Korte geschiedenis van het klimaat


Een korte geschiedenis van het klimaat, van de prehistorie tot de denkbeeldige crisis van de 21e eeuw
Bron: Whats up with that (wattsupwiththat.com) 13 april 2022
De klimaatgeschiedenis laat duidelijk zien dat we in een gezegende tijd leven en dat vroegere beschavingen over het algemeen voorspoedig waren tijdens warme periodes en achteruitgingen tijdens koude.
Door Robert Girouard

Sinds de mens een paar honderdduizend jaar geleden in Afrika verscheen, heeft Homo Sapiens te kampen gehad met klimaatveranderingen van een omvang en ernst, die veel verder gaan dan de goedaardige opwarming, die we sinds het einde van de Kleine IJstijd hebben meegemaakt. Deze omvatten ten minste twee glaciaal-interglaciale cycli, talloze grote verschuivingen in temperatuur en vochtigheid, en rampzalige uitbarstingen zoals die van de Toba-vulkaan rond 73.000 BP (Before Pressent, aantal jaren voor heden, n.l. 1950), waarvan de as jarenlang de hemel verduisterde.
Dankzij zijn intelligentie overwon Sapiens niet alleen al deze uitdagingen van een turbulente en onvoorspelbare aard, maar werd hij ook steeds veerkrachtiger, steeds minder afhankelijk van het klimaat.

Een tumultueuze prehistorie
Vanaf 190.000 BP werden onze verre Afrikaanse voorouders eerst geconfronteerd met de Riss-ijstijd, gevolgd door de Würm-ijstijd. Het standaardklimaat tijdens deze ijstijden was koud, droog en stoffig, en polair tot op hogere breedtegraden.
De ernstige droogten die tussen 135.000 BP en 75.000 BP een groot deel van tropisch Afrika troffen, maakten het leven erg moeilijk en dwongen Sapiens hun toevlucht te zoeken in de grotten langs de Zuid-Afrikaanse kust (Blombos). De Grote Meren in Tanganyika en Malawi, nu enkele honderden meters diep, bleven verschillende keren duizenden jaren bijna volledig droog.

Sapiens beleefde een korte periode van gunstig klimaat tijdens het Eemien interglaciaal, dat begon rond 130.000 BP en ongeveer 15.000 jaar duurde. Het was aanzienlijk warmer dan vandaag, zoals blijkt uit het verdwijnen van het poolijs in de zomer en de gletsjers in de Alpen, en de vergroening van de Sahara. Tijdens de hittepiek waren de oceanen gemiddeld 2°C warmer dan nu, wat veel hogere temperaturen op het land tot gevolg had. Sommige archaïsche Sapiens profiteerden van deze uitzonderlijke klimaatomstandigheden om Afrika te verlaten.
Tussen 70.000 BP en 60.000 BP, dankzij verbeterde en vochtiger omstandigheden tijdens de laatste ijstijd, verhuisden stammen van de kusten van Zuid-Afrika naar Oost-Afrika, het beginpunt voor nieuwe uittochten uit Afrika, deze keer door Sapiens sapiens.

De eerste Europese Sapiens kwamen rond 45.000 BP aan (lang na hun Neanderthaler neven), en in de loop van bijna 30 millennia veranderde het klimaat heen en weer, waardoor er een ware chaos ontstond. Gevangen op het Europese schiereiland, hebben ze enkele van de ruwste klimaatveranderingen van de afgelopen twee miljoen jaar overleefd, waaronder een tiental plotselinge en uitgesproken opwarmingen (Dansgaard-Oeschger-gebeurtenissen), met stijgingen van 8°C tot 10°C in de korte tijd van slechts enkele decennia. In de winter en tijdens koude periodes zochten de in West-Europa levende Cro-Magnon stammen hun toevlucht in de valleien en grotten van Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje. Zelfs in deze valleien lag de gemiddelde wintertemperatuur zo'n 10°C lager dan vandaag.

