het stand-in fotobord, stand-in bord of fotobord
Met een 'fotobord' is te beschrijven hoe overdag de verhouding is tussen de geestelijke en de stoffelijke wereld voor de menselijke geest.Een fotobord is een levensgrote, platte pop o.i.d. Op de plaats van het gezicht is een opening, waar men achter kan gaan staan en waar men zijn eigen gezicht in kan steken. Dan kan men aan de voorkant een foto laten maken. Die opening is a.h.w. het geheel van alle zintuigen (gezicht, gehoor, tast, enz.) waardoor de geest met de buitenwereld in verbinding staat.
Deze verhouding tussen mens en bord geeft nauwkeurig weer hoe de verhouding is tussen de menselijke geest, die in zijn geestgedaante vanuit de geestelijke wereld in de sfeer van de aarde is gekomen, en het lichaam, dat is het bord, dat op aarde geheel in de stoffelijke wereld is. Die geestelijke en stoffelijke werelden bestaan naast elkaar en doordringen elkaar volledig, zoals ook elektromagnetische velden (bijvoorbeeld radiogolven) aparte werelden zijn, die door elkaar heen bewegen en elkaar daarbij niet storen.
Tijdens het ontwaken gaat de menselijke geest in zijn of haar geestgedaante (het voertuig voor de geestelijke wereld) door een 'deur', een soort doorgang tussen beide werlden naar díe plaats in de geestelijke sfeer van de aarde, waar - daarmee overeenkomend - in de stóffelijke wereld de hersenen van het stoffelijke lichaam zich bevinden. Door de ziel als zijn eigen geestelijke uitstraling heen, treedt de geest daar in wisselwerking met de magneetveldjes, die de overeenkomstige uitstralingen van de stoffelijke hersencellen zijn. Wat de geest in zijn eigen uitstraling laat gebeuren door te denken en te voelen, gebeurt vervolgens ook in de uitstralingen van de hersencellen, en omgekeerd.
Middels deze verbinding kan de geest de hersencellen zelf tot werkzaamheid aanzetten. De hersenen als het geheel van honderd miljard hersencellen, bewegen mee met de bewegingen in de geest. Daardoor kan de geest van daaruit door middel van bepaalde zenuwbanen de spieren van het lichaam in beweging brengen. De geest zelf blijft daarbij echter in de geestelijke sfeer van de aarde, maar ziel en magneetveldjes zijn het overdrachtsmiddel, waar doorheen de geest het lichaam op aarde in beweging kan brengen om daar zijn uitspraken te doen en handelingen te verrichten in de stoffelijke wereld.
De hersenen zijn een 'orgaan', een woord dat afkomstig is van het Latijnse 'organum', dat 'werktuig' betekent, wat wil aangeven dat de hersenen het werktuig zijn, waarmee de geest zichzelf in de buitenwereld tot uitdrukking kan brengen en waar doorheen de geest indrukken vanuit de buitenwereld ontvangt.
De gebeurtenissen in de hersenen zijn het onmiddellijke gevolg van de werkzaamheid van de geest en geestelijke eigenschappen komen daardoor in de werkzaamheid van de hersenen tot uitdrukking.
Echter, door zich als het eeuwig levende op deze wijze met de stof, het niet-levende - en daardoor het tegendeel van de geest als het levende - te verbinden, kan de geest in de sfeer van de aarde zichzelf niet meer zijn. De geest wordt onbewust van zichzelf en tegelijkertijd gaan aandacht en toewijding a.h.w. geheel vanuit de geest door de zintuigen heen over naar de stoffelijke wereld. Daardoor blijft de geest als een schijnbare, voor zichzelf onbekende leegte achter, terwijl diens aandacht en toewijding zich in de stoffelijke wereld verliezen, doordat ze hier als het ware naar buiten worden getrokken door alle bewegingen, geluiden, kleuren en geuren die hier de aandacht opeisen.
Er vindt een overdracht plaats, waardoor de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging van de geest met de stof, intreedt - en daarbij in de eerste plaats met het eigen lichaam (in de vorm van het fotobord). In die toestand vat de mening post dat wat in de stoffelijke wereld ervaarbaar is, álles is wat er is, terwijl in de - van zichzelf onwetend geworden - géést vervolgens de overtuiging ontstaat het líchaam te zijn(!).
Door die tijdelijke onbewustheid van zichzelf is de denkende geest met zijn aandacht wel bij de gevormde gedáchte, maar niet bij zichzelf als de denker, de geest. Datzelfde geldt voor de waarneming: de aandacht van de waarnemende geest gaat op in het waargenomen onderwerp, waardoor die niet meer beseft zelf de bewuste levenskracht te zijn, die zich - door het waar te nemen - van dat onderwerp bewust is geworden... en daardoor zélf in de geestestoestand van 'zich bewustzijn van dat onderwerp' verkeert!
Die geestestoestand wordt echter volledig beheerst door het waargenomen ónderwerp, waardoor het besef zelf de waarnemende geest te zijn, hier geheel verdwijnt.
Er is hier bovendien niets, wat de geest aan het bestaan van zichzelf doet herinneren.
terug naar vragen en antwoorden
terug naar het weblog
^