Het begrip wedergeboorte bij een van de grootste kerkleraren: Origenes
Een onderwerp dat in het hedendaagse christendom stilzwijgend taboe is verklaard.
Inhoud
Inleiding
Hoe werd het begrip reïncarnatie in de westerse wereld uitgewist?
1. Overzicht
2. Leven
3. Werken
4. Inzichten
5. Invloed op de Latere Kerk
6. Origenesistische crises
7. Zie voor Vertalingen
Inleiding
Wedergeboorte wordt meestal aangeduid met het Latijnse 're-incarnatio', maar dat betekent letterlijk alleen 'weer-in-vlees'. Waar het echter om gaat is, dat je door 'wedergeboorte' weer aan een nieuw leven begint bij ouders in een gezin en daar weer opgroeit, je ontwikkelt van kind zijn naar volwassenheid, wat een stoffelijke weergave is van wat er in de geest gebeurt - en dat begrip ontbreekt bij 'weer in vlees' geheel (en ook bezetenheid is in feite 'weer in vlees', maar dan van een ongewenste gast).
Voor zover bekend komt het verschijnsel voorouderverering bij de meeste natuurvolkeren voor, wat inhoud dat zij geloofden of de ervaring hadden, dat de menselijke geest na het overlijden in de geestelijke wereld voortleeft. Bij de eerste cultuurvolkeren was het begrip wedergeboorte ook levend, zeker in India en China. In het hindoeïsme en boeddhisme hangt wedergeboorte nauw samen met karma: het inzicht dat er door de mens voortdurend aan een ontwikkeling wordt gewerkt, afwisselend hier en aan de andere kant, en dat de gevolgen van handelingen ('karma') uit vorige levens ook in het huidige leven doorwerken.
Van de Griekse filosofen Pythagoras, Parmenides, Plato en Plotinos is bekend, dat zij uitgingen van een voortbestaan in de geestelijke wereld en dat bij Pythagoras ook het hindoeïstische begrip 'samsara', de kringloop van levens door wedergeboorte en overlijden, en een daarmee samenhangende geestelijke ontwikkeling door het verwerken van karma, aanwezig was.
In het Joodse volk kwamen deze begrippen ook voor ('Elia, die zou komen' en de vraag aan Jezus hoe het huwelijk in de geestelijke wereld wordt voortgezet; zie ook Wedergeboorte in de Bijbel in Vragen en antwoorden), maar het Joodse volk was heel praktisch - het voldoen aan de 'richtlijnen' ('dabâr' betekent niet 'wet', maar 'woord' of 'richtlijn') die Jahweh aan Mozes had gegeven, moest in het hier en nu gebeuren.
In de eerste eeuwen van het christendom, nog vóór er kerkvergaderingen werden ingesteld, traden een aantal kerkleraren op, die de uitspraken die Jezus - en na hem Paulus - had gedaan, in een samenhangende leer trachtten samen te vatten. De grootste kerkleraar uit die tijd, en wellicht de grootste ooit, was Origenes van Alexandrië - want wat hij nastreefde, was om uit de historische ontwikkeling van het menselijke denken datgene mee te nemen, wat bij Jezus' uitspraken aansloot. Hij wilde de rijkdom aan inzichten die met name Griekse filosofen hadden verworven, niet verloren laten gaan, maar waar mogelijk samenvoegen met Jezus' en later Paulus' gedachtengoed.
Jezus - in wie Gods heilige geest bij ons is geweest - was niet voor niets juist in Galilea geboren, de Joodse provincie die het meest gehelleniseerd was, en daardoor ontvankelijk voor zijn vernieuwende inzichten. In het orthodoxe, bestuurlijke Jeruzalem van die tijd, zouden zij alleen maar op heftige weerstand stuiten - wat ook inderdaad geschiedde.
Origenes gebruikte vrijelijk het begrip wedergeboorte in het christelijke denken van die tijd in het oostelijke Middellandsezeegebied. In Rome echter was een keizer aan de macht gekomen, Constantijn, die besefte dat het christelijke gedachtengoed in wezen vredelievend was en geweld afwees, wat de rust in zijn rijk zou bevorderen. Hij gaf de christenen daarom godsdienstvrijheid en ging zich steeds meer met de jonge, christelijke kerk bemoeien, die in Rome - uitgaande van Petrus en Paulus - een bestuurlijk middelpunt werd. Zijn opvolger Theodosius stelde het christendom zelfs als staatsgodsdienst in.
Romeinse keizers bleven een grote invloed uitoefenen op de jonge kerk, die zich daardoor naar Romeins model ontwikkelde tot een bestuurlijke instelling, die zich met het persoonlijke leven van de gelovigen begon te bemoeien. Om de eenheid binnen de kerk te bewaren, gingen kerkbestuurders voorschrijven wat de gelovigen wel of niet mochten denken, zoals keizers - als hoofd van het Romeinse pantheon - dat immers al eeuwen hadden gedaan. Ook schreven zij kerkvergaderingen uit, waarop werd bepaald wat de kerkelijke leer was; maar daardoor kwam aan de persoonlijke keuzevrijheid een einde, want wat de gelovigen moesten geloven, werd van bovenaf opgelegd.
De gelovigen werden niet meer als persoon gezien, maar als groep door hen 'tot het volk behorend' te noemen, in het Latijn 'laicus', waar 'leek' van is afgeleid: de onwetende. Om weglopen tegen te gaan werd gesteld, dat er buiten de kerk geen heil is te vinden: 'Extra ecclesiam nulla salus est'.
Deze ontwikkeling had uiteindelijk zelfs tot gevolg dat het gedachtengoed van de vroegere vrijdenker Origenes werd afgewezen en tot 'ketters' werd verklaard: dat is een ongeoorloofde afwijking van de rechtzinnige (orthodoxe) kerkleer! Daarmee kwamen echter ook de Griekse filosofen in een kwaad daglicht te staan en werden hun denkbeelden verdacht! Het gevolg was dat het begrip wedergeboorte weliswaar niet rechtstreeks werd afgewezen, maar achter de rug van Origenes om taboe werd verklaard, waardoor het eenvoudig uit het dagelijkse spraakgebruik verdween en zo een stille dood stierf.
Wedergeboorte wees immers op de mogelijkheid van een persoonlijke, vrije ontwikkeling van de mens, waardoor de mens een eigen verantwoordelijkheid had en zijn geestelijke ontwikkeling in eigen hand hield, wat de macht van de kerk als bestuurlijke instelling, beknotte. Door kerkvergaderingen werd wedergeboorte als een verschijnsel, dat een persoonlijke, geestelijke ontwikkeling mogelijk maakte, ten slotte zonder veel woorden uitgewist.
Over deze geschiedenis heb ik aan ChatGPT gevraagd van datgene, wat over dit onderwerp op het internet voorhanden is, een samenvatting te maken.
terug naar de Inhoud
ChatGPT: Hoe werd het begrip reïncarnatie in de westerse wereld uitgewist?
Het idee dat reïncarnatie ooit expliciet verboden zou zijn op een officieel concilie binnen het christendom is een veelvoorkomend misverstand. Vaak wordt dit in verband gebracht met het Tweede Concilie van Constantinopel in 553 na Christus, maar er is geen vermelding van reïncarnatie in de officiële besluiten van dat concilie te vinden.
Wat gebeurde er op het Tweede Concilie van Constantinopel?
Tijdens dit concilie, bijeengeroepen door keizer Justinianus I, werd vooral het zogenaamde Origenisme veroordeeld, een verzameling ideeën gebaseerd op de leer van kerkvader Origenes (ca. 185–254). Origenes speculeerde over zaken als de pre-existentie van zielen, wat sommigen associëren met reïncarnatie. Echter, zijn ideeën over de pre-existentie werden niet expliciet met reïncarnatie gelijkgesteld, en het concilie veroordeelde eerder het concept van een eeuwige cyclus van zielen, dan het idee van reïncarnatie zoals dat in oosterse religies wordt begrepen.
Misverstand over reïncarnatie
Het idee dat reïncarnatie zou zijn verworpen door een concilie is waarschijnlijk ontstaan door latere interpretaties of populaire verhalen. In werkelijkheid paste het concept van reïncarnatie niet binnen de christelijke leer, die gericht is op één leven gevolgd door een laatste oordeel en de opstanding van het lichaam.
Samenvattend: Het Tweede Concilie van Constantinopel heeft indirect invloed gehad door bepaalde ideeën van Origenes te verwerpen, maar het verbod op reïncarnatie is geen expliciete uitspraak geweest.
———————
Daar moet aan worden toegevoegd, dat dat concilie Origenes als ketter verwierp en daarmee ook zijn gedachtengoed, waarin Pythagoras en Plato een grote rol speelden. Deze filosofen gingen wel van het bestaan van reïncarnatie uit, waardoor dat langs een omweg toch door de kerk werd verworpen. Later volgde ook Martin Luther dat voorbeeld.
Om duidelijk te maken welk een grote geest Origenes is geweest, heb ik de Engelse Wikipedia-pagina door Google laten vertalen en dat naderhand bijgewerkt.
Origenes (bron: Wikipedia Engels)
Dit artikel gaat over de derde-eeuwse, christelijke geleerde. Voor de platoonse filosoof met dezelfde naam, zie Origenes de Heiden. Voor ander gebruik, zie Origenes (doorverwijspagina).
Niet te verwarren met Orogen.
Origenes van Alexandrië [a] (c. 185 - c. 253),[4] ook bekend als Origenese Adamantius,[b] was een vroegchristelijke geleerde,[7] ascetisch[8] en theoloog, die daar werd geboren en de eerste helft van zijn loopbaan in Alexandrië doorbracht. Hij was een productieve schrijver die ongeveer 2.000 verhandelingen schreef in meerdere takken van de theologie, waaronder tekstkritiek, bijbelse exegese en hermeneutiek, homiletiek en spiritualiteit. Hij was een van de meest invloedrijke, maar ook controversiële figuren in de vroegchristelijke theologie, apologetiek en ascese.[8] [9]
Hij is door Johannes Anthony McGuckin beschreven als "het grootste genie dat de vroege kerk ooit heeft voortgebracht".[10]
terug naar de Inhoud
1. Overzicht
Origenese zocht op jonge leeftijd het martelaarschap op samen met zijn vader, maar werd door zijn moeder verhinderd zich over te gegeven aan kwaadwillende autoriteiten in Alexandrië. Toen hij achttien jaar oud was, werd Origenes catechist aan het Didascalium of de School van Alexandrië (een school voor christelijke theologen). Hij wijdde zich aan zijn studie en leefde een ascetische levensstijl. Hij kwam in 231 in conflict met Demetrius, bisschop van Alexandrië, nadat hij door zijn vriend Theoclistus, de bisschop van Caesarea, tot priester was gewijd tijdens een reis naar Athene door Palestina. Demetrius veroordeelde Origenes voor insubordinatie en beschuldigde hem ervan zichzelf te hebben gecastreerd en te hebben geleerd dat zelfs Satan uiteindelijk redding zou bereiken, een beschuldiging die Origenes heftig ontkende.[11] [12]
Origenes stichtte later de Christelijke School van Caesarea, waar hij logica, kosmologie, natuurgeschiedenis en theologie doceerde. Hij werd door de kerken van Palestina en Arabië beschouwd als de ultieme autoriteit op het gebied van theologie. Hij werd gemarteld voor zijn geloof tijdens de Deciaanse vervolging in 250 en stierf drie tot vier jaar later aan zijn verwondingen.
Origenes schreef een enorme hoeveelheid geschriften vanwege het beschermheerschap van zijn goede vriend Ambrosius van Alexandrië, die hem van een team van secretaresses voorzag om zijn werken te kopiëren, waardoor hij een van de meest productieve schrijvers in de late oudheid was. Zijn verhandeling Over de eerste beginselen legde systematisch de beginselen van de christelijke theologie uit en werd de basis voor latere theologische geschriften.[13] Hij schreef ook Contra Celsum, het meest invloedrijke werk van de vroegchristelijke apologetiek,[14] waarin hij het christendom verdedigde tegen de heidense filosoof Celsus, een van de belangrijkste vroege critici.
Origenes schreef ook de Hexapla, de eerste kritische editie van de Hebreeuwse Bijbel, die de originele Hebreeuwse tekst en daarnaast vier verschillende Griekse vertalingen, en een Griekse letterlijke overzetting van het Hebreeuws bevatte, allemaal geschreven in kolommen, naast elkaar. Hij schreef honderden preken over bijna de hele Bijbel.