Tijdens het Glaciale Maximum, zo'n 20.000 jaar geleden, zorgden extreme kou en droogte bijna overal voor barre omstandigheden. Afrikaanse meren droogden weer op, woestijnen breidden zich uit en menselijke en dierlijke populaties stortten in. Vegetatie, verstoken van een adequate toevoer van CO2, schreeuwde om voedsel. Het stofgehalte in de atmosfeer was 20 tot 25 keer hoger dan nu. De temperatuurgradiënt tussen de polen en de tropen bereikte 60°C, 20°C hoger dan vandaag, wat monsterlijke wind- en stofstormen veroorzaakte.
Een heilzame opwarming van de aarde vond 14.700 jaar geleden plaats. Dit was de Bölling-Allerod, die 2000 jaar duurde en vooral gunstig was voor mensen die in het Nabije Oosten leefden. In deze warmere, vochtiger omgeving, toen de Sahara weer begroeid was, ontstonden kleine dorpjes en bloeide de Natufiaanse cultuur.
Deze bloei werd plotseling onderbroken door een verschrikkelijke en plotselinge afkoeling, de Jongere Dryas. Meer dan een millennium lang ging de ontluikende beschaving achteruit. De Natufiërs werden opnieuw nomaden en Sapiens werd gedwongen verschillende gebieden die onbewoonbaar waren geworden, te verlaten, waaronder Engeland, België, Nederland en Noord-Frankrijk.

Het Holoceen en relatieve klimaatstabilisatie
Ongeveer 11.700 jaar geleden begon ons Holoceen interglaciaal. De temperatuur steeg binnen een generatie, de vegetatie werd groener, meren en rivieren vulden zich, dieren floreerden... en ook de mensheid begon weer te bloeien. En, net als bij de Bölling, is het in het Nabije Oosten, en meer specifiek in de Vruchtbare Halve Maan, dat de beschaving zich voor het eerst herstelde. De landbouw schoot wortel, de veehouderij ontwikkelde zich gelijktijdig, de eerste steden (Jericho, Çatal Höyük, enz.) ontstonden, terwijl culturele innovaties zoals het wiel, de ploeg en de metallurgie zich ontwikkelden.

Tot op de dag van vandaag is het klimaat in het Holoceen 'relatief' stabiel gebleven, hoewel het heen en weer schommelde tussen warme periodes die 'klimaat optima' worden genoemd, die over het algemeen gunstig zijn voor de mens, en koude of donkere periodes, die over het algemeen ongunstig zijn; deze wisselingen van enkele graden in de gemiddelde temperatuur op aarde zijn herkenbaar door het toenemen en de terugtrekking van alpengletsjers en andere verschijnselen.
Het thermisch optimum van het Holoceen (d.w.z. de warmste periode) strekte zich uit van 9.500 BP tot 5.500 BP. Het zou echter geen lange, rustige periode worden; onder andere veroorzaakte het leeglopen van het gletsjermeer Agassiz een ingrijpende, wereldwijde afkoeling, die enkele eeuwen aanhield, en de gevolgen ervan werden gevoeld tot in het Nabije Oosten, dat toen een 'kleine ijstijd' doormaakte. In het licht van kou en droogte werden de overlevenden gedwongen in ballingschap te gaan, met name in Mesopotamië.

Toen de Sumerische beschaving van Ur zijn toppunt bereikte, trof Mesopotamië een nieuwe klimaatcrisis, met droogten die catastrofale proporties bereikte rond 4.200 BP. Landelijke stammen uit de omliggende bergen daalden af ​​naar de valleien van de Tigris en de Eufraat, wat bijdroeg aan het verval van het Akkadische rijk.
Analyses van veranderingen en archeologische opgravingen hebben aangetoond dat deze klimaatcrisis zeker wereldwijd was. Het was in deze tijd dat vele andere beschavingen en rijken instortten, zoals het oude koninkrijk van Egypte en de beschaving van de Indusvallei (Mohenjo-Daro, Harappa, enz.). In China werd onder meer de Liangzhu-cultuur in de Yangtze-delta vernietigd door de daarmee gepaard gaande klimaatveranderingen.

Ongeveer een millennium later werden andere beschavingen, die tot bloei waren gekomen dankzij een hernieuwd klimaatoptimum, hard getroffen door een nieuwe periode van ernstige droogte, die gepaard ging met hongersnood en migratie. We hebben het hier over het nieuwe rijk van Egypte, de Kretenzische en Minoïsche beschavingen, het Hettitische rijk, de koninkrijken Mycene en Ugarit, om er maar een paar te noemen. Binnen vijftig jaar stortten ze allemaal in, samen met de handelsnetwerken die ze hadden opgezet.
De oorzaken van dit beschavingsverval, dat bekend staat als de ineenstorting van de late bronstijd, zijn ongetwijfeld talrijk - denk aan de invasies van de zeevolken - maar klimaatverandering speelde zeker een rol. De donkere eeuwen die volgden, die Sapiens dwongen zich opnieuw aan te passen, markeerden de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd en toonden aan, dat ongunstige klimaatveranderingen geen rem op de vooruitgang hoeven te zijn.

