn geweest vóórdat de reïonisatie plaatsvond.
Het Curtin-onderzoek suggereert dat de uiteindelijke opwarming werd aangedreven door de energie van vroege bronnen van röntgenstraling, zoals de eerste superzware zwarte gaten en de overblijfselen van ontploffende sterren.
[In de tijd voordat waterstofgas door de zwaartekracht tot sterren was verdicht, moet het koud en donker zijn geweest, doordat het waterstofgas uitdijde en daardoor afkoelde toen er nog geen strakende en daardoor verwarmende sterren waren. ’Opwarming’ houdt immers in dat het vroege heelal, vóór de vorming van die sterren, koud en donker moet zijn geweest. Na de vorming van stralende sterren en later stralende zwarte gaten, werd het heelal eerst warm en daarna werd het licht.]
[Zie ook het oorspronkelijke artikel hieronder]
“Onze metingen tonen aan dat het vroege heelal in elk geval in enige mate is opgewarmd. Niet veel, maar genoeg om ons te vertellen dat er geen sprake kan zijn geweest van een zeer koude reionisatie,” aldus hoogleraar Cathryn Trott, die leiding geeft aan het ‘Epoch of Reionisation’-project bij ICRAR. (EE)
Cathryn Trott Ancient Universe ‘warmed up’ before it ‘lit up’
2. Oorspronkelijk artikel
Het door Curtin University geleide team van het International Centre of Radio Astronomy Research (ICRAR) was op zoek naar het ongrijpbare 'Epoch of Reionisation', met behulp van de Murchison Widefield Array-telescoop (MWA) in Inyarrimanha Ilgari Bundara, het CSIRO Murchison Radio-Astronomy Observatory op Wajarri Yamaji Country in West-Australië.
Astronomen die op zoek waren naar bewijs van het licht van de eerste sterren en sterrenstelsels hebben ontdekt dat het universum warm was, in plaats van koud, voordat het ‘oplichtte’.
“Ons onderzoek werd uitgevoerd over twee fasen. Tijdens het eerste onderzoek verkregen we ons eerste bewijs van gas dat opwarmt tussen sterrenstelsels bijna 800 miljoen jaar na de oerknal”, zegt ICRAR eerste fase hoofdauteur, Dr. Ridhima Nunhokee
Het tijdperk van reïonisatie is een periode vroeg in de geschiedenis van het universum die door de theorie wordt voorspeld, maar nog moet worden gedetecteerd met behulp van radiotelescopen. Het betekent het einde van de Kosmische Donkere Eeuwen, ongeveer een miljard jaar na de Oerknal, toen het gas tussen sterrenstelsels veranderde van ondoorzichtig naar transparant, waardoor licht van de eerste sterren en sterrenstelsels door het universum kon reizen.
Dr. Nunhokee legde uit dat om deze vroege periode van het universum te bestuderen, astronomen het zwakke signaal uit het tijdperk van de reïonisatie moeten isoleren, elke andere bron van radiogolven in het universum uit hun waarnemingen moeten identificeren en verwijderen.
“Deze omvatten emissies van nabijgelegen sterren en sterrenstelsels, interferentie uit de atmosfeer van de aarde en zelfs geluid dat wordt gegenereerd door de telescoop zelf. Pas na zorgvuldige aftrek van deze 'voorgrondsignalen' zullen de resterende gegevens signalen uit het tijdperk van reïonisatie onthullen”, zei Dr. Nunhokee.
“Uit dit onderzoek hebben we methoden ontwikkeld om de voorgrondverontreiniging aan te pakken en de signalen die we niet willen af te trekken, maar ook onze telescoop beter te begrijpen en met een schoon signaal te komen.
“We hebben ook ongeveer tien jaar aan MWA-gegevens samen kunnen integreren, om de lucht langer dan ooit tevoren te observeren. Dat is de andere reden waarom we dichter bij het detecteren van het signaal zijn gekomen.”