- Hij beschreef veel passages als allegorisch [verbeeldend, figuurlijk, met diepere betekenis].
- Origenes leerde dat God vóór de schepping van het stoffelijke heelal de zielen van alle intelligente wezens al had geschapen.
- Deze zielen, aanvankelijk volledig toegewijd aan God, gingen echter hun eigen weg en kregen fysieke lichamen.
- Origenes was de eerste die de verlossingstheorie door verzoening in zijn volledig ontwikkelde vorm voorstelde,
- en hij droeg ook aanzienlijk bij aan de ontwikkeling van het denkbeeld van de Drie-eenheid.
- Origenes hoopte dat alle mensen uiteindelijk gered zouden worden, maar was altijd voorzichtig door te beweren dat dit slechts speculatie was.
- Hij verdedigde de vrije wil en pleitte voor christelijk pacifisme.
Origenes wordt door sommige christelijke groepen beschouwd als een kerkvader.[15] [16] [17] [18] Hij wordt algemeen beschouwd als een van de meest invloedrijke christelijke theologen.[19] Zijn leringen waren vooral invloedrijk in het oosten, met Athanasius van Alexandrië en de drie Cappadocische Vaders als zijn meest toegewijde volgelingen.[20] Een bezwaar tegen de orthodoxie van de leringen van Origenes bracht de eerste Origenesistische crisis voort in de late vierde eeuw, waarin hij werd aangevallen door Epiphanius van Salamis en Jerome, maar verdedigd door Tyrannius Rufinus en Johannes van Jeruzalem. In 543 veroordeelde keizer Justinianus I hem als een ketter en beval dat al zijn geschriften werden verbrand. Het Tweede Concilie van Constantinopel in 553 kan Origenes als schrijver hebben verworpen, of het kan alleen bepaalde ketterse leringen hebben veroordeeld waarvan werd beweerd dat ze van Origenes waren afgeleid.
- De kerk verwierp zijn leringen over het vóórbestaan van zielen.[21] [en verwierp, maar zonder dat te benoemen, daarmee de reïncarnatie, de wedergeboorte].
terug naar de Inhoud
2. Leven
Vroege jaren
Bijna alle informatie over het leven van Origenes komt uit een lange biografie van hem in boek VI van de kerkelijke geschiedenis, geschreven door de christelijke historicus Eusebius (c. 260 - c. 340).[22] Eusebius portretteert Origenes als de volmaakte christelijke geleerde en een letterlijke heilige.[22] Eusebius schreef dit verslag echter bijna vijftig jaar na de dood van Origenes en had toegang tot weinig betrouwbare bronnen over het leven van Origenes, vooral zijn vroege jaren.[22] Eusebius was op zoek naar meer materiaal over zijn held en registreerde gebeurtenissen op basis van alleen onbetrouwbaar bewijs van horen zeggen. Hij maakte vaak speculatieve gevolgtrekkingen over Origenes op basis van de bronnen die hij tot zijn beschikking had.[22] Desalniettemin kunnen geleerden een algemene indruk van het historische leven van Origenes reconstrueren door de delen van het verslag van Eusebius te sorteren die nauwkeurig zijn van de delen die onnauwkeurig zijn.[23]
Origenes werd geboren in 185 of 186 na Christus in Alexandrië.[20] [24] [25] Porphyrius noemde hem "een Griek en opgeleid in de Griekse literatuur"[26] Volgens Eusebius was Origenes' vader Leonides van Alexandrië, een gerespecteerde hoogleraar literatuur en ook een vrome christen, die zijn religie openlijk beoefende (en later een martelaar en heilige werd met een feestdag op 22 april in de katholieke kerk).[27] [28] Joseph Wilson Trigg acht de details van dit rapport onbetrouwbaar, maar geeft toe dat Origenes vader zeker op zijn minst "een welvarende en zeer gehelleniseerde burger" was.[28] Volgens Johannes Anthony McGuckin was Origenes' moeder, wiens naam onbekend is, mogelijk een lid van de lagere klasse, die geen burgerschapsrecht had.[27] Het is waarschijnlijk dat, vanwege de status van zijn moeder, Origenes geen Romeins staatsburger was.[29]
Origenes's vader leerde hem over literatuur en filosofie[30] evenals de Bijbel en de christelijke leer.[30] [31] Eusebius stelt dat Origenes' vader hem dagelijks passages van de Schrift liet onthouden en opzeggen.[32] Trigg accepteert deze traditie als mogelijk juist, gezien Origenes vermogen als volwassene om uit het hoofd uitgebreide passages van de Schrift te reciteren.[32] Eusebius meldt ook, dat Origenes op jonge leeftijd zo geleerd werd over de heilige geschriften, dat zijn vader zijn vragen erover niet meer kon beantwoorden.[33] [34]
In 202, toen Origenes nog geen zeventien was, beval de Romeinse keizer Septimius Severus om Romeinse burgers, die openlijk het christendom beoefenden, te executeren.[27] [35] Origenes' vader Leonides werd gearresteerd en in de gevangenis gegooid.[20] [27] [35] Eusebius meldt dat Origenes zich wilde overgeven aan de autoriteiten zodat ze hem ook zouden executeren,[20] [27] maar zijn moeder verstopte al zijn kleren en hij kon niet naar de autoriteiten gaan, omdat hij het huis naakt wilde verlaten.[20] [27] Volgens McGuckin is het onwaarschijnlijk dat hij gestraft zou zijn geweest, zelfs als Origenes zich had overgegeven, aangezien de keizer alleen van plan was Romeinse burgers te executeren.[27] Origenes's vader werd onthoofd,[20] [27] [35] en de staat nam het hele eigendom van de familie in beslag, waardoor ze verarmd werden.[27] [35] Origenes was de oudste van negen kinderen,[27] [35] en als erfgenaam van zijn vader werd het zijn verantwoordelijkheid om voor het hele gezin te zorgen.[27] [35]
Toen hij achttien was, werd Origenes benoemd tot catechist aan de Catechetische School van Alexandrië.[33] Veel geleerden hebben aangenomen dat Origenes het hoofd van de school werd,[33] maar volgens McGuckin is dit zeer onwaarschijnlijk. Het is waarschijnlijker dat hij een betaalde onderwijspositie kreeg, misschien als een 'hulpinspanning' voor zijn verarmde familie.[33]
Terwijl hij op de school werkte, nam hij de ascetische leefstijl van de Griekse sofisten aan.[33] [36] [37] Hij heeft de hele dag lesgegeven [33] en zou 's avonds laat opblijven, om verhandelingen en commentaren te schrijven.[33] [36] Hij liep op blote voeten en bezat maar één mantel.[36] Hij dronk geen alcohol, gebruikte een eenvoudig dieet[38] en vastte vaak lange periodes.[38] [36] Hoewel Eusebius er alles aan doet om Origenes af te schilderen als een van de christelijke monniken van zijn tijd,[33] deze weergave wordt nu algemeen erkend als anachronistisch.[33]
Volgens Eusebius werd Origenes als jonge man opgenomen door een rijke, gnostische vrouw,[39] die ook de beschermvrouwe was van een zeer invloedrijke, gnostische theoloog uit Antiochië, die vaak lezingen gaf in haar huis.[39] Eusebius doet er alles aan om aan te tonen dat, hoewel Origenes studeerde terwijl ze in haar huis was,[39] hij heeft nooit 'gemeenschappelijke gebeden' met haar of de gnostische theoloog.[39] Later slaagde Origenes erin een rijke man genaamd Ambrosius te bekeren van Valentiniaans gnosticisme tot orthodox christendom.[14] [39] Ambrosius was zo onder de indruk van de jonge geleerde, dat hij Origenes een huis, een secretaresse, zeven stenografen, een groep copyisten en kalligrafen gaf en betaalde voor de publicatie van al zijn geschriften.[14] [39]
Toen hij begin twintig was, verkocht Origenes de kleine bibliotheek met Griekse literaire werken die hij van zijn vader had geërfd voor een bedrag dat hem een dagelijks inkomen van vier obols opleverde.[39] [36] [37] Hij gebruikte dit geld om zijn studie van de Bijbel en de filosofie voort te zetten.[39] [36]
Origenes studeerde op tal van scholen in Alexandrië,[39] zoals ook de Platoonsche Academie van Alexandrië,[40] [39] waar hij een student was van Ammonius Saccas.[41] [14] [39] [42] [43] Eusebius beweert dat Origenes studeerde onder Clemens van Alexandrië,[38] [20] [44] maar volgens McGuckin is dit vrijwel zeker een retrospectieve veronderstelling gebaseerd op de gelijkenis van hun leringen.[38] Origenes noemt Clemens zelden in zijn geschriften,[38] en als hij dat doet, is het meestal om hem te corrigeren.[38]
Vermeende zelfcastratie
Eusebius beweert dat, als jonge man, na een letterlijke lezing van Mattheüs 19:12, waarin Jezus wordt gepresenteerd als zeggend "er zijn eunuchen die zichzelf eunuch hebben gemaakt omwille van het koninkrijk der hemelen",[46] Origenes castreerde zichzelf of liet iemand anders hem castreren om zijn reputatie als respectabele leraar voor jonge mannen en vrouwen te verzekeren.[38] [36] [47] [48] Eusebius beweert verder dat Origenes Demetrius, de bisschop van Alexandrië, privé vertelde over de castratie en dat Demetrius hem aanvankelijk prees voor zijn toewijding aan God vanwege dit.[38] Origenes vermeldt echter nooit iets over het feit dat hij zichzelf heeft gecastreerd in een van zijn overlevende geschriften,[38] [49] en in zijn uitleg van dit vers in zijn Commentaar op het evangelie van Mattheüs, geschreven tegen het einde van het leven, veroordeelt hij krachtig elke letterlijke interpretatie van Mattheüs 19:12,[38] beweren dat alleen een idioot de passage zou interpreteren als een pleidooi voor letterlijke castratie.[38]
Sinds het begin van de twintigste eeuw hebben sommige geleerden de historiciteit van Origenes' zelfcastratie in twijfel getrokken, waarbij velen het zien als een groothandelsverzinsel.[50] [51] Trigg stelt dat Eusebius' verslag van Origenes' zelfcastratie zeker waar is, omdat Eusebius, die een vurige bewonderaar van Origenes was, de castratie toch duidelijk beschrijft als een daad van pure dwaasheid, geen motief zou hebben gehad om een stukje informatie door te geven dat Origenes' reputatie zou kunnen bezoedelen, tenzij het 'berucht en onbetwistbaar' was.[36] Trigg ziet Origenes veroordeling van de letterlijke interpretatie van Mattheüs 19:12 als dat hij "stilzwijgend de letterlijke lezing verwerpt die hij in zijn jeugd had gehandeld".[36]
In schril contrast verwerpt McGuckin Eusebius' verhaal over Origenes' zelfcastratie als "nauwelijks geloofwaardig", omdat hij het ziet als een opzettelijke poging van Eusebius om af te leiden van serieuzere vragen over de orthodoxie van Origenes' leringen.[38] McGuckin stelt ook: "We hebben geen aanwijzingen dat het motief van castratie voor respectabiliteit ooit als standaard werd beschouwd door een leraar van klassen met gemengd geslacht."[38] Hij voegt eraan toe dat Origenes vrouwelijke studenten (die Eusebius bij naam opsomt) te allen tijde vergezeld zouden zijn geweest door begeleiders, wat betekent dat Origenes geen goede reden zou hebben gehad om te denken dat iemand hem van ongepastheid zou verdenken.[38]