Vanaf 250 v.Chr. (vóór onze jaartelling) schiep een nieuw optimum, bekend als 'Romeinse' of 'Klassieke', omstandigheden die bevorderlijk waren voor de opkomst van de grote Grieks-Romeinse en Carthaagse beschavingen (later overgenomen door Rome), op wier resten later de westerse beschaving werd gebouwd. Het Middellandse-Zeebekken wordt beschreven als een Eden waar het leven goed is en Rome - met een inactieve bevolking van meer dan een miljoen - werd voorzien van hoge landbouwopbrengsten. Volgens een recente studie was dit de warmste periode van de afgelopen twee millennia, die voldoende vochtig was. Bij gebrek aan voldoende gegevens is het onzeker of dit optimum zich ook buiten de Romeinse wereld uitstrekte.

Van de val van Rome tot de Kleine IJstijd
Verschillende factoren hebben bijgedragen aan de val van Rome. Maar historicus Kyle Harper beweert dat de ineenstorting voornamelijk te wijten was aan opeenvolgende epidemieën en een verslechterend klimaat. De temperatuur begonnen rond 250 CE of zelfs eerder af te koelen. Een tiental verschijnselen zoals ijskernen, gletsjeropmars, pollen en zee- en meersedimenten getuigen van de realiteit van deze afkoeling, waaraan we de geschriften van die tijd en andere basisgegevens zoals zonnevariaties moeten toevoegen. De graanschuren van Afrika en Sicilië droogden op en dat veroorzaakte hongersnoden. De steppen van Centraal-Azië leden aan ernstige droogte, wat leidde tot migraties van de Hunnen, die op hun beurt de Goten ertoe brachten Rome binnen te vallen.
De omstandigheden lijken te zijn verslechterd tijdens de Kleine IJstijd van de late oudheid, van 536 tot 660, wat mogelijk heeft bijgedragen tot de Justiniaanse pest, de transformatie van het Oost-Romeinse rijk en de ineenstorting van het Sassanidische rijk, volksbewegingen uit de Aziatische steppe en het Arabisch Schiereiland, verspreiding van Slavisch sprekende volkeren en politieke omwentelingen in China.

Amerika bleef niet gespaard voor klimaatverandering, al manifesteerde het zich op verschillende manieren. De val van Teotihuacan, de grootste precolumbiaanse stad, rond 550 viel samen met een verandering in het moessonregime in het stroomgebied van Mexicaanse rivieren. In Yucatan bezweken verschillende Maya-steden ook aan het voorkomen van droogte, ondanks alle mensenoffers en andere barbaarse rituelen, die door de elites waren bedacht om de regengod Chaac gunstig te stemmen.
Na zes eeuwen van moeilijke tijden keerden de aangename levensomstandigheden vanaf 900 terug. Tijdens dit Middeleeuws Optimum, dat ongeveer vier eeuwen duurde en gekenmerkt werd door gunstige en ongunstige tijden, beleefde Europa een ongekende demografische, economische en culturele groei. Talloze schriftelijke bronnen, bestudeerd door getalenteerde historici zoals Emmanuel Le Roy Ladurie, bevestigen de realiteit van deze warme periode. Soms was het weer warm genoeg voor Noord-Engeland om uitstekende, exporteerbare wijn te produceren, en wijnstokken werden verbouwd tot in Oost-Pruisen en Zuid-Noorwegen. Landbouwoverschotten hielpen bij de financiering van de kruistochten, de bouw van kathedralen en de kunsten in het algemeen. De moraal verzachtte ook, met de komst van hoffelijkheid en de geest van ridderlijkheid.

