Paulus' 2e Brief aan de Korinthiërs 5


In zijn 2e brief aan de gemeente in Korinthe hoofdstuk 5, schrijft Paulus niet alleen iets zeer behartigenswaardigs, maar spreekt hij zichzelf ook op enstige wijze tegen.

De tekst van 2 Korintiërs 5
We zullen een hemels lichaam krijgen [Dat is de geestgedaante, maar iedereen heeft die al want die hoort als uitstraling bij de werkzame geest]
1 Dit weet ik zeker: als mijn aardse lichaam sterft, zal God mij een nieuw lichaam geven. Dat is een hemels lichaam, dat eeuwig en onsterfelijk is. 2 Zolang ik mijn aardse lichaam heb, gaat het lijden door. Daarom verlang ik naar mijn hemelse lichaam. En ik hoop dat ik dat krijg zonder dat ik hoef te sterven. 3 Maar ook als ik sterf, zal God mij niet in de dood achterlaten. Dat weet ik zeker!
4 Zolang wij ons aardse lichaam hebben, hebben we het zwaar. We willen niet sterven, maar juist blijven leven tot het moment dat we het hemelse leven krijgen. Dan wordt ons sterfelijke leven deel van het eeuwige leven. 5 God heeft ons klaargemaakt voor dat moment. En als bewijs daarvan heeft hij ons nu al de heilige Geest gegeven.

Op aarde gaat het om geloof
6 We blijven altijd moed houden. Ook al zijn we nu nog ver bij God vandaan. En dat zal zo blijven zolang we ons aardse lichaam hebben. 7 Bij ons leven op aarde gaat het om geloof. Want we kunnen God nog niet zien.
8 Ik blijf altijd moed houden. Het liefst zou ik mijn aardse lichaam verlaten om voor altijd bij God te leven. 9 Maar het belangrijkste is dat ik dingen doe waar God tevreden over is. Of ik nu hier op aarde ben, of al bij God. 10 Want we weten hoe het zal gaan: We zullen allemaal voor de troon van Christus staan. Hij zal rechtspreken over ons aardse leven [Jezus zal ons aardse leven liefdevol beoordelen], over alle goede en slechte daden. En dan krijgt iedereen wat hij verdient.

Paulus’ werk als apostel. Paulus vertelt hoe hij werkt
11 Ik doe mijn werk met grote eerbied voor God. Ik probeer alle mensen te overtuigen van de waarheid. God kent mij, hij weet dat ik goed bezig ben. En jullie weten dat diep in je hart ook, daar vertrouw ik op. 12 Ik wil niet opscheppen over mezelf. Maar ik wil dat jullie een goede reden hebben om trots op mij te zijn. Andere mensen zijn trots om een verkeerde reden. Ze zijn trots op iemand die indruk maakt en niet op iemand die eerlijk is, zoals ik.
13 Natuurlijk, ik heb bijzondere ervaringen. Dat zijn momenten dat Gods Geest bezit van mij neemt. Maar dan ben ik met God alleen. En in mijn werk voor jullie ben ik altijd kalm en verstandig.
Wij leven nu voor Christus
14 Het is de liefde van Christus die mij beheerst. Want dit weet ik zeker: één mens is gestorven voor alle mensen, en daardoor zijn eigenlijk alle mensen gestorven. 15 Christus is voor alle mensen gestorven. Maar voor ons is hij niet alleen gestorven, maar ook opgestaan uit de dood. Daardoor horen wij nu bij het nieuwe leven. We leven nu niet meer voor onszelf, maar voor Christus.
16 Vroeger geloofde ik niet in Christus, want ik beoordeelde hem op een aardse manier. Maar nu doe ik dat niet meer. Ik beoordeel niemand meer op een aardse manier.

Het is weer goed tussen God en ons
17 Iedereen die bij Christus hoort, hoort bij het nieuwe leven. De oude tijd is voorbij, de nieuwe tijd is gekomen. 18 Daar heeft God voor gezorgd. God heeft ervoor gezorgd dat het weer goed is tussen hem en ons, dankzij Christus. En hij heeft mij de opdracht gegeven om dat goede nieuws aan iedereen te vertellen.
19 God heeft ervoor gezorgd dat het goed kan komen tussen hem en heel de wereld. Want iedereen die bij Christus hoort, krijgt vergeving van zijn zonden. God wil dat wij dat goede nieuws doorgeven.
20 Ik ben de boodschapper van Christus. Door mij spreekt God tegen jullie. En namens Christus vraag ik jullie dringend: Neem de vrede die God ons aanbiedt, dankbaar aan.
21 Jezus Christus was zonder zonde. Maar God liet hem de straf voor onze zonden dragen. Dat deed God voor ons. En nu ziet hij ons als goede mensen, omdat we bij Christus horen.


In de beide teksten van 2 Korinthiërs 5:10 en 5:21 schrijft Paulus het volgende:

2 Kor. 5:10 Jezus zal rechtspreken over ons aardse leven [Jezus zal ons aardse leven liefdevol beoordelen], over alle goede en slechte daden. En dan krijgt iedereen wat hij verdient.
2 Kor. 5:21 Jezus Christus was zonder zonde. Maar God liet hem de straf voor onze zonden dragen. Dat deed God voor ons. En nu ziet hij ons als goede mensen, omdat we bij Christus horen.