Henry Chadwick stelt dat, hoewel het verhaal van Eusebius waar kan zijn, het onwaarschijnlijk lijkt, aangezien Origenes' uiteenzetting van Mattheüs 19:12 "elke letterlijke interpretatie van de woorden sterk betreurde".[52] In plaats daarvan suggereert Chadwick: "Misschien rapporteerde Eusebius kritiekloos kwaadaardige roddels die werden verkocht door Origenes' vijanden, van wie er veel waren."[52]
Een aantal bekende historici, zoals Peter Brown en William Placher, blijven echter geen reden vinden om te concluderen dat het verhaal onwaar is.[53]
Reizen en vroege geschriften
In zijn vroege jaren twintig raakte Origenes minder geïnteresseerd in werk als grammaticus[54] en meer in het werken als retor-filosoof.[54] Hij gaf zijn baan als catechist aan zijn jongere collega Heraclas.[54] Ondertussen begon Origenes zichzelf te bestempelen als een "meester in de filosofie".[54]
Origenes' nieuwe positie als zelfbenoemde christelijke filosoof bracht hem in conflict met Demetrius, de bisschop van Alexandrië.[54] Demetrius, een charismatische leider die de christelijke gemeente van Alexandrië met ijzeren vuist regeerde,[54] werd de meest directe promotor van de verheffing in status van de bisschop van Alexandrië;[55] voor Demetrius was de bisschop van Alexandrië slechts een priester geweest die werd gekozen om zijn kameraden te vertegenwoordigen,[56] maar na Demetrius werd de bisschop gezien als duidelijk een rang hoger dan zijn medepriesters.[56] Door zichzelf te stylen als een onafhankelijke filosoof, herleefde Origenes een rol die prominent aanwezig was geweest in het eerdere christendom[55] maar die het gezag van de nu machtige bisschop uitdaagde.[55]
De eerste beginselen
Ondertussen begon Origenes zijn enorme theologische verhandeling over de eerste beginselen te schrijven,[56] een baanbrekend boek dat systematisch de fundamenten van de christelijke theologie voor de komende eeuwen legde.[56] Origenes begon ook naar het buitenland te reizen om scholen in de Middellandse Zee te bezoeken.[56] In 212 reisde hij naar Rome - een belangrijk centrum van de filosofie in die tijd.[56] In Rome woonde Origenes lezingen bij van Hippolytus van Rome en werd beïnvloed door zijn logos-theologie.[56] In 213 of 214 stuurde de gouverneur van de provincie Arabië een bericht naar de prefect van Egypte met het verzoek Origenes te sturen om hem te ontmoeten, zodat hij hem kon interviewen en meer over het christendom kon leren van de toonaangevende intellectueel.[56] Origenes, begeleid door officiële lijfwachten,[56] bracht een korte tijd door in Arabië met de gouverneur voordat hij terugkeerde naar Alexandrië.[57]
In de herfst van 215 bezocht de Romeinse keizer Caracalla Alexandrië.[58] Tijdens het bezoek protesteerden de studenten van de scholen daar en maakten ze hem belachelijk, omdat hij zijn broer Geta had vermoord[58]. Caracalla beval woedend zijn troepen de stad te verwoesten, de gouverneur te executeren en alle demonstranten te doden.[58] Hij beval hen ook om alle leraren en intellectuelen uit de stad te verdrijven.[58]
Caesarea Maritima
Origenes vluchtte uit Alexandrië en reisde naar de stad Caesarea Maritima in de Romeinse provincie Palestina,[58] waar de bisschoppen Theoctistus van Caesarea en Alexander van Jeruzalem zijn toegewijde bewonderaars werden.[58] Zij vroegen hem toespraken over de geschriften te houden in hun respectievelijke kerken.[58] Hierdoor kon Origenes effectief preken houden, ook al was hij niet formeel tot priester aangesteld.[58] Hoewel dit een onverwachte gebeurtenis was, vooral gezien Origenes' internationale faam als leraar en filosoof,[58] maakte het Demetrius woedend, die het zag als een directe ondermijning van zijn gezag.[58] Demetrius stuurde diakenen uit Alexandrië om te eisen dat de Palestijnse hiërarchen onmiddellijk 'zijn' catechist naar Alexandrië terugstuurden.[58] Hij vaardigde ook een decreet uit waarin hij de Palestijnen bestraft omdat ze een persoon, die niet was verordend om te prediken, dat toch lieten doen.[59] De Palestijnse bisschoppen veroordeelden op hun beurt Demetrius en beschuldigden hem jaloers te zijn op Origenes' roem en prestige.[60]
Origenes gehoorzaamde het bevel van Demetrius en keerde terug naar Alexandrië,[60] hij bracht een antieke rol mee die hij in Jericho had gekocht met de volledige tekst van de Hebreeuwse Bijbel.[60] Het manuscript, dat naar verluidt 'in een pot' was gevonden,[60] werd de brontekst voor een van de twee Hebreeuwse kolommen in Origenes Hexapla.[60]
Origenes bestudeerde het Oude Testament zeer diepgaand;[60] Eusebius beweert zelfs dat Origenes Hebreeuws leerde.[61] [62] De meeste moderne geleerden beschouwen deze bewering als ongeloofwaardig,[61] [63] maar ze zijn het niet eens over hoeveel Origenes wist over de taal.[62] H. Lietzmann concludeert dat Origenes waarschijnlijk alleen het Hebreeuwse alfabet kende en niet veel anders,[62] terwijl R.B.C. Hanson en G. Bardy beweren dat Origenes een oppervlakkig begrip van de taal had, maar niet genoeg om de hele Hexapla te hebben samengesteld.[62] Een notitie in Origenes's over De eerste beginselen vermeldt een onbekende 'Hebreeuwse meester',[61] maar dit was waarschijnlijk een consultant, geen leraar.[61]
Origenes bestudeerde ook het hele Nieuwe Testament,[60] maar vooral de brieven van de apostel Paulus en het evangelie van Johannes,[60] de geschriften die Origenes als het belangrijkste en gezaghebbend beschouwde.[60] Op verzoek van Ambrosius stelde Origenes de eerste vijf boeken van zijn uitgebreide Commentaar op het Evangelie van Johannes[64] samen. Hij schreef ook de eerste acht boeken van zijn Commentaar op Genesis, zijn Commentaar op Psalmen 1-25 en zijn Commentaar op Klaagliederen.[64] Naast deze commentaren schreef Origenes ook twee boeken over de opstanding van Jezus en tien boeken over Stromata ('Diversen').[64] Het is waarschijnlijk dat deze werken veel theologische speculatie bevatten,[65] wat Origenes in een nog groter conflict met Demetrius bracht.[66]
Conflict met Demetrius en uitwijking naar Caesarea
Origenes vroeg Demetrius herhaaldelijk om hem tot priester aan te stellen, maar Demetrius weigerde voortdurend.[67] [68] [14] In ongeveer 231 stuurde Demetrius Origenes op een missie naar Athene.[65] [69] Onderweg stopte Origenes in Caesarea,[65] [69] waar hij hartelijk werd ontvangen door de bisschoppen Theoctistus van Caesarea en Alexander van Jeruzalem, die tijdens zijn vorige verblijf zijn goede vrienden waren geworden.[65] [69] Terwijl hij Caesarea bezocht, vroeg Origenes Theoctistus om hem tot priester te wijden.[14] [65] Theoctistus voldeed graag.[70] [68] [69] Toen Demetrius hoorde van de wijding van Origenes, was hij verontwaardigd en veroordeelde hij dat Origenes' wijding door een buitenlandse bisschop een daad van ongehoorzaamheid was.[68] [71] [69]
Eusebius meldt dat als gevolg van Demetrius' veroordelingen, Origenes besloot niet terug te keren naar Alexandrië en in plaats daarvan een permanente verblijfplaats in Caesarea aan te nemen.[71] Johannes Anthony McGuckin stelt echter dat Origenes waarschijnlijk al van plan was om in Caesarea te blijven.[72] De Palestijnse bisschoppen riepen Origenes uit tot hoofdtheoloog van Caesarea.[11] Firmilian, de bisschop van Caesarea Mazaca in Cappadocië, was zo'n toegewijde discipel van Origenes, dat hij hem smeekte om naar Cappadocië te komen en daar les te geven.[73]
Demetrius leidde een storm van protesten tegen de bisschoppen van Palestina en de kerksynode in Rome.[72] Volgens Eusebius publiceerde Demetrius de beschuldiging dat Origenes zichzelf in het geheim had gecastreerd,[72] een misdrijf onder het Romeinse recht in die tijd[72] en een die de wijding van Origenes ongeldig zou hebben gemaakt, aangezien het eunuchen verboden was priester te worden.[72] Demetrius beweerde ook dat Origenes een extreme vorm van apokatastase had onderwezen, die stelde dat alle wezens, inclusief zelfs Satan zelf, uiteindelijk redding zouden bereiken.[11] Deze beschuldiging kwam waarschijnlijk voort uit een misverstand over het argument van Origenes tijdens een debat met de Valentiniaanse gnostische leraar Candidus.[11] Candidus had gepleit voor predestinatie door te verklaren dat de duivel reddingsonwaardig was.[11] Origenes had gereageerd door te beweren dat, als de duivel bestemd is voor eeuwige verdoemenis, het was vanwege zijn acties, die het resultaat waren van zijn eigen vrije wil.[74] Daarom had Origenes verklaard dat Satan alleen moreel verwerpelijk was, niet absoluut verwerpelijk.[74]
Demetrius stierf in 232, minder dan een jaar na het vertrek van Origenes uit Alexandrië.[72] De beschuldigingen tegen Origenes vervaagden met de dood van Demetrius,[75] maar ze verdwenen niet helemaal [76] en ze bleven hem achtervolgen voor de rest van zijn loopbaan.[76] Origenes verdedigde zichzelf in zijn Brief aan Vrienden in Alexandrië,[11] waarin hij heftig ontkende dat hij ooit had geleerd dat de duivel redding zou verkrijgen[11] [12] [77] en stond erop dat het idee dat de duivel redding kreeg gewoon belachelijk was.[11]
Werk en lesgeven in Caesarea
"Het was als een vonk die in onze diepste ziel viel, hem in brand stak en hem in ons in vlammen maakte. Het was tegelijkertijd een liefde voor het Heilige Woord, het mooiste object van alles dat door zijn onuitsprekelijke schoonheid alle dingen met onweerstaanbare kracht naar zich toe trekt, en het was ook liefde voor deze man, de vriend en pleitbezorger van het Heilige Woord. Ik werd zo overgehaald om alle andere doelen op te geven ... Ik had nog maar één object dat ik waardeerde en waar ik naar verlangde - filosofie, en die goddelijke man die mijn meester in de filosofie was."