De kwaliteit en kwantiteit van deze nieuwe dataset maakten deze ontdekking volgens het team mogelijk. Een koud universum zou een signaal hebben geproduceerd dat zichtbaar zou zijn geweest vanwege de uitgebreide mogelijkheden van de MWA. Het ontbreken van dat signaal sluit zo'n 'koude start' uit voor reïonisatie en betekent dat het Universum 'voorverwarmd' moet zijn geweest voordat de reïonisatie plaatsvond.
Professor Cathryn Trott, die het Epoch of Reionisation-project bij ICRAR leidt, was de hoofdauteur van de tweede fase van het onderzoek.
"Naarmate het universum evolueerde, breidt het gas tussen sterrenstelsels zich uit en koelt het af, dus we zouden verwachten dat het heel, heel koud zou zijn,” zegt professor Trott.
“Onze metingen tonen echter aan dat het op zijn minst tot een bepaalde graad wordt verwarmd. Niet veel, maar het vertelt ons dat zeer koude reïonisatie is uitgesloten. Dat is echt interessant.
"Het onderzoek suggereert dat deze opwarming waarschijnlijk werd aangedreven door de energie van vroege bronnen van röntgenstralen van vroege zwarte gaten en stellaire overblijfselen die zich door het universum verspreiden.”
De lessen die zijn getrokken door het verwerken van deze gegevens zullen de zoektocht naar het tijdperk van de reïonisatie een vliegende start te geven met de SKA-telescopen, die momenteel in aanbouw zijn in Wajarri Country in West-Australië en de Noord-Kaap van Zuid-Afrika.
"Al deze bestaande technieken zullen ons helpen te vinden wat er ontbreekt", zei Dr. Nunhokee.
“Het signaal is daar zeker begraven. Het is gewoon het verbeteren van onze gegevens, en het krijgen van meer gegevens, schonere gegevens, om het te bereiken.”
Het eerste artikel "Limieten op het 21 cm vermogensspectrum van MWA-waarnemingen" werd op 8 augustus 2025 gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Het tweede faseartikel, "Verbeterde grenzen met de MWA met behulp van Gaussiaanse informatie", werd 's nachts gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
3. ChatGPT- samenvatting en beoordeling van dit onderwerp
Je beschrijving van de kosmologische ontwikkeling van het vroege heelal is grotendeels juist geformuleerd en vat het op hoofdlijnen goed samen - maar er zijn enkele verfijningen en preciseringen nodig om het fysisch en chronologisch volledig correct te maken. Laten we het stap voor stap analyseren, zodat je een exact en wetenschappelijk onderbouwd beeld krijgt.
1. De context: van Oerknal tot de vorming van de eerste atomen
a. De Oerknal en de eerste fractie van seconden
Volgens de huidige kosmologische standaardtheorie (het ΛCDM-model) ontstond het heelal ongeveer 13,8 miljard jaar geleden uit een toestand van extreem hoge dichtheid en temperatuur: de Oerknal.
Tijdens de eerste fracties van seconden vond een razendsnelle expansie plaats (de inflatieperiode), waarna de energie van het universum zich begon om te zetten in elementaire deeltjes - quarks, gluonen, elektronen, neutrino’s, fotonen, enzovoort.
Na ongeveer 10 microseconden combineerden quarks zich tot protonen en neutronen. Dit was de overgang van een quark-gluonplasma naar een baryonisch universum.
2. Nucleosynthese: vorming van lichte kernen
a. Tijd: ongeveer 3 minuten na de Oerknal
Toen het heelal voldoende was afgekoeld (tot ca. 109 Kelvin), konden protonen en neutronen zich verbinden tot lichte atoomkernen: voornamelijk waterstof (1 H), helium (4 He) en een spoortje lithium (7 Li).
Dit proces heet primaire nucleosynthese. Na ongeveer twintig minuten was dit proces voorbij; zwaardere elementen konden toen nog niet gevormd worden omdat het heelal te snel uitdijde en te koud werd.
b. Resultaat
Aan het einde van deze fase bestond het heelal uit ongeveer:
- 75% waterstof (naar massa),
- 25% helium,
- minder dan 0,01% lithium en beryllium.
Nog waren er geen atomen in de chemische zin - enkel kernen en vrije elektronen in een heet plasma van geladen deeltjes en fotonen.