Tegelijkertijd bloeide in China de Song-beschaving, verreweg de meest geavanceerde en ontwikkelde van zijn tijd. Het had de aanleg van uitgebreide kanaalsystemen, grote bruggen en handelshavens tot gevolg, evenals de uitvinding van buskruit, het kompas en drukwerk. De levenskunst bereikte een ongekend niveau van verfijning. De Songs waren ook de eersten die een metallurgische industrie ontwikkelden met behulp van hoogovens. Hun gigantische oorlogsschepen, aangedreven door schoepenwielen en in staat om duizend soldaten te huisvesten, waren ongeëvenaard. Ze werden echter in 1279 verslagen door de Mongolen, die ook enorm profiteerden van het goede weer in Centraal-Azië, gekenmerkt door veel regenval.
In Zuid-Amerika viel de uitbreiding van het Inca-rijk samen met een aanzienlijke temperatuurstijging in de centrale Andes tussen de 12e en 16e eeuw. Dankzij deze opwarming en de irrigatie die mogelijk werd gemaakt door smeltende gletsjers, konden de Inca's hun landbouwgrond aanzienlijk vergroten door terrassen op de berghellingen aan te leggen. De opbrengst van overschotten stelden hen in staat om hun indrukwekkende communicatienetwerken op te bouwen en hun enorme legers te voeden om hun militaire campagnes uit te voeren.

Middeleeuwse opwarming verspreidde zich naar noordelijke landen als IJsland, Groenland en Newfoundland, waar de stoutmoedige Vikingen erin slaagden min of meer duurzame kolonies te stichten. De twee gemeenschappen die aan de kust van Groenland waren gevestigd, hielden het eeuwenlang vol, totdat de kou terugkeerde. Als fokkers en bierdrinkers zouden de Vikingen niet zo lang zijn gebleven als ze geen granen en gerst hadden kunnen verbouwen. Tegenwoordig hebben Groenlanders nog steeds moeite om aardappelen te verbouwen. Evenzo suggereert de ontdekking onder een gletsjer in Alaska van de overblijfselen van een 1000 jaar oud bos, dat de temperaturen ook daar hoger waren dan nu.

De Kleine IJstijd
Toen kwam de Kleine IJstijd, die in 1300 in Europa begon en die ellende, hongersnood, epidemieën, migraties, opstanden en meer met zich meebracht. De bevolking werd gehalveerd door de pest en de schadelijke effecten van klimaatverandering, en het duurde een eeuw om daarvan te herstellen. Tussen 1560 en 1630 begonnen de Alpengletsjers snel op te schuiven tijdens de Grindelwald-fluctuatie. Het midden van de 17e eeuw was een van de koudste periodes van het Holoceen. Mensen schaatsten op de grachten van Holland en België, afgebeeld door de vader en zoon van Brueghel, terwijl er tot 1814 kermissen werden gehouden op het bevroren oppervlak van de Theems. De Theems bleef twee maanden volledig bevroren.
Talrijke historische getuigenissen uit deze periode bevestigen de ernst van de Kleine IJstijd, die niet beperkt bleef tot Europa, maar zich waarschijnlijk wereldwijd deed voelen. Onder andere, zoals het Khmer-koninkrijk Angkor, werd de Ming-dynastie in China nog harder getroffen; het ergste vond plaats in de jaren 1640 toen een krachtige vulkaanuitbarsting de klimaatverandering verergerde.

De heksenvervolgingen
Een van de enstigste en opmerkelijkste culturele uitingen van deze roerige periode was ongetwijfeld de heksenjacht in Europa. Deze beweging van 'buitengewone, populaire waanvoorstellingen', die erin bestond volkomen onschuldige mensen - arme oude vrouwen in het bijzonder, maar ook joden, homoseksuelen en geesteszieken - te beschuldigen van hekserij en hen verantwoordelijk te stellen voor al het kwaad dat de samenleving teisterde, vond voornamelijk plaats in Duitsland, Zwitserland en Noord-Frankrijk, en bereikte zijn hoogtepunt in de jaren 1560 tot 1650. Volgens verschillende schattingen werden tussen de 50.000 en 100.000 heksen en tovenaars gemarteld, opgehangen of verbrand om de samenleving te beschermen tegen hun vermeende wandaden. Allemaal met de zegen van burgerlijke en religieuze elites, zowel katholieke als protestantse.

Dat gezegd hebbende, was deze periode in de geschiedenis niet alleen maar kommer en kwel; er waren ook vele aandachttrekkende ontwikkelingen, met name in de landbouw, architectuur en geneeskunde, en zelfs bijzondere vooruitgang in de beschaving zoals de Renaissance, de Grote Ontdekkingen, de Verlichting en de Industriële Revolutie. Het was ook tijdens deze koude periode dat de Nederlandse Gouden Eeuw bloeide: dankzij hun veerkracht, aanpassingsvermogen en creatief opportunisme wist het 17e-eeuwse Nederland de klimaatverandering in haar voordeel om te buigen en uit te groeien tot de leidende handelsmacht ter wereld.