- Theodorus, Panegyricus, een verslag uit de eerste hand van hoe het was om naar een van Origenes lezingen in Caesarea te luisteren.[78]
Origenes' school voor hoger onderwijs
Tijdens zijn vroege jaren in Caesarea was Origenes' primaire taak de oprichting van een christelijke school;[79] [80] Caesarea werd lang gezien als een leercentrum voor Joden en Hellenistische filosofen,[79] maar tot de komst van Origenes ontbrak het aan een christelijk centrum voor hoger onderwijs.[79] Volgens Eusebius was de school die Origenes stichtte voornamelijk gericht op jonge heidenen die wel belangstelling hadden getoond voor het christendom,[13] [80] maar nog niet klaar waren om om de doop te vragen.[13] [80] De school probeerde daarom christelijke leringen uit te leggen door middel van het platonisme.[13] [81]
Origenes begon zijn curriculum door zijn studenten klassiek Socratisch redeneren te leren.[78] Nadat ze dit onder de knie hadden, leerde hij hen kosmologie en natuurgeschiedenis.[78] Ten slotte, toen ze al deze onderwerpen onder de knie hadden, leerde hij hen theologie, de hoogste van alle filosofieën, de accumulatie van alles wat ze eerder hadden geleerd.[78]
Met de oprichting van de christelijke school bereikte Origenes' reputatie als geleerde en theoloog zijn hoogtepunt[79] en hij werd in de hele mediterrane wereld bekend als een briljante intellectueel.[79] De hiërarchen van de Palestijnse en Arabische kerksynodes beschouwden Origenes als de ultieme expert op het gebied van theologie.[75] Terwijl hij lesgaf in Caesarea, hervatte Origenes het werk aan zijn Commentaar op Johannes, waarbij hij ten minste de boeken zes tot en met tien samenstelde.[82] In het eerste van deze boeken vergelijkt Origenes zichzelf met "een Israëliet die is ontsnapt aan de perverse vervolging van de Egyptenaren".[79] Origenes schreef ook de verhandeling 'Over gebed' op verzoek van zijn vriend Ambrosius en Tatiana (aangeduid als de "zus" van Ambrosius), waarin hij de verschillende soorten gebeden analyseert die in de Bijbel worden beschreven en een gedetailleerde exegese biedt over het Onze Vader.[83]
De Griekse filosofen
Heidenen waren ook geboeid door Origenes.[78] De neoplatonistische filosoof Porphyrus hoorde van de roem van Origenes[78] en reisde naar Caesarea om naar zijn lezingen te luisteren.[78] Porphyrus vertelt dat Origenes de leringen van Pythagoras, Plato en Aristoteles uitgebreid had bestudeerd,[78] [84] maar ook die van belangrijke platonisten, Neopythagoreërs en Stoïcijnen, waaronder Numenius van Apamea, Chronius, Apollophanes, Longinus, Moderatus van Gades, Nicomachus, Chaeremon en Cornutus.[78] [84] Desalniettemin beschuldigde Porphyrus Origenes ervan de ware filosofie te hebben verraden door hun inzichten te onderwerpen aan de exegese van de christelijke geschriften.[78] [85] Eusebius meldt dat Origenes van Caesarea naar Antiochië werd opgeroepen in opdracht van Julia Avita Mamaea, de moeder van de Romeinse keizer Severus Alexander, "om met haar de christelijke filosofie en doctrine te bespreken".[86]
In 235, ongeveer drie jaar nadat Origenes begon met lesgeven in Caesarea, werd Alexander Severus, die verdraagzaam was geweest tegenover christenen, vermoord[87] en keizer Maximinus Thrax zette een zuivering in van al diegenen, die zijn voorganger hadden gesteund.[87] Zijn pogroms waren gericht op christelijke leiders[87] en in Rome werden paus Pontianus en Hippolytus van Rome beiden in ballingschap gestuurd.[87] Origenes wist dat hij in gevaar was en dook onder in het huis van een trouwe christelijke vrouw genaamd Juliana de Maagd,[87] die een student was geweest van de Ebioniten-leider Symmachus.[87] Origenes goede vriend en oude beschermheer Ambrosius werd gearresteerd in Nicomedia, en Protoctetes, de leidende priester in Caesarea, werd ook gearresteerd.[87] Ter ere van hen stelde Origenes zijn verhandeling 'Aansporing tot martelaarschap' samen[87] [88] dat nu wordt beschouwd als een van de grootste klassiekers van de christelijke verzetsliteratuur.[87] Nadat hij na de dood van Maximinus uit zijn schuilplaats was gekomen, stichtte Origenes een school waarvan Gregorius Thaumaturgus, later bisschop van Pontus, een van de leerlingen was. Hij predikte regelmatig op woensdag en vrijdag, en later dagelijks.[75] [89]
Later leven
Ergens tussen 238 en 244 bezocht Origenes Athene, waar hij zijn Commentaar op het Boek van Ezechiël voltooide en begon met het schrijven van zijn Commentaar op het Lied der Liederen.[90] [Hooglied] Na een bezoek aan Athene bezocht hij Ambrosius in Nicomedia.[90] Volgens Porphyrus reisde Origenes ook naar Rome of Antiochië, waar hij Plotinus ontmoette, de grondlegger van het neoplatonisme.[91]
De christenen van de oostelijke Middellandse Zee bleven Origenes vereren als de meest orthodoxe van alle theologen,[92] en toen de Palestijnse hiërarchen hoorden dat Beryllus, de bisschop van Bostra en een van de meest energieke christelijke leiders van die tijd, 'adoptie' had gepredikt (het geloof dat Jezus als mens werd geboren en pas goddelijk werd na zijn doop),[92] stuurden ze Origenese om hem te bekeren tot de orthodoxie.[92] Origenes betrok Beryllus in een openbaar geschil, dat zo succesvol verliep dat Beryllus beloofde vanaf dat moment alleen de theologie van Origenes te onderwijzen.[92] Bij een andere gelegenheid begon een christelijke leider in Arabië genaamd Heracleides te onderwijzen dat de ziel sterfelijk was en dat ze samen met het lichaam omkwam.[93]
- Origenes weerlegde deze leringen en voerde aan dat de ziel onsterfelijk is en nooit kan sterven.[93]
In c. 249 brak de Pest van Cyprianus uit.[94] In 250 geloofde keizer Decius dat de plaag werd veroorzaakt door het falen van christenen om hem als goddelijk te erkennen,[94] waarom hij een decreet uitvaardigde om christenen te vervolgen.[94] [13] [93] Deze keer ontsnapte Origenes echter niet.[13] [93] Eusebius vertelt hoe Origenes "lichamelijke martelingen en kwellingen leed onder de ijzeren kraag en in de kerker; en hoe hij vele dagen met zijn voeten vier ruimtes in de voorraden strekte".[95] [96] [93] De gouverneur van Caesarea gaf zeer specifieke bevelen dat Origenes niet zou worden gedood totdat hij publiekelijk afstand had gedaan van zijn geloof in Christus.[93]
Origenes doorstond twee jaar gevangenisstraf en marteling,[93] maar weigerde koppig afstand te doen van zijn geloof.[13] [97] In juni 251 werd Decius gedood door tegen de Goten te vechten in de Slag bij Abritus, en Origenes werd vrijgelaten uit de gevangenis.[93] Origenes gezondheid was echter gebroken door de fysieke martelingen die op hem werden uitgeoefend,[13] [98] en hij stierf minder dan een jaar later op negenenzestigjarige leeftijd.[13] [98] Een latere legende, verteld door Jerome, plaatst zijn dood en begrafenis in Tyrus, maar hier kan weinig waarde aan worden gehecht.[99]
terug naar de Inhoud
3. Werken
Exegetische geschriften
Origenes was een uiterst productieve schrijver.[100] [101] [102] [103] Volgens Epiphanius schreef hij in de loop van zijn leven een totaal van ongeveer 6.000 werken.[104] [105] De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat deze schatting waarschijnlijk enigszins overdreven is.[104] Volgens Hiëronymus somde Eusebius de titels op van iets minder dan 2.000 verhandelingen door Origenes geschreven, in zijn verloren gegane Leven van Pamphilus.[104] [106] [107] Jerome stelde een verkorte lijst samen van Origenes' belangrijkste verhandelingen, met 800 verschillende titels.[104]
Verreweg het belangrijkste werk van Origenes over tekstkritiek was de Hexapla ('Zesvoud'), een enorme vergelijkende studie van verschillende vertalingen van het Oude Testament in zes kolommen:[108] OudHebreeuws, Hebreeuws in Griekse karakters, de Septuagint en de Griekse vertalingen van Theodotius (een Joodse geleerde uit c. 180 AD), Aquila van Sinope (een andere Joodse geleerde uit c. 117-138), en Symmachus (een Ebionitische geleerde uit c. 193-211).[108] [109]
Origenes was de eerste christelijke geleerde die kritische markeringen in een bijbelse tekst introduceerde.[110] Hij markeerde de Septuagint-kolom van de Hexapla met tekens die zijn aangepast van die van de tekstuele critici van de Grote Bibliotheek van Alexandrië:[110] een passage in de Septuagint die niet in de Hebreeuwse tekst werd gevonden, zou worden gemarkeerd met een asterisk (*)[110] en een passage die in andere Griekse vertalingen werd gevonden, maar niet in de Septuagint, zou worden gemarkeerd met een obelus (÷).[110]
Origenes' boekwerken
De Hexapla was de hoeksteen van de Grote Bibliotheek van Caesarea, die Origenes stichtte.[110] Het was nog steeds het middelpunt van de collectie van de bibliotheek in de tijd van Jerome,[110] die registreert dat hij het in zijn brieven bij meerdere gelegenheden heeft gebruikt.[110] Toen keizer Constantijn de Grote beval dat vijftig volledige exemplaren van de Bijbel werden getranscribeerd en verspreid over het rijk, gebruikte Eusebius de Hexapla als het hoofdexemplaar voor het Oude Testament.[110] Hoewel de originele Hexapla verloren is gegaan,[111] de tekst ervan heeft het overleefd in tal van fragmenten[110] en een min of meer volledige Syrische vertaling van de Griekse kolom, gemaakt door de zevende-eeuwse bisschop Paul van Tella, is ook bewaard gebleven.[111] Voor sommige delen van de Hexapla bevatte Origenes extra kolommen met andere Griekse vertalingen;[110] voor het Boek Psalmen bevatte hij niet minder dan acht Griekse vertalingen, waardoor deze sectie bekend staat als Enneapla ('Negenvoud').[110] Origenes produceerde ook de Tetrapla ('Fourfold'), een kleinere, verkorte versie van de Hexapla met alleen de vier Griekse vertalingen en niet de originele Hebreeuwse tekst.[110]
Volgens Hiëronymus's Brief 33 schreef Origenes uitgebreide scholia over de boeken Exodus, Leviticus, Jesaja, Psalmen 1-15, Prediker en het Evangelie van Johannes.[104] Geen van deze scholia's heeft intact overleefd,[104] maar delen daarvan werden opgenomen in de Catenaea, een verzameling fragmenten uit belangrijke werken van bijbels commentaar geschreven door de kerkvaders.[104] Andere fragmenten van de scholia worden bewaard in Origenes Philocalia en in Pamphilus van Caesarea' verontschuldiging voor Origenes.[104] De Stromateis waren van een vergelijkbaar karakter, en de marge van Codex Athous Laura, 184, bevat citaten uit dit werk over Romeinen 9:23; I Korintiërs 6:14, 7:31, 34, 9:20-21, 10:9, naast een paar andere fragmenten. Origenes componeerde homilieën die bijna de hele Bijbel bestrijken. Er zijn 205, en mogelijk 279, homilies van Origenes die bestaan in Griekse of Latijnse vertalingen.[C]
De bewaard gebleven preken staan op Genesis (16), Exodus (13), Leviticus (16), Numbers (28), Joshua (26), Judges (9), I Sam. (2), Psalmen 36-38 (9),[D] Liedjes (2), Jesaja (9), Jeremia (7 Grieks, 2 Latijn, 12 Grieks en Latijn), Ezechiël (14) en Lucas (39). De preken werden gepredikt in de kerk van Caesarea, met uitzondering van de twee op 1 Samuël die in Jeruzalem werden afgeleverd. Nautin heeft betoogd dat ze allemaal werden gepredikt in een driejarige liturgische cyclus ergens tussen 238 en 244, voorafgaand aan het Commentaar op het Lied der Liederen, waar Origenes verwijst naar preken over Rechters, Exodus, Getallen en een werk over Leviticus.[114]
Op 11 juni 2012 kondigde de Beierse Staatsbibliotheek aan dat de Italiaanse filoloog Marina Molin Pradel negenentwintig eerder onbekende homilieën van Origenes had ontdekt in een twaalfde-eeuws Byzantijns manuscript uit hun collectie.[115] [116] Prof. Lorenzo Perrone van de Universiteit van Bologna en andere experts bevestigden de authenticiteit van de homilieën.[117] De teksten van deze manuscripten zijn online te vinden.[118]