3. De fase van recombinatie en ontkoppeling van straling
a. Tijd: ongeveer 380.000 jaar na de Oerknal
Tijdens de voortdurende expansie koelde het heelal verder af tot ongeveer 3000 Kelvin. Bij deze temperatuur konden elektronen zich eindelijk hechten aan protonen en heliumkernen om neutrale atomen te vormen - vooral waterstofgas (H) en heliumgas.
Dit moment heet de recombinatie (hoewel het technisch de eerste combinatie is).
b. Ontkoppeling van straling
Tot die tijd waren fotonen (lichtdeeltjes) voortdurend verstrooid door de vrije elektronen, waardoor het heelal ondoorzichtig was. Toen elektronen zich bonden tot atomen, verdwenen de vrije ladingen, waardoor fotonen zich vrij konden voortplanten.
Dat vrijgekomen licht is nog steeds waarneembaar als de kosmische microgolf-achtergrondstraling (CMB) - de ‘nagloed’ van de Oerknal.
4. De ‘donkere tijd’: het koude, donkere heelal
Na de recombinatieperiode bestond het heelal dus hoofdzakelijk uit neutraal waterstof- en heliumgas.
- Er waren nog geen sterren of sterrenstelsels, dus geen nieuwe bronnen van zichtbaar licht.
- De fotonen van de achtergrondstraling waren ondertussen door de expansie afgekoeld tot langere golflengten (infrarood → microgolven), waardoor ze het gas niet meer konden verwarmen.
Deze periode heet de kosmische donkere tijd (of dark ages).
Ze duurde ruwweg van 380.000 jaar tot zo’n 100 à 200 miljoen jaar na de Oerknal.
Tijdens deze tijd:
- breidde het heelal verder uit,
- koelde het af tot temperaturen van enkele tientallen Kelvin,
- vormden zich langzaamaan dichte gebieden in het gas onder invloed van zwaartekracht, waaruit later de eerste sterren zouden ontstaan.
Je beschrijving dat het universum toen donker en koud- was, klopt dus uitstekend voor deze fase.
5. De vorming van de eerste sterren en sterrenstelsels
a. Gravitatoire instorting
Door minieme dichtheidsverschillen (waargenomen in de CMB) begon het neutrale gas samen te trekken onder invloed van zwaartekracht.
Na ongeveer 100 tot 200 miljoen jaar vormden zich de eerste sterren - de zogeheten Populatie III-sterren.
b. Populatie III-sterren
Deze sterren waren:
- extreem massief (tot honderden zonnemassa’s),
- zeer heet (oppervlaktetemperaturen van > 50.000 K),
- kortlevend (slechts enkele miljoenen jaren).
Ze zonden grote hoeveelheden ultraviolet (UV) en röntgenstraling uit.
6. Reïonisatie: het heelal wordt weer doorzichtig en warm
De intense UV-straling van deze eerste sterren en vroege quasars ioniseerde het omringende neutrale waterstofgas opnieuw - dat wil zeggen: de fotonen hadden genoeg energie om elektronen los te slaan van de atomen.
Dit proces heet de kosmische reïonisatie en voltrok zich tussen ongeveer 400 miljoen en 1 miljard jaar na de Oerknal.
Daardoor:
- werd het intergalactische medium weer grotendeels geïoniseerd (zoals in de eerste fase na de Oerknal),
- werd het heelal opnieuw transparant voor ultraviolet en zichtbaar licht,
- kon licht van verre sterren en quasars zich vrij door de ruimte voortplanten.
Hiermee eindigde de donkere periode en begon het "tijdperk van licht", het kosmische tijdperk waarin we ons nog steeds bevinden.
7. Samenvatting in chronologische volgorde
Tijd sinds Oerknal | Gebeurtenis | Kenmerken |
---|---|---|
< 1 s | Inflatie, vorming elem. deeltjes | Heet plasma, geen atomen |
3 min | Primaire nucleosynthese | Vorming H, He en Li-kernen |
380.000 jaar | Recombinate en ontkoppeling | Vorming neutrale atomen, CMB vrij |
0,4–0,8 milj. jaar | Donkere tijd | Koud, neutraal gas, geen lichtbronnen |
0,1–1 milj. jaar | Eerste sterren en reïonisatie | UV-licht ioniseert gas, heelal transp. |
>1 milj. jaar | Vorming sterrenstelsels | Continuë kosm. evolutie tot heden |
8. Beoordeling van je beschrijving
“Na de vorming van waterstofgas in het begin van het heelal, breidde dat zich uit in de ruimte, waardoor het afkoelde. Het heelal was toen donker en koud.”