Het heden: het moderne optimum en de denkbeeldige klimaatcrisis
Om voor de hand liggende redenen en ongeacht de oorzaken, kwam de opwarming van de aarde die volgde op de Kleine IJstijd (die officieel ten einde liep in 1850) als een opluchting, omdat het het lijden van de kou verlichtte en een nieuwe bloeitijd inluidde vergelijkbaar met het Romeinse of middeleeuwse optimum. We mogen ook nooit vergeten dat we nog steeds in de neoglaciale fase van een interglaciaal leven...

Hoewel sommigen geloven dat de opwarming begon na het dieptepunt van de Kleine IJstijd, rond 1750, zoals gesuggereerd door de vroege terugtrekking van Glacier Bay-gletsjers, was het pas in 1910 dat we de eerste aanhoudende golf zagen, die 30 jaar duurde, gevolgd door een lichte afkoeling tot het begin van de jaren zeventig, en daarna een tweede opwarmingsgolf die vrij gelijkaardig was aan de eerste, eindigend in 2000. Een warmtepiek werd bereikt in 1998-1999 en een andere, iets hoger, in 2015-2016, beide overeenkomend met krachtige El Nino-gebeurtnissen. Tijdens de huidige El Nino wordt wellicht een nieuw record verbroken.
In totaal is de gemiddelde temperatuur op aarde in zo'n 170 jaar met ongeveer 1,15 °C gestegen, wat, zoals we hebben gezien, geenszins uitzonderlijk is gezien de klimatologische omwentelingen in het verleden. Naast de foutmarge heeft deze 'wereldwijde gemiddelde temperatuur' weinig zin, aangezien er niet één aards klimaat is, maar eerder een aantal regionale en lokale klimaten met een grote verscheidenheid aan kenmerken zijn. Hoe kunnen we het klimaat van Antarctica middelen met dat van Amazonia? We weten ook dat het land meer opwarmt dan de oceanen, het noordelijk halfrond meer dan de zuidelijke, middelhoge en hoge breedtegraden meer dan de tropen, en steden meer dan hun platteland (d.w.z. het stedelijke warmte-eilandfenomeen). Sommige klimaten profiteren van de opwarming, terwijl andere onherbergzaam blijven.

Net als alle andere die eraan voorafgingen, is dit nieuwe optimum over het algemeen gunstig geweest voor de mensheid. Vandaag bevindt de mensheid zich in feite in een situatie die onvergelijkbaar is met die van 1850. De wereldbevolking telt nu 8 miljard, vergeleken met 1,2 miljard aan het begin van het industriële tijdperk. De voedselproductie heeft meer dan gelijke tred gehouden, aangezien de hongersnood vrijwel is geëlimineerd, een prestatie op zich; in feite overtreffen de landbouwopbrengsten dankzij de Groene Revolutie alle verwachtingen. De gemiddelde levensverwachting is bijna verdubbeld en de kindersterfte is door 10 gedeeld. Rijkdom is exponentieel toegenomen, terwijl extreme armoede in de hele wereld is afgenomen. Daarbij komen nog alle wonderen van wetenschap, technologie, geneeskunde, transport, communicatie, architectuur, kunst en amusement, om er maar een paar te noemen, die het leven voor een groeiend aantal mensen zo aangenaam maken.
Dat gezegd hebbende, is het klimaat wat het is, er zijn moeilijke tijden geweest in bepaalde delen van de wereld. Zo werd het noordelijk halfrond in de jaren dertig geteisterd door extreme hittegolven en droogte. Het jaar 1936 geldt nog steeds als een van de heetste ooit geregistreerd in de VS. Tijdens de Dust Bowl werden ook de Western Great Plains verwoest door verschrikkelijke zandstormen, met dramatische gevolgen voor de mensen die daar woonden. Dergelijke droogtes, vaak afgewisseld met periodes van hevige regenval, zijn de afgelopen millennia herhaaldelijk voorgekomen en er zullen er zeker nog meer volgen.