5:10 God geeft iedereen wat hij verdient naar gelang zijn goede en slechte daden.
5:21 Maar God liet Jezus de straf voor onze zonden dragen. Dat deed God voor ons.

In de tekst van 5:10 zegt Paulus “dat iedereen krijgt wat hij of zij heeft verdiend door zondige daden.”
In de tekst van 5:21 zegt hij “dat God Jezus de straf voor onze zonden liet dragen. Dat deed God voor ons.”

In deze twee teksten spreekt Paulus zichzelf ernstig tegen.
- Als gerechtelijk wordt vastgesteld dat ik straf heb verdiend door míjn zondige daden, dan is het zedelijk gezien volkomen juist en aanvaardbaar dat ík die straf onderga, opdat ik mijn leven zal beteren. Ikzelf heb iets fout gedaan dus alleen ík kan die fout herstellen door te ‘boeten’ (weer goed te maken) door zélf die straf te ondergaan. Mijn geweten zou daardoor worden ontlast.

- Als echter gerechtelijk wordt vastgesteld dat ik straf heb verdiend door míjn zondige daden en de rechter (God) geeft vervolgens aan een medewerker van de rechtbank (zijn zoon Jezus) de opdracht in mijn plaats die straf te ondergaan (het ‘plaatsvervangende lijden’), dan voel ik mij niet alleen schuldig om hetgeen ik zelf fout heb gedaan, maar voel ik mij daarnaast ook nog onherstelbaar schuldig en voel ik mij voor eeuwig een zondaar, dat een onschuldige en nogwel Gods eigen zoon, moet boeten voor mijn zondige daden en op de wreedste wijze die ooit is bedacht.
Mijn geweten zou daardoor ondraaglijk zwaar worden belast, mijn leven zou daardoor zedelijk volstrekt zonder waarde worden en ik zou dan niet meer verder kunnen leven.

Het denkbeeld van een ‘plaatsvervangend lijden’ komt voor uit de zwaar bedrukte geest van een man, wiens geweten zelf wordt gekweld door een diep schuldgevoel vanwege het feit, dat hij goedkeurend had toegekeken hoe een moedige Stefanus door steniging werd gedood en die onschuldige mensen, die het hadden gewaagd ‘christen’ te worden, gevangen liet nemen, voor het gerecht had gesleept en in de gevangenis had doen belanden.
Gedreven door dat schuldgevoel en om zijn geweten te ontlasten, ontstond in zijn geest het denkbeeld van het plaatsvervangend lijden als een ongerijmdheid in een overigens weldenkend mens.

Jezus was zonder zonde en had redelijkerwijs dus géén straf verdiend. Toch laat volgens Paulus zijn Vader in de hemel hem alle straf van de gehele mensheid dragen, wat buitengewoon onrechtvaardig is. Paulus maakt door deze persoonlijke aanname van God als de liefhebbende Vader een volstrekt ongeloofwaardige persoon.
Terwijl Paulus als Farizeeër moet hebben geweten hoe vaak er in de Tenach is te vinden dat Jahweh zeer vergevingsgezind is en begrip heeft voor de moeilijke levensomstandigheden waarin de mens op aarde verkeert!

Maar in dit gedeelte van zijn brief: Korinthiërs 5:14-17, zegt Paulus iets zeer behartenswaardigs!

Broeders en zusters, de liefde van Christus laat ons geen rust, sinds wij hebben ingezien,
dat Een is gestorven voor allen. Maar dan zijn allen gestorven!
En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven,
maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven en verrezen.
Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer naar de oude maatstaven.
En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld, dan nu toch niet meer.
Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.

Met andere woorden:
Sinds wij hebben ingezien dat Christus voor allen is gestorven, laat zijn liefde ons geen rust meer, want hij is voor allen gestorven opdat(!) zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem, die is gestorven en verrezen, waardoor de mens die in Christus is, als een nieuwe schepping is wedergeboren.

Deze tekst spreekt over de vernieuwende kracht die van Christus' liefde uitgaat en de nieuwe schepping die de mens wordt,dar wanneer iemand in Hem gelooft. De tekst zegt dat de liefde van Christus ons heeft aangezet te geloven dat één voor allen als voorbeeld is gestorven én verrezen. Dus als iemand daardoor in de geest van Christus is gaan leven, dat hij of zij dan een nieuwe schepping is geworden. De oude levenshouding is verdwenen, een nieuw leven, in de geest van Christus verrezen, is begonnen.

2 Korinthiërs 5:14-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zo kennen wij vanaf nu niemand naar het vlees [maar naar de geest]; en al hebben wij Christus naar het vlees gekend, dan kennen wij Hem nu zo niet meer [maar wij kennen hem naar de geest]. Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden [de oude geest is voorbijgegaan en is een nieuwe geest geworden}.

Door Jezus’ voorbeeld heeft er volgens Paulus in de gelovige een geestelijke ontwikkeling plaatsgevonden!


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^