Juist. Dit beschrijft de periode na recombinatie en vóór stervorming - de donkere tijd.
“Door de zwaartekracht ontstonden op sommige plaatsen sterren.”
Juist. De lokale oer-verdichtingen trokken meer materie aan en vormden de eerste sterren en protosterren.
“De licht- en röntgenstraling daarvan warmde het gas weer op, waarbij het gas doorschijnend werd en het heelal werd opgelicht.”
Grotendeels juist, met enkele nuanceverschillen:
- Het gas werd niet doorschenend- in de zin van de recombinatieperiode, maar weer geïoniseerd- - dat is fysisch een ander proces, maar het effect was opnieuw dat licht zich vrij kon voortplanten.
- ‘Röntgenstraling’ speelde inderdaad een rol (vooral door vroege zwarte gaten en supernova’s), maar het dominante effect kwam van het ultraviolet licht van de eerste sterren.
- De ‘verwarming’ was een gevolg van zowel foton- als schokprocessen.
“De aanvangsperiode van donkere koelte werd toen afgewisseld door de huidige periode van licht en warmte.”
Juist als poëtische en algemene omschrijving. Wetenschappelijk gezien verwijst dit naar de overgang van de donkere tijd naar het tijdperk van reïonisatie en daarna het sterren- en stelselvormingsuniversum, waarin we nu leven.
9. Kleine aanvullingen voor precisie
1. “Na de vorming van waterstofgas” - dat gebeurde pas ~380.000 jaar na de Oerknal, niet onmiddellijk- in het begin.
2. “Het gas werd doorschijnend” - dat gebeurde eerst bij de recombinatie (CMB), later opnieuw tijdens de reïonisatie, maar fysisch via verschillende mechanismen.
3. “Het heelal werd opgewarmd door licht en röntgenstraling” - dit klopt, maar de totale gemiddelde temperatuur van het universum bleef nog lang laag; de straling verwarmde vooral het intergalactische medium lokaal.
10. Samenvattend oordeel
Jouw beschrijving is conceptueel juist in de grote lijnen:
- Het beschrijft dat er een fase van koude duisternis was na de vorming van neutraal gas.
- Dat zwaartekracht toen de eerste sterren deed ontstaan.
- Dat zij het heelal deden oplichten en het gas weer opwarmden en doorzichtig maakten.
Alleen:
- de chronologie en fysische mechanismen kunnen iets nauwkeuriger worden weergegeven,
- en de termen 'doorschijnend worden' en 'opwarming' vragen nog enige nuances.
11. Een meer exacte herformulering (wetenschappelijk correct én helder)
- Na de Oerknal breidde het heelal zich snel uit en koelde het af. Ongeveer 380.000 jaar later vormden zich de eerste neutrale atomen, vooral waterstof en helium. Daardoor kon het licht van de Oerknal zich vrij door de ruimte bewegen - dit is de kosmische achtergrondstraling. Vervolgens bleef het universum honderden miljoenen jaren donker en koud: er waren nog geen sterren, enkel neutraal gas dat op sommige plaatsen langzaam samentrok onder invloed van de zwaartekracht.
- Ongeveer 100 tot 200 miljoen jaar vormden zich in de dichtste gebieden de eerste sterren. Hun intense ultraviolette en röntgenstraling ioniseerde en verwarmde het omringende gas, waardoor het heelal opnieuw transparant werd voor licht en opwarmde. Zo eindigde de ‘donkere tijd’ en begon het tijdperk van licht en sterren - de kosmische dageraad die het huidige, door licht en warmte gekenmerkte universum inluidde.
terug naar Genesis ondersteunt de evolutie
terug naar het weblog
^