Origenes is de belangrijkste bron van informatie over het gebruik van de teksten die later officieel werden heilig verklaard als het Nieuwe Testament.[1199] [120] De informatie die werd gebruikt om de paasbrief uit de late vierde eeuw te maken, die geaccepteerde christelijke geschriften beschreef, was waarschijnlijk gebaseerd op de lijsten in Eusebius' kerkelijke geschiedenis HE 3:25 en 6:25, die beide voornamelijk gebaseerd waren op informatie verstrekt door Origenes.[120] Origenes accepteerde de authenticiteit van de brieven van 1 Johannes, 1 Petrus en Judas zonder twijfel[1199] en accepteerde de brief van Jakobus als authentiek met slechts een lichte aarzeling.[121] Hij verwijst ook naar 2 Johannes, 3 Johannes en 2 Petrus [112] maar merkt op dat alle drie verdacht werden van vervalsingen.[112]
Origenes heeft mogelijk ook andere geschriften als 'geïnspireerd' beschouwd die door latere auteurs werden afgewezen, waaronder de brief van Barnabas, Herder van Hermas en 1 Clemens.[122]
Origenes is niet de bedenker van het idee van de bijbelse canon, maar hij geeft zeker de filosofische en literair-interpretatieve onderbouwing voor het hele idee.[122]
Extant commentaar
Origenes' commentaren geschreven op specifieke boeken van de Schrift zijn veel meer gericht op systematische exegese dan zijn homilieën.[123] In deze geschriften past Origenes de precieze kritische methodologie die door de geleerden van de Mouseion in Alexandrië was ontwikkeld, toe op de christelijke geschriften.[123] De commentaren tonen ook Origenes indrukwekkende encyclopedische kennis van verschillende onderwerpen[123] en zijn vermogen om specifieke woorden te kruisen, waarbij elke plaats wordt vermeld waarin een woord in de Schriften voorkomt, samen met alle bekende betekenissen van het woord,[123] een prestatie die des te indrukwekkender werd door het feit dat hij dit deed in een tijd waarin Bijbelse concordanties nog niet waren samengesteld.[123]
Origenes enorme commentaar op het evangelie van Johannes, dat meer dan tweeëndertig delen omvatte nadat het was voltooid,[124] is geschreven met de specifieke bedoeling om niet alleen de juiste interpretatie van de Schriften uit te leggen, maar ook om de interpretaties van de Valentiniaanse gnostische leraar Heracleon te weerleggen,[123] [125] die het evangelie van Johannes had gebruikt om zijn argument te ondersteunen dat er echt twee goden waren, niet één.[123] Van de oorspronkelijke tweeëndertig boeken in het Commentaar op Johannes zijn er slechts negen bewaard gebleven: boeken I, II, VI, X, XIII, XX, XXVIII, XXXII en een fragment van XIX.[126]
Van de oorspronkelijke vijfentwintig boeken in Origenes Commentaar op het Evangelie van Matteüs, zijn er slechts acht bewaard gebleven in het originele Grieks (Boeken 10-17), over Mattheüs 13.36-22.33.[126] Een anonieme Latijnse vertaling die begint bij het punt dat overeenkomt met boek 12, hoofdstuk 9 van de Griekse tekst en over Mattheüs 16.13-27.66 omvat, is ook bewaard gebleven.[126] [127] De vertaling bevat delen die niet in het origineel Grieks voorkomen en er ontbreken delen die erin voorkomen.[126] Origenes commentaar op het evangelie van Mattheüs werd universeel beschouwd als een klassieker, zelfs na zijn veroordeling,[126] en het werd uiteindelijk het werk dat het evangelie van Mattheüs als het primaire evangelie vestigde.[126] Origenes' commentaar op de brief aan de Romeinen was oorspronkelijk vijftien boeken lang, maar slechts kleine fragmenten ervan zijn bewaard gebleven in het oorspronkelijke Grieks.[126] Een verkorte Latijnse vertaling in tien boeken werd aan het einde van de vierde eeuw geproduceerd door de monnik Tyrannius Rufinus.[128] [e] De historicus Socrates Scholasticus meldt dat Origenes een uitgebreide discussie over de toepassing van de titel theotokos op de Maagd Maria in zijn commentaar had opgenomen,[128] maar deze discussie is niet te vinden in de vertaling van Rufinus,[128] waarschijnlijk omdat Rufinus het standpunt van Origenes over de kwestie niet goedkeurde, wat dat ook zou zijn geweest.[128]
Origenes schreef ook een commentaar op het Lied der Liederen,[128] waarin hij expliciet zorgde om uit te leggen waarom het Lied der Liederen relevant was voor een christelijk publiek.[128] Het commentaar op het Lied der Liederen was Origenes' meest gevierde commentaar[128] en Jerome schrijft beroemd in zijn voorwoord bij zijn vertaling van twee van Origenes' homilieën over het Lied der Liederen dat: "In zijn andere werken overtreft Origenes gewoonlijk anderen. In dit commentaar blonk hij uit."[128]
Origenes breidde de exegese van de Joodse rabbijn Akiva uit,[128] die het Lied der Liederen interpreteren als een mystieke allegorie waarin de bruidegom de Logos vertegenwoordigt en de bruid de ziel van de gelovige vertegenwoordigt.[128] Dit was het eerste christelijke commentaar dat een dergelijke interpretatie uiteenzette[128] en het werd buitengewoon invloedrijk op latere interpretaties van het Lied der Liederen.[128] Desondanks overleeft het commentaar nu slechts gedeeltelijk door een Latijnse vertaling ervan door Tyrannius Rufinus in 410.[128] [F] Fragmenten van enkele andere commentaren overleven. Citaten in Origenes Philokalia bevatten fragmenten van het derde boek van het commentaar op Genesis. Er is ook Ps. i, iv.1, het kleine commentaar op Canticles, en het tweede boek van het grote commentaar daarop, het twintigste boek van het commentaar op Ezechiël,[G] en het commentaar op Hosea. Van de niet-bestaande commentaren is er beperkt bewijs van hun regeling.[H]
Over de eerste beginselen
Origenes's 'Over de eerste beginselen' was de allereerste systematische uiteenzetting van de christelijke theologie.[129] [43] Hij stelde het als jongeman tussen 220 en 230 samen terwijl hij nog in Alexandrië woonde.[129] Fragmenten uit de boeken 3.1 en 4.1-3 van Origenes Griekse origineel zijn bewaard gebleven in Origenes' Philokalia.[129] Een paar kleinere citaten van het originele Grieks zijn bewaard gebleven in Justinianus' Brief aan Mennas.[129] De overgrote meerderheid van de tekst is alleen bewaard gebleven in een sterk verkorte Latijnse vertaling geproduceerd door Tyrannius Rufinus in 397.[129] On the First Principles begint met een essay waarin de aard van de theologie wordt uitgelegd.[129]
Boek één beschrijft de hemelse wereld[129] [43] en bevat beschrijvingen van de eenheid van God, de relatie tussen de drie personen van de Drie-eenheid, de aard van de goddelijke geest, rede en engelen.[130] Boek twee beschrijft de wereld van de mens, inclusief de incarnatie van de Logos, de ziel, vrije wil en eschatologie.[131] [43] Boek drie gaat over kosmologie, zonde en verlossing.[131] [43] Boek vier gaat over teleologie en de interpretatie van de Schriften.[131] [43]
Tegen Celsus
Tegen Celsus (Oudgrieks: Κατὰ Κέλσου Kata Kélsou; Latijn: Contra Celsum), volledig bewaard in het Grieks, was Origenes' laatste verhandeling, geschreven rond 248. Het is een apologetisch werk dat het orthodoxe christendom verdedigt tegen de aanvallen van de heidense filosoof Celsus, die in de oudheid werd gezien als de belangrijkste tegenstander van het vroege christendom.[14] [134] In 178 had Celsus een polemiek geschreven met de titel 'Over het ware Woord', waarin hij tal van argumenten tegen het christendom had aangemaakt.[134] De kerk had gereageerd door de aanvallen van Celsus te negeren,[134] maar Origenes's beschermheer Ambrosius bracht de zaak onder zijn aandacht.[134]
Origenes wilde aanvankelijk Celsus ook negeren en zijn aanvallen laten vervagen,[134] maar een van de belangrijkste beweringen van Celsus, die stelde dat geen enkele zichzelf respecterende filosoof van de platoonsche traditie ooit zo dom zou zijn om christen te worden, zette hem ertoe aan om een weerlegging te schrijven.[134]
Rede grondslag voor geloof
In het boek weerlegt Origenes systematisch elk van de argumenten van Celsus punt voor punt[14] [133] en pleit voor een rationele basis van het christelijk geloof.[135] [136] [84] Origenes put sterk uit de leringen van Plato[137] en stelt dat het christendom en de Griekse filosofie verenigbaar zijn,[137] en die filosofie bevat veel dat waar en bewonderenswaardig is,[137] maar dat de Bijbel veel grotere wijsheid bevat dan alles wat Griekse filosofen ooit zouden kunnen begrijpen.[137]
Origenes reageert op de beschuldiging van Celsus dat Jezus zijn wonderen had verricht met behulp van magie in plaats van goddelijke krachten door te beweren dat Jezus, in tegenstelling tot goochelaars, zijn wonderen niet had uitgevoerd om te pronken, maar eerder om zijn publiek te hervormen.[135] Tegen Celsus werd het meest invloedrijke van alle vroegchristelijke apologetische werken;[14] [133] voordat het werd geschreven, werd het christendom door velen gezien als slechts een volksreligie voor analfabeten en ongeschoolden,[135] [133] maar Origenes bracht het tot een niveau van academische respectabiliteit.[132] [133] Eusebius bewonderde Contra Celsus zo erg dat hij in zijn Against Hierocles 1 verklaarde dat Against Celsus een adequate weerleging bood op alle kritiek waarmee de kerk ooit zou worden geconfronteerd.[138]
Andere geschriften
Tussen 232 en 235, terwijl in Caesarea in Palestina, schreef Origenes Over gebed, waarvan de volledige tekst bewaard is gebleven in het originele Grieks.[75] Na een inleiding over het object, de noodzaak en het voordeel van gebed, eindigt hij met een exegese van het gebed van de Heer, eindigend met opmerkingen over de positie, plaats en houding die tijdens het gebed moet worden aangenomen, evenals over de gebedsklassen.[75] Op het martelaarschap, of de aansporing tot het martelaarschap, ook in zijn geheel bewaard in het Grieks,[87] werd geschreven enige tijd na het begin van de vervolging van Maximinus in de eerste helft van 235.[87] Daarin waarschuwt Origenes voor elke onbeduidendheid met afgoderij en benadrukt hij de plicht om martelaarschap op een mannelijke manier te lijden, terwijl hij in het tweede deel de betekenis van martelaarschap uitlegt.[87]
De papyri die in 1941 in Tura werden ontdekt, bevatten de Griekse teksten van twee voorheen onbekende werken van Origenes.[136] Geen van beide werken kan precies worden gedateerd, hoewel beide waarschijnlijk zijn geschreven na de vervolging van Maximinus in 235.[136] Een is op de Pascha.[136] De andere is Dialoog met Heracleides, een verslag geschreven door een van Origenes' stenografen van een debat tussen Origenes en de Arabische bisschop Heracleides, een quasi-monarchist die leerde dat de Vader en de Zoon hetzelfde waren.[139] [136] [140] [141] In de dialoog gebruikt Origenes Socratische vragen om Heracleides over te halen te geloven in de "Logos-theologie",[139] [142] waarin de Zoon of Logos een aparte entiteit is van God de Vader.[143] Het debat tussen Origenes en Heracleides, en Origenes antwoorden in het bijzonder, is opgemerkt vanwege zijn ongewoon hartelijke en respectvolle karakter in vergelijking met de veel fellere polemiek van Tertullianus of de vierde-eeuwse debatten tussen Trinitariërs en Arianen.[142]
Verloren werken omvatten twee boeken over de Opstanding, geschreven vóór Over de eerste beginselen, en ook twee dialogen over hetzelfde thema gewijd aan Ambrosius. Eusebius had een verzameling van meer dan honderd brieven van Origenes,[144] en de lijst van Hiëronymus spreekt over verschillende boeken uit zijn brieven. Op een paar fragmenten na zijn er slechts drie brieven bewaard gebleven.[145] De eerste, gedeeltelijk bewaard in de Latijnse vertaling van Rufinus, is gericht aan vrienden in Alexandrië.[145] [11] De tweede is een korte brief aan Gregory Thaumaturgus, bewaard in de Philocalia.[145] De derde is een brief aan Sextus Julius Africanus, in het Grieks, die antwoordt op een brief van Africanus (ook bestaat) en de authenticiteit verdedigt van de Griekse toevoegingen aan het boek Daniël.[145] [90] Vervalsingen van de geschriften van Origenes die tijdens zijn leven zijn gemaakt, worden besproken door Rufinus in De adulteratione librorum Origenesis. De Dialogus de recta in Deum fide, de Philosophumena toegeschreven aan Hippolytus van Rome en het Commentaar op Job van Julianus de Arische zijn ook aan hem toegeschreven.[146] [147] [148]
terug naar de Inhoud
4. Inzichten
Christologie
Origenes schrijft dat Jezus
"de eerstgeborene van alle schepping [die] een lichaam en een menselijke ziel aannam".[149] Hij geloofde vast dat Jezus een menselijke ziel had[149] en verafschuwd docetisme (de leer die beweerde dat Jezus in geestelijke vorm naar de aarde was gekomen in plaats van een fysiek menselijk lichaam).[149] Origenes stelde Jezus' menselijke natuur voor als de enige ziel die het dichtst bij God bleef en volkomen trouw bleef aan Hem, zelfs als alle andere zielen wegvielen.[149] [150] Bij de incarnatie van Jezus werd zijn ziel versmolten met de Logos en ze 'vermengden' zich om één te worden.[151] [150]
- Dus, volgens Origenes, was Christus zowel menselijk als goddelijk,[151] [150] maar zoals alle menselijke zielen, bestond de menselijke natuur van Christus vanaf het begin.[152] [150]
Origenes was de eerste die de losgeldtheorie van verzoening in zijn volledig ontwikkelde vorm voorstelde,[153] hoewel Irenaeus eerder een prototypische vorm ervan had voorgesteld.[153] Volgens deze theorie was de dood van Christus aan het kruis een losgeld aan Satan in ruil voor de bevrijding van de mensheid.[153] Deze theorie stelt dat Satan door God werd bedrogen[153] [154] omdat Christus niet alleen vrij was van zonde, maar ook de geïncarneerde Godheid, die Satan niet in staat was om tot slaaf te maken.[154] De theorie werd later uitgebreid door theologen zoals Gregorius van Nyssa en Rufinus van Aquileia.[153]
In de elfde eeuw bekritiseerde Anselmus van Canterbury de losgeldtheorie, samen met de bijbehorende Christus Victor-theorie,[153] resulterend in de achteruitgang van de theorie in West-Europa.[153] De theorie heeft niettemin een deel van zijn populariteit behouden in de Oosters-Orthodoxe Kerk.[153]
Kosmologie en eschatologie
- Een van de belangrijkste leringen van Origenes was de leer van het vóórbestaan van zielen,[156] [157] [155] [150] die stelde dat voordat God de materiële wereld schiep, hij een groot aantal onlichamelijke 'spirituele intelligenties' (ψυχαί psychaí) schiep.[157] [155] [158] [150] Al deze zielen waren aanvankelijk toegewijd aan de contemplatie en liefde van hun Schepper,[157] [158] [150] maar naarmate de vurigheid van het goddelijke vuur afkoelde, werden bijna al deze intelligenties uiteindelijk verveeld met het overwegen van God, en hun liefde voor hem 'koelde af' (ψύχεσθαι psýchesthai).[157] [155] [158] [150]
- Toen God de wereld schiep, werden de zielen die voorheen zonder lichamen hadden bestaan geïncarneerd.[157] [155]
- Degenen wier liefde voor God het meest verminderde, werden demonen.[158] [150]
- Degenen wier liefde matig afname, werden menselijke zielen, die uiteindelijk werden geïncarneerd in vleselijke lichamen.[158] [150]
- Degenen wier liefde het minst verminderde, werden engelen.[158] [150]
- Een ziel, die volkomen toegewijd bleef aan God, werd door liefde één met het Woord (Logos) van God.[149] [150]
- De Logos nam uiteindelijk vlees aan en werd geboren uit de Maagd Maria en werd de God-man Jezus Christus.[149] [158] [150] In de afgelopen jaren is de vraag gesteld of Origenes dit geloofde, omdat het in werkelijkheid een geloof van zijn discipelen was en een verkeerde voorstelling van Justinianus, Epiphanius en anderen.[159]
- Origenes geloofde dat uiteindelijk de hele wereld zich tot het christendom zou bekeren,[160] "aangezien de wereld voortdurend bezit krijgt van meer zielen".[161] Hij geloofde dat het Koninkrijk der Hemelen nog niet gekomen was,[162]
- maar dat het de plicht van elke christen was om de eschatologische [toekomstige] realiteit van het koninkrijk in hun leven te verwerkelijken.[162]
Origenes wordt vaak beschouwd als een universalist,[163] die
- suggereerde dat alle mensen uiteindelijk redding zouden kunnen bereiken,[164] [20] [163]
- maar pas nadat ze door 'goddelijke vuur' van hun zonden waren gezuiverd.[165] Dit was natuurlijk, in lijn met de allegorische interpretatie van Origenes, geen letterlijk vuur,
maar eerder het innerlijke streven om de eigen zonden te kennen en zich ervan te ontdoen.[164] [165] [door zelverwerkelijking, door zich geestelijk te ontwikkelen]
Origenes was voorzichtig genoeg om te beweren dat universele redding slechts een mogelijkheid was en geen definitieve doctrine,[164] hoewel hij er sterk van overtuigd leek
- dat ten minste alle menselijke zielen herenigd zullen worden met God in een laatste apokatastase: het herstel van de oorspronkelijke eenheid in de schepping - "omdat het einde altijd als het begin is"
- en omdat hij geloofde dat alle goddelijke straf genezend is.[166] Het is zeker dat Origenes de stoïcijnse leer van eeuwige terugkeer verwierp,[167]
- hoewel hij het bestaan van een reeks niet-identieke werelden stelde.[168]
Jerome citeert Origenes dat hij naar verluidt heeft geschreven dat "na eonen en het ene herstel van alle dingen, de staat van Gabriël dezelfde zal zijn als die van de duivel, die van Paulus als die van Caifas, die van maagden als die van prostituees".[163] Origenes stelt echter uitdrukkelijk in zijn Brief aan Vrienden in Alexandrië dat Satan en "degenen die uit het koninkrijk van God worden verworpen" niet zouden worden opgenomen in de uiteindelijke redding.[164] [77] Bovendien beschreef Origenes vaak een vrij traditionele vurige straf in zijn homilieën, omdat hij de leer van vitaal belang beschouwde voor de christenen die nog niet spiritueel volwassen zijn. Aan de andere kant vond hij het soms nodig om het genezende karakter van goddelijke straf toe te geven om het idee van een wrede God te weerleggen.[169]
Een aantal critici in het patristische tijdperk beschuldigden Origenes ervan te leren dat zelfs de opstandingslichamen uiteindelijk zouden verdwijnen,
- zodat de zielen verenigd konden worden met de onlichamelijke God. In Rufinus' gunstige vertaling van On the First Principles beweert Origenes echter herhaaldelijk
- dat een soort lichaam onmisbaar is voor geschapen wezens, hoewel hij bij het overwegen van het uiteindelijke einde van alle dingen drie hypothesen biedt - onlichamelijk bestaan, etherische lichamelijkheid, of lichamelijkheid die tot rust komt in een stabiel deel van het universum - waardoor de lezer kan beoordelen wat het beste is. Niettemin gaf hij, op basis van andere passages uit zijn werken, waarschijnlijk de voorkeur aan de derde.[170] Hij lijkt te hebben geloofd dat zelfs de nog niet herrezen zielen van de overledenen lichamen bezitten, zij het lichtgevende, wat spookwaarnemingen verklaart.[171]
Bij het
- bespreken van de opstandingslichamen benadrukte hij Paulus' leer over het spirituele lichaam. Origenes benadrukte de enorme superioriteit en het verschil met het huidige lichaam tot het punt dat het zou beweren dat het tanden en andere niet langer benodigde onderdelen zal missen. Hij stond er echter op
- dat onze individuele lichamen herkenbaar zullen zijn dankzij een unieke vorm (εἶδος), bewaard door elk van onze onsterfelijke zielen, die elk lichaam vormt en integreert [de geestgedaante].[172]
Origenes verwierp expliciet 'de valse doctrine van de transmigratie van zielen in lichamen'.[167] [20] Maar dit kan alleen verwijzen naar een specifiek soort transmigratie volgens theoloog Geddes MacGregor,
- die heeft betoogd dat Origenes moet hebben geloofd in de platonische leer van metempsychose ('transmigratie van zielen'; d.w.z. reïncarnatie)[173] [167] omdat het logisch is binnen zijn eschatologie[174] en het nooit expliciet wordt ontkend in de Bijbel.[174] Roger E. Olson verwerpt echter de opvatting dat Origenes in reïncarnatie geloofde als een New Age misverstand van Origenes leringen.[175]
Ethiek, vrije wil
- Origenes was een fervent gelovige in vrije wil,[177] en
- hij verwierp onvermurwbaar het Valentiniaanse idee van verkiezing.[178] In plaats daarvan geloofde Origenes
- dat zelfs ontlichaamde zielen de macht hebben om hun eigen beslissingen te nemen.[178] Bovendien stelt Origenes in zijn interpretatie van het verhaal van Jakob en Esau dat
- de toestand waarin een persoon wordt geboren eigenlijk afhankelijk is van wat hun ziel deed in deze reeds bestaande staat.[176] Volgens Origenes is de oppervlakkige oneerlijkheid van iemands toestand bij de geboorte - waarbij sommige mensen arm zijn, anderen rijk, sommigen ziek en anderen gezond - eigenlijk een bijproduct van wat de ziel van de persoon had gedaan in de reeds bestaande staat.[176]
Origenes verdedigt de vrije wil in zijn interpretaties van instanties van goddelijke voorkennis in de Schriften,[179] met het argument dat Jezus' kennis van Judas' toekomstige verraad in de evangeliën en Gods kennis van Israëls toekomstige ongehoorzaamheid in de Deuteronomistische geschiedenis alleen maar laten zien
- dat God van tevoren wist dat deze gebeurtenissen zouden plaatsvinden.[179] Origenes concludeert daarom dat de personen die bij deze incidenten betrokken waren,
- toch uit eigen vrije wil hun beslissingen hebben genomen.[179] Zoals Plato, Plotinus[180] en Gregorius van Nyssa, ook Origenes begrijpt dat alleen de mens die het Goede kiest vrij is; het kiezen van het kwaad is nooit gratis, maar slavernij.[181]
Origenes was een vurige pacifist,[182] [183] [161] [184] en in zijn Contra Celsus betoogde hij dat
- het inherente pacifisme van het christendom een van de meest uiterlijk opvallende aspecten van de religie was.[182] Hoewel Origenes wel toegaf dat sommige christenen in het Romeinse leger dienden,[185] [186] [161] hij wees erop dat de meesten dat niet deden[185] [161] en stond erop dat het aangaan van aardse oorlogen tegen de weg van Christus in was.[185] [183] [161] [184]
Origenes accepteerde dat het soms nodig was voor een niet-christelijke staat om oorlogen te voeren[187] maar stond erop dat het voor een christen onmogelijk was om in zo'n oorlog te vechten zonder zijn of haar geloof in gevaar te brengen, aangezien Christus geweld van welke aard dan ook absoluut had verboden.[187] [184] Origenes legde het geweld in bepaalde passages van het Oude Testament uit als allegorisch[160] en wees op passages uit het Oude Testament die hij interpreteerde als ondersteunend geweldloosheid, zoals Psalm 7:4-6[188] en Klaagliederen 3:27-29.[189] [160]
- Origenes beweerde dat als iedereen vredig en liefdevol was zoals christenen, er geen oorlogen zouden zijn en het rijk geen leger nodig zou hebben.[190]
Hermeneutiek [tekstuitleg]
Voor wie dat begrip heeft, zal veronderstellen dat de eerste, en tweede, en derde dag, en de avond en de ochtend, bestonden zonder een zon, en maan, en sterren? En dat de eerste dag, als het ware, ook zonder lucht was? En wie is zo dwaas om te veronderstellen dat God, op de manier van een hovenier, een paradijs in Eden plantte, naar het oosten, en er een levensboom in plaatste, zichtbaar en voelbaar, zodat één proeverij van de vrucht door de lichamelijke tanden leven verkregen? En nogmaals, die was een deelnemer van goed en kwaad door te kauwen op wat van de boom was afgenomen? En als van God wordt gezegd dat hij 's avonds in het paradijs loopt en Adam zich achter een boom verstopt, neem ik niet aan dat iemand eraan twijfelt dat deze dingen figuurlijk op bepaalde mysteries wijzen, omdat de geschiedenis zich in uiterlijk heeft gegeven, en niet letterlijk.
Origenes, Over de eerste beginselen IV.16
- Origenes baseert zijn theologie op de christelijke geschriften[157] [191] [173] [150] en doet geen beroep op de platoonsche leringen zonder eerst zijn argument te hebben ondersteund met een schriftuurlijke basis.[157] [192] Hij zag de geschriften als goddelijk geïnspireerd[157] [191] [173] [193] en was voorzichtig om zijn eigen interpretatie van wat erin stond nooit tegen te spreken.[173] Desalniettemin had Origenes een voorliefde om te speculeren boven wat expliciet in de Bijbel werd vermeld,[175] [194] en deze gewoonte plaatste hem vaak in het wazige rijk tussen strikte orthodoxie en ketterij.[175] [194]
Volgens Origenes zijn er twee soorten bijbelse literatuur die zowel in het Oude als het Nieuwe Testament te vinden zijn:
- historia ('geschiedenis' of 'narratief') en
- nomothesia ('wetgeving' of 'ethisch voorschrift').[193]
Origenes stelt uitdrukkelijk dat het Oude en Nieuwe Testament samen en volgens dezelfde regels moeten worden gelezen.[195] Origenes leerde verder dat er drie verschillende manieren waren waarop passages van de Schrift konden worden geïnterpreteerd.[195] [43]
- Het 'vlees' was de letterlijke, historische interpretatie van de passage;[195] [43]
- de 'ziel' was de morele boodschap achter de passage;[195] [43] en
- de 'geest' was de eeuwige, onlichamelijke realiteit die de passage overbracht.[195] [43]
In de exegese van Origenes vertegenwoordigen het Boek der Spreuken, Prediker en het Hooglied perfecte voorbeelden van respectievelijk de lichamelijke, zielvolle en spirituele componenten van de Schrift.[196]
Origenes zag de 'spirituele' interpretatie als de diepste en belangrijkste betekenis van de tekst[196] en leerde dat sommige passages helemaal geen letterlijke betekenis hadden en dat hun betekenissen puur allegorisch waren.[196]
Niettemin benadrukte hij dat "de passages die historisch waar zijn veel talrijker zijn dan die welke zijn samengesteld met puur spirituele betekenissen"[196] en vaak gebruikte voorbeelden uit lichamelijke realiteiten.[197] Origenes merkte op dat de verslagen van Jezus' leven in de vier canonieke evangeliën onverzoenlijke tegenstrijdigheden bevatten,[198] [199] [200] maar hij betoogde dat deze tegenstrijdigheden de spirituele betekenissen van de passages in kwestie niet ondermijnden.[199] [200]
Origenes' idee van een tweevoudige schepping was gebaseerd op een allegorische interpretatie van het scheppingsverhaal in de eerste twee hoofdstukken van het Boek Genesis.[155] De eerste schepping, beschreven in Genesis 1:26,[201] was de schepping van de oergeesten,[202] die gemaakt zijn "naar het beeld van God" en daarom onlichamelijk zijn zoals Hij;[202] de tweede schepping beschreven in Genesis 2:7[203] is wanneer de menselijke zielen etherische, spirituele lichamen krijgen[204] en de beschrijving in Genesis 3:21[205] van Gods kleding Adam en Eva in 'tunieken van huid' verwijst naar de transformatie van deze spirituele lichamen in lichamelijke lichamen.[202] Elke fase vertegenwoordigt dus een degradatie van de oorspronkelijke staat van onlichamelijke heiligheid.[202]
Theologie
Origenes' opvatting van
- God de Vader is apofatisch: een perfecte eenheid, onzichtbaar en onlichamelijk, die alle materiële dingen overstijgt en daardoor ondenkbaar en onbegrijpelijk. Hij is ook onveranderbaar en overstijgt ruimte en tijd. Maar zijn macht wordt beperkt door zijn eigen goedheid, rechtvaardigheid en wijsheid; en, hoewel volledig vrij van noodzaak, dwongen zijn goedheid en almacht hem om zichzelf te openbaren.
Deze openbaring, de externe zelfemanatie van God, wordt door Origenes op verschillende manieren uitgedrukt, waarbij de Logos slechts een van de vele is. De openbaring was de eerste schepping van God (vgl. Spreuken 8:22), om creatieve bemiddeling tussen God en de wereld mogelijk te maken, een dergelijke bemiddeling is noodzakelijk, omdat God, als onveranderlijke eenheid, niet de bron van een veelvoudige schepping zou kunnen zijn.
De Logos is het rationele creatieve principe dat het universum doordringt.[213] De Logos werkt op alle mensen doordat hun vermogen tot logica en rationeel denken,[214] hen leiden naar de waarheid van Gods openbaring.[214]
- Naarmate ze vooruitgang boeken in hun rationele denken, worden alle mensen meer als Christus.[213]
- Niettemin behouden ze hun individualiteit en worden ze niet ondergedompeld in Christus.[215]
- De schepping is alleen ontstaan door de Logos, en Gods nadering van de wereld is het bevel om te creëren.
- Hoewel de Logos in wezen een eenheid is, omvat hij een veelheid aan concepten, zodat Origenes hem, op platonische wijze, "essentie van essenties" en "idee van ideeën" noemt.
Het gerichte begrip van de Logos, samen met de paradigma's van participatie uit de Griekse filosofie, stelde Origenes in staat een belangrijke rol te spelen in
- de ontwikkeling van het concept van menselijke vergoddelijking: ortheosis.
- Origenes geloofde dat de mensheid van Christus vergoddelijkt was en deze vergoddelijking verspreidde zich naar alle gelovigen.[216]
- Door deel te nemen aan de Logos zelf, worden we deelnemers in de goddelijkheid.
- Origenes concludeerde echter dat alleen diegenen, die naar Gods beeld zijn geschapen en een leven van deugdzaamheid leiden, kunnen worden vergoddelijkt;
- deugd is voor Origenes verbonden met de persoon van Jezus Christus.[217] Zo sloot hij alle levenloze objecten of dieren uit (voorheen als goddelijk gezien in sommige heidense polytheïstische systemen), en sloot ook de heidense helden uit van deze vermeende vergoddelijking.[217]
Drie-eenheid
Origenes heeft aanzienlijk bijgedragen aan de ontwikkeling van het idee van de Drie-eenheid.[206] [207] [208] Hij verklaarde dat de Heilige Geest deel uitmaakte van de Godheid[209] en interpreteerde de parabel van de verloren munt om te betekenen dat de Heilige Geest in elke persoon woont[218] en dat de inspiratie van de Heilige Geest nodig was voor elke vorm van spraak over God.[219] Origenes leerde dat de activiteit van alle drie de delen van de Drie-eenheid nodig was voor een persoon om redding te bereiken.
In een fragment dat door Rufinus is bewaard in zijn Latijnse vertaling van Pamphilus' Verdediging van Origenes, lijkt Origenes de uitdrukking homooúsios (ὁμοούσιος 'van dezelfde substantie') toe te passen op de relatie tussen de Vader en de Zoon.[210] [220] Maar Williams stelt dat het onmogelijk is om te verifiëren of het citaat dat het woord homoousios gebruikt echt van Pamphilus komt, laat staan Origenes.[220]
In andere passages verwierp Origenes het geloof dat de Zoon en de Vader één hypostase waren als ketter.[220] Volgens Rowan Williams, omdat de woorden ousia en hypostasis synoniem werden gebruikt in de tijd van Origenes;[220] Origenes zou bijna zeker homoousios hebben afgewezen als een beschrijving van de relatie tussen de Vader en de Zoon, als ketter.[220]
Desalniettemin was Origenese een 'ondergeschikte',[210] [209] [211] [212] wat betekent dat hij geloofde dat de Vader superieur was aan de Zoon en de Zoon superieur was aan de Heilige Geest,[210] [209] [212] een model gebaseerd op platonische verhoudingen.[209] Jerome schrijft dat Origenes had geschreven dat God de Vader onzichtbaar is voor alle wezens, inclusief zelfs de Zoon en de Heilige Geest,[221] en dat de Zoon ook onzichtbaar is voor de Heilige Geest.[221] Op een gegeven moment suggereert Origenes dat de Zoon door de Vader is geschapen en dat de Heilige Geest door de Zoon is geschapen,[222] maar op een ander punt schrijft hij dat: "Tot op heden heb ik geen passage in de Schrift kunnen vinden dat de Heilige Geest een geschapen wezen is."[209] [223]
In de tijd dat Origenes nog leefde, waren orthodoxe opvattingen over de Drie-eenheid nog niet geformuleerd[221] [224] en ondergeschiktheid werd nog niet als ketters beschouwd.[221] [224] In feite waren vrijwel alle orthodoxe theologen voorafgaand aan de Arische controverse in de tweede helft van de vierde eeuw tot op zekere hoogte ondergeschikt.[224] Origenes' ondergeschiktheid kan zich hebben ontwikkeld uit zijn inspanningen om de eenheid van God te verdedigen tegen de gnostici.[211]
terug naar de Inhoud
5. Invloed op de Latere Kerk
Vóór de Origenesistische crises
Origenes wordt vaak gezien als de eerste grote christelijke theoloog.[226] Hoewel zijn orthodoxie in Alexandrië in twijfel was getrokken terwijl hij nog leefde,[194] [158] na de dood van Origenes werd paus Dionysius van Alexandrië een van de belangrijkste voorstanders van de theologie van Origenes.[227] [228] [229] Elke christelijke theoloog die na hem kwam, werd beïnvloed door zijn theologie, direct of indirect.[104] Origenes' bijdragen aan de theologie waren echter zo omvangrijk en complex, dat zijn volgelingen vaak drastisch verschillende delen van zijn leringen benadrukten ten koste van andere delen.[227] [230] Dionysius benadrukte Origenes' ondergeschikte opvattingen,[227] [228] wat Dionysius ertoe bracht de eenheid van de Drie-eenheid te ontkennen, wat controverse veroorzaakte in heel Noord-Afrika.[227] [228] Tegelijkertijd leerde Origenes' andere discipel Theognostus van Alexandrië dat de Vader en de Zoon 'van één substantie [wezen]' waren.[231]
Eeuwen na zijn dood werd Origenes beschouwd als het bastion van de orthodoxie,[19] [232] en zijn filosofie definieerde praktisch het Oostelijke Christendom.[175] Origenes werd vereerd als een van de grootste van alle christelijke leraren;[10] hij was vooral geliefd bij monniken, die zichzelf zagen als voortzetting in Origenes' ascetische erfenis.[10]
Naarmate de tijd vorderde, werd Origenes echter in latere tijdperken bekritiseerd onder de standaard van de orthodoxie, in plaats van de normen van zijn eigen gedachtengoed.[233] In het begin van de vierde eeuw bekritiseerde de christelijke schrijver Methodius van Olympus enkele van Origenes' meer speculatieve argumenten[234] [158] [235] [236] maar was het verder met Origenes eens over alle andere punten van de theologie.[237] Petrus van Antiochië en Eustathius van Antiochië echter bekritiseerden Origenes als ketter.[235]
Zowel orthodoxe als heterodoxe theologen beweerden de traditie te volgen die Origenes had vastgesteld.[175] Athanasius van Alexandrië, de meest prominente aanhanger van de Heilige Drie-eenheid op het Eerste Concilie van Nicea, werd diep beïnvloed door Origenes,[225] [20] [158] en zo waren Basilius van Caesarea, Gregorius van Nyssa en Gregorius van Nazianzus (de 'Cappadocische Vaders').[238] [20] [158] Tegelijkertijd beïnvloedde Origenes Arius van Alexandrië en latere volgelingen van het Arianisme diep.[239] [225] [240] [241] Hoewel de omvang van de relatie tussen de twee wordt besproken,[242] geloofden in de oudheid veel orthodoxe christenen dat Origenes de ware en ultieme bron was van de Arische ketterij.[242] [243]
terug naar de Inhoud
6. Origenesistische crises
Eerste Origenesistische Crisis
De Eerste Origenesistische Crisis begon in de late vierde eeuw en viel samen met het begin van het kloosterleven in Palestina.[235] De eerste opschudding van de controverse kwam van de Cyprus-Cyprische bisschop Epiphanius van Salamis, die vastbesloten was om alle ketterijen uit te roeien en te weerleggen.[235] Epiphanius viel Origenes aan in zijn anti-ketterse verhandelingen Ancoratus (375) en Panarion (376), en stelde een lijst samen van leringen die Origenes had genoemd en die Epiphanius als ketters beschouwde.[247] [248] [225] [158]
De verhandelingen van Epiphanius geven Origenes als een oorspronkelijk orthodoxe christen weer, die was gecorrumpeerd en in een ketter was veranderd door 'het kwaad van Grieks onderwijs'.[248] [Grieks onderwijs: de leer van de Griekse filosofen] Epiphanius maakte in het bijzonder bezwaar tegen Origenes ondergeschiktheid, zijn 'buitensporige' gebruik van allegorische hermeneutiek en zijn gewoonte om ideeën over de Bijbel 'speculatief, als oefeningen' voor te stellen in plaats van 'dogmatisch'.[247]
Epiphanius vroeg Johannes, de bisschop van Jeruzalem, om Origenes als ketter te veroordelen. Johannes weigerde op grond van het feit dat een persoon niet met terugwerkende kracht als ketter kon worden veroordeeld, nadat die persoon al was overleden.[244] In 393 diende een monnik genaamd Atarbius een petitie in om Origenes en zijn geschriften te laten censureren.[244] Tyrannius Rufinus, een priester in het klooster op de Olijfberg die was gewijd door Johannes van Jeruzalem en een oude bewonderaar van Origenes was, verwierp de petitie ronduit.[244] [249] Rufinus' goede vriend en medewerker Jerome, die ook Origenes had bestudeerd, stemde echter in met de petitie.[244] [249] Rond dezelfde tijd introduceerde Johannes Cassian, een oosterse monnik, de leringen van Origenes in het Westen.[250] [158]
In 394 schreef Epiphanius een brief aan Johannes van Jeruzalem, waarin hij opnieuw vroeg om Origenes' veroordeling, erop wijzend dat Origenes' geschriften de menselijke seksuele voortplanting denigreerden en hem ervan beschuldigde een Encratiet te zijn geweest.[244] Johannes weigerde dit verzoek opnieuw.[244] Tegen 395 had ook Hiëronymus zich verbonden met de anti-Origenesisten en smeekte Johannes van Jeruzalem om Origenes te veroordelen, een pleidooi dat Johannes opnieuw weigerde.[244] Epiphanius lanceerde een campagne tegen Johannes en predikte openlijk dat Johannes een Origenesistische deviat was.[244] Hij haalde Hiëronymus met succes over om de band met Johannes te verbreken en wijdde Hiëronymo's broer Paulinianus tot priester, in opstand tegen Johannes' gezag.[244]
In 397 publiceerde Rufinus een Latijnse vertaling van Origenes' Over de eerste beginselen.[244] [251] [245] [129] Rufinus was ervan overtuigd dat Origenes' oorspronkelijke verhandeling door ketters was geïnterpoleerd en dat deze interpolaties de bron waren van de heterodoxe leringen die erin te vinden waren.[251] Hij heeft daarom de tekst van Origenes zwaar aangepast, waarbij hij alle delen wegliet of wijzigde, die in tegenstelling waren met de hedendaagse christelijke orthodoxie.[129] [251]
In de inleiding van deze vertaling vermeldde Rufinus dat Jerome had gestudeerd onder Origenes' discipel Didymus de Blinde, wat impliceert dat Jerome een volgeling van Origenes was.[244] [249] Jerome was hierover zo ontsteld, dat hij besloot zijn eigen Latijnse vertaling van Over de eerste beginselen te produceren, waarin hij beloofde elk woord precies te vertalen zoals het was geschreven en de ketterijen van Origenes voor de hele wereld bloot te leggen.[129] [244] [245] De vertaling van Jerome is in zijn geheel verloren gegaan.[129]
In 399 bereikte de Origenesistische crisis Egypte.[244] Paus Theophilus I van Alexandrië sympathiseerde met de aanhangers van Origenes[244] en de kerkhistoricus, Sozomen, meldt dat hij openlijk de Origenesistische leer had gepredikt dat God onlichamelijk was.[252] In zijn Festal Letter van 399 hekelde hij degenen die geloofden dat God een letterlijk, menselijk lichaam had en noemde hij hen analfabete 'eenvoudigen'.[252] [253] [246]
Een grote menigte Alexandrijnse monniken die God als antropomorf beschouwden, reed in de straten.[254] Volgens de kerkhistoricus Socrates Scholasticus, om een rel te voorkomen, maakte Theophilus een plotselinge ommekeer en begon hij Origenes aan de kaak te stellen.[254] [246] In 400 riep Theophilus een concilie bijeen in Alexandrië, dat Origenes en al zijn volgelingen als ketters veroordeelde, omdat ze hadden geleerd dat God onlichamelijk was, wat in tegenspraak was met de enige ware en orthodoxe positie, namelijk dat God een letterlijk, fysiek lichaam had dat leek op dat van een mens.[254] [255] [256] [i]
Theophilus bestempelde Origenes als de 'hydra van alle ketterijen'[255] en haalde paus Anastasius I over om de brief van het concilie te ondertekenen, die voornamelijk de leringen van de Nitriaanse monniken geassocieerd met Evagrius Ponticus aan de kaak stelde.[254] In 402 verdreef Theophilus Origenesistische monniken uit Egyptische kloosters en verbande de vier monniken die bekend stonden als de 'Grote Broeders', die leiders waren van de Nitriaanse gemeenschap.[254] [246]
Johannes Chrysostomus, de patriarch van Constantinopel, verleende de Grote Broeders asiel, een feit dat Theophilus gebruikte om Johannes' veroordeling en verwijdering van zijn positie op de Synode van de Eik in juli 403 te regelen.[254] [246] Nadat Johannes Chrysostomus was afgezet, herstelde Theophilus de normale betrekkingen met de Origenesistische monniken in Egypte en kwam er een einde aan de eerste Origenesistische crisis.[254]
Tweede Origenesistische Crisis
De Tweede Origenesistische Crisis vond plaats in de zesde eeuw, tijdens het hoogtepunt van het Byzantijnse kloosterleven.[254] Hoewel de Tweede Origenesistische Crisis lang niet zo goed gedocumenteerd is als de eerste,[254] lijkt die vooral betrekking te hebben gehad op de leringen van Origenes' latere volgelingen, in plaats van wat Origenes zelf had geschreven.[254] Origenes' leerling Evagrius Ponticus had gepleit voor contemplatief, noëtisch gebed,[254] maar andere kloostergemeenschappen gaven prioriteit aan ascese in gebed, met de nadruk op vasten, arbeid en wakes.[254]
Sommige Origenesistische monniken in Palestina, door hun vijanden 'Isochristoi' genoemd (wat 'degenen die gelijkheid met Christus zouden aannemen' betekent), benadrukten
- Origenes' leer van het vóórbestaan van zielen en
- waren van mening dat alle zielen oorspronkelijk gelijk waren aan die van Christus
- en aan het einde der tijd weer gelijk zouden worden.[254]
Een andere groep van Origenesisten in dezelfde regio stond er in plaats daarvan op dat Christus de 'leider van vele broeders' was, als het eerst geschapen wezen.[257] Deze groep was gematigder en ze werden door hun tegenstanders "Protoktistoi" genoemd ('[degenen] die als eerste werden gemaakt').[257]
Beide groepen beschuldigden de ander van ketterij, en andere christenen beschuldigden hen beiden van ketterij.[258]
De Protoktistoi deden een beroep op keizer Justinianus I om de Isochristoi van ketterij te veroordelen via Pelagius, de pauselijke apocrisarius.[258] In 543 overhandigde Pelagius Justinianus documenten, waaronder een brief waarin Origenes werd aangeklaagd, geschreven door patriarch Mennas van Constantinopel,[51] [259] [260] [258] samen met fragmenten uit Origenes' Over de eerste beginselen en verschillende 'anathemata' (verwerpingen) tegen Origenes.[258] Een binnenlandse synode die werd bijeengeroepen om de kwestie aan te pakken, besloot dat de leringen van de Isochristoi ketters waren en, gezien Origenes als de ultieme boosdoener achter de ketterij, ook hem als ketter aan de kaak stelde.[258] [100] [158] Keizer Justinianus beval dat alle geschriften van Origenes werden verbrand.[100] [158] In het westen vermeldde het Decretum Gelasianum, dat ergens tussen 519 en 553 werd geschreven, Origenes als een auteur wiens geschriften categorisch moesten worden verboden.[104]
Tweede Concilie van Constantinopel
In 553, tijdens de begindagen van het Tweede Concilie van Constantinopel (het Vijfde Oecumenisch Concilie), toen paus Vigilius nog steeds weigerde deel te nemen, ondanks dat Justinianus hem gegijzeld hield, ratificeerden de bisschoppen van het concilie een open brief waarin Origenes werd veroordeeld als de leider van de Isochristoi.[258] De brief maakte geen deel uit van de officiële handelingen van het concilie en herhaalde min of meer het edict dat in 543 door de Synode van Constantinopel was uitgevaardigd.[258] Het citeert aanstootgevende geschriften die aan Origenes worden toegeschreven, maar alle geschriften waarnaar erin wordt verwezen, zijn eigenlijk geschreven door Evagrius Ponticus.[258] Nadat het concilie officieel was geopend, maar terwijl paus Vigillius nog steeds weigerde deel te nemen, presenteerde Justinianus de bisschoppen het probleem van een tekst die bekend staat als De Drie Hoofdstukken, die de Antiochische Christologie aanviel.[258]
De bisschoppen stelden een lijst op van anathemata tegen de ketterse leringen in De Drie Hoofdstukken en die daarmee samenhangen.[258] In de officiële tekst van het elfde anathema wordt Origenes veroordeeld als een christologische ketter,[258] [104] maar de naam van Origenes komt helemaal niet voor in de Homonoia, het eerste ontwerp van de anathemata uitgegeven door de keizerlijke kanselarij,[258] noch verschijnt het in de versie van de conciliaire procedure die uiteindelijk werd ondertekend door paus Vigillius, lang daarna.[258]
Norman P. Tanners editie van de Decreten van de Oecumenische Raden (Georgetown University Press, 1990) zegt: "Onze editie bevat niet de tekst van de anathema's tegen Origenes, aangezien recente studies hebben aangetoond dat deze anathema's niet aan dit concilie kunnen worden toegeschreven." Deze discrepanties kunnen erop wijzen dat de naam van Origenes na het concilie met terugwerkende kracht in de tekst werd ingevoegd.[258] Sommige autoriteiten geloven dat deze anathemata tot een eerdere lokale synode behoren.[261] Zelfs als de naam van Origenes in de oorspronkelijke tekst van het anathema verscheen, waren de leringen die aan Origenes werden toegeschreven en die in het anathema werden veroordeeld, eigenlijk de ideeën van latere Origenesisten, die heel weinig basis hadden in alles wat Origenes daadwerkelijk had geschreven.[258] [51] [255]
In feite waren pausen Vigilius, Pelagius I, Pelagius II en Gregorius de Grote zich er alleen van bewust dat het Vijfde Concilie specifiek de Drie Hoofdstukken behandelde en geen sprake maakte van het Origenesisme of universalisme, noch spraken ze alsof ze wisten van de veroordeling ervan - ook al was Gregorius de Grote tegen universalisme.[51]
Na de Anathema's
Als orthodoxie een kwestie van intentie was, kon geen theoloog orthodoxer zijn dan Origenes en niemand meer toegewijd aan de zaak van het christelijk geloof.
- Henry Chadwick, geleerde van het vroege christendom, in de Encyclopædia Britannica[158]
Als direct gevolg van de talrijke veroordelingen van zijn werk, is slechts een klein deel van Origenes' omvangrijke geschriften bewaard gebleven.[100] [232] Desalniettemin komen deze geschriften nog steeds neer op een enorm aantal Griekse en Latijnse teksten, waarvan er maar weinig in het Engels zijn vertaald.[10] Veel meer geschriften zijn in fragmenten bewaard gebleven door citaten van latere kerkvaders.[104] Zelfs in de late 14e eeuw produceerde Francesco Eiximenis in zijn Llibre de les dones andere onbekende citaten uit Origenes, die het bewijs kunnen zijn van andere werken die bewaard zijn gebleven in de late middeleeuwen.[262] [263]
Het is waarschijnlijk dat de geschriften met Origenes' meest ongewone en speculatieve ideeën verloren zijn gegaan in de tijd,[163] waardoor het bijna onmogelijk is om te bepalen of Origenes daadwerkelijk de ketterse opvattingen had die de anathema's tegen hem aan hem toeschreven.[163] Niettemin, ondanks de decreten tegen Origenes, bleef de kerk een bewonderaar van hem [104] en hij bleef gedurende het eerste millennium een centrale figuur van de christelijke theologie.[104] Hij bleef vereerd worden als de grondlegger van bijbelse exegese,[104] en iedereen in het eerste millennium die de interpretatie van de Schriften serieus nam, zou kennis hebben gehad van de leringen van Origenes.[104]
Hiëronymus' Latijnse vertalingen van Origenes' homilieën werden in de Middeleeuwen in West-Europa op grote schaal gelezen,[158] en de leringen van Origenes hadden een grote invloed op die van de Byzantijnse monnik Maximus de Belijder en de Ierse theoloog Johannes Scotus Eriugena.[158]
Sinds de Renaissance is het debat over de orthodoxie van Origenese blijven woeden.[158] Basilios Bessarion, een Griekse vluchteling die na de val van Constantinopel in 1453 naar Italië vluchtte, produceerde een Latijnse vertaling van Origenes' Contra Celsus, die in 1481 werd gedrukt.[264] Grote controverse brak uit in 1487, nadat de Italiaanse humanistische geleerde Giovanni Pico della Mirandola een stelling had uitgebracht waarin hij stelde, dat "het redelijker is om te geloven dat Origenes gered was dan dat hij werd verdoemd".[264] Een pauselijke commissie veroordeelde Pico's standpunt vanