De ‘op zichzelf teruggeworpen’ geestestoestand
Door ziek te zijn komt de mens geestelijk in een buitengewone toestand terecht. Gewoonlijk vereenzelvigen wij ons geheel met ons lichaam en voelt het lichaam als heel vertrouwd, waardoor je erin kunt leven zonder erbij na te denken, doordat het je niet stoort.
Door het ziek-zijn en door de bijwerkingen van het geneesmiddel dat de arts heeft voorgeschreven, is je lichaam echter een heel ander voorwerp geworden, anders dan gewoonlijk. Daardoor komt er een einde aan de toestand van onbewuste vereenzelviging ermee, dat lukt met dit vreemd geworden lichaam niet meer. Daardoor voel je je omgekeerd een vreemde in je eigen lichaam, waardoor je op jezelf wordt teruggeworpen. En die ‘jezelf’ ben jij zelf als de menselijke geest: het tegendeel van het lichaam, het onlichamelijke, het onstoffelijke… de overdenkende en doorvoelende zelfstandigheid.
Daardoor kom je vanzelf dichter bij God, je aandacht kan niet meer uitgaan naar het lichamelijke bestaan in de stoffelijke wereld en gaat zich daardoor richten op het tegendeel daarvan, het onstoffelijke, geestelijke, jijzelf als de denkende en voelende persoon. Van daaruit kom je als vanzelf terecht in die andere, onstoffelijke en daardoor geestelijke wereld, de wereld waar ook de schepper van ons geestelijke bestaan zich bevindt, de schepper van onszelf als de eeuwig levende, menselijke geest: God.
Datzelfde overkwam mij toen ik al op jonge leeftijd aan mijn bijbelstudie was begonnen. Dat was bij mij er de oorzaak van dat ik los raakte van deze stoffelijke wereld en mij tegelijkertijd op de geestelijke wereld ging richten door het bidden van het Onze Vader. Ik raakte daardoor af en toe in vervoering en kwam als een vonkje bewustzijn te leven in de geestelijke wereld, een oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, de goddelijke algeest, waarin ik mij na een aantal van die ervaringen volkomen thuis voelde.
Daarna zag ik op een zekere plaats voor mij een verdichting(!) van dat geestelijke licht ontstaan tot een bolvormige, lichtende wolk. Vervolgens stroomde er liefdevol vanuit de algeest geestelijke warmte naar toe, waardoor die wolk een wolk van licht en warmte werd en zo tot leven kwam. En mij werd duidelijk gemaakt, dat ik getuige was geweest van de geboorte van mijzelf als menselijke geest door verdichting uit en in de goddelijke algeest, God.
Wat er op dat bijzondere ogenblik gebeurde, was dat ik - ik eerst nog in de toestand van de algeest - een zelfbeeld(!) van mijzelf in mijzelf als algeest tot een zelfstandig wezen had verdicht - dat zelfbeeld Gods werd ik als menselijke geest - en daarna gingen wij samen onafscheidelijk verder. Ik - als de algeest - begeleide ongemerkt mijzelf als algeest-geest - ik als de menselijke geest - om die zich te laten ontwikkelen tot mijzelf als een volwassen godenkind.
Jezus verwoordde die toestand door te verklaren: “Ik ben in mijn vader en mijn vader is in mij, wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien.” Er is daardoor sprake van een volkomen gelijkwaardigheid, die alleen is te onderscheiden doordat er een grote geest is, de toestand van de Vader, de algeest, en een kleine geest, wijzelf als menselijke geesten.
Jezus zei echter niet alleen: “Ik ben in de Vader en de Vader is in mij," maar voegde daar nog de vraag aan toe: “Laat hen één zijn zoals wij!” Hij zei dus dat het de bedóeling was om die eenheidservaring met God persoonlijk te beleven. Ook Paulus beschrijft die: “Wij zijn, leven en bewegen in God.” Het gaat om een voorstelling, die blijkbaar in het vroege christendom gangbaar was.
Van Jezus is door de kerken echter een cultusobject gemaakt, dat zich ergens in een hoge hemel bevindt en dat moet worden aanbeden; maar dat is een onjuiste voorstelling van zaken, niets is dichter bij je dan de goddelijke algeest, omdat je er een verdichting in bent, een verdicht zelfbeeld van God. Daardoor is er een naadloze overgang tussen jouzelf als menselijke geest en de goddelijke algeest. De goddelijke algeest wil jou en begeleidt jou en geeft je kracht, als je daarom vraagt, kracht om je weg door dit bestaan te gaan.
Dat betekent dat als je door tegenslag te ervaren op jezelf wordt teruggeworpen en je vanuit die geestestoestand begint te bidden, dat je op dat moment in die toestand verkeert dat je bewust de kleine geest in die grote geest bent, want je bent immers een verdichting van Gods geest tot die kleine menselijke geest, en blijft steeds aanwezig binnen de goddelijke algeest.
Als je deze verhouding beseft, die door Jezus is verwoord(!), dan heb je een uitzonderlijke ervaring mogen meemaken. Want je hebt daardoor beseft, het is dan tot je doorgedrongen, dat jij als menselijke geest, de levenskracht die in zichzelf denkt en voelt, het eeuwige leven uit en in God is, onwrikbaar in God.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^