Evenzo wekte de lichte, wereldwijde afkoeling van de jaren vijftig en zestig, vooral aanwezig in de Arctische en subarctische gebieden en zich uitstrekkend van Europa tot China, de vrees voor de komst van een nieuwe ijstijd. Population Bomb-auteur Paul Ehrlich en toekomstige Obama-wetenschapsadviseur John Holdren, schreven in een boek over "het risico van een plotselinge verschuiving in de Antarctische ijskap veroorzaakt door een overbelasting van ijs". Met de terugkeer van warmere temperaturen vervaagden deze overdreven angsten, maar pas enkele decennia later werden ze vervangen door nog meer alarmerende voorspellingen, deze keer in verband met "Catastrofale antropogene opwarming van de aarde".

In een tijd waarin het leven op aarde nog nooit zo gemakkelijk is geweest, heeft een deel van de mensheid, geconcentreerd in rijke westerse landen met een joods-christelijke traditie, het in zijn hoofd gekregen dat de huidige opwarming van de aarde anders is in die zin, dat het slecht is en moet worden gestopt voordat het de planeet meesleurt in een onomkeerbare klimatologische hel. Net als in de tijd van de heksenjacht is er een zondebok aangewezen: fossiele brandstoffen.
In de woorden van VN-directeur-generaal Antonio Guterres: "Fossiele brandstoffen zijn onverenigbaar met het overleven van de mens." Dit komt omdat ze verantwoordelijk zijn voor alles wat zogenaamd fout gaat op de planeet: hittegolven, stortregens, orkanen, tornado's, overstromingen, droogtes, bosbranden, verlies aan biodiversiteit, afnemende ijsberen, verdwijnende koraalriffen, epidemieën, enzovoort.

Deze irrationele angst, aangewakkerd door pseudowetenschappers en idiote of gewetenloze elites, is des te onbegrijpelijker, gezien het feit dat Sapiens nog nooit zo goed is toegerust om het hoofd te bieden aan klimaatverandering en de grillen van het weer - twee heel verschillende dingen overigens, en die op geen enkele manier abnormaal zijn. Sterker nog, de drastische daling van het aantal sterfgevallen als gevolg van het weer, heeft zich sinds 1900 onverminderd voortgezet.

Het echte gevaar waarmee de mensheid wordt geconfronteerd, ligt echter in de drastische oplossingen die worden voorgesteld door de gelovigen van een klimaatcatastrofe. Deze omvatten de gedwongen uitbanning van fossiele brandstoffen tegen 2050 en hun vervanging door zogenaamde 'hernieuwbare energieën', voornamelijk wind- en zonne-energie, wat een radicale transformatie van de materiële economie vereist. Niet alleen zou de mensheid zichzelf de onmiskenbare voordelen van fossiele energie ontnemen - overvloedig, goedkoop, veelzijdig, gemakkelijk te vervoeren en op te slaan en bovendien altijd beschikbaar - maar het zou ook zijn toekomst in gevaar brengen, gezien de bekende tekortkomingen van wind- en zonne-energie - lage energiedichtheid, onderbrekingen, willekeur, ironisch genoeg te wijten aan de grillen van het weer, gevolgen voor de stabiliteit van elektriciteitsnetten, behoefte aan back-upsystemen, enz. In feite vanwege de duizelingwekkende kosten en risico's voor de continuïteit van de energievoorziening en het functioneren van de economie, kan deze overhaaste overgang, opgelegd door restrictief beleid, de verzwakking of zelfs ineenstorting van de moderne postindustriële beschaving zoals wij die kennen, betekenen.
Dus voor het eerst in de geschiedenis sinds de komst van Sapiens dreigt een zeer geavanceerde beschaving te verdwijnen tijdens een volkomen acceptabel klimaatoptimum, als gevolg van een geheel denkbeeldige 'klimaatcrisis'! Onze nakomelingen zullen het niet geloven! Gelukkig gebeurt dit niet, want uiteindelijk worden altijd 'buitengewone populaire wanen' ontmaskerd. Er zijn tekenen dat dit binnenkort zou kunnen gebeuren. Laten we het hopen.

Bronnen: dit artikel is gebaseerd op gevestigde geologische en historische feiten, maar het heeft veel te danken aan de uitstekende synthese van Olivier Postel-Vinay in zijn boek 'Sapiens et le climat - Une histoire bien chahutée', Les Presses de la Cité, 2022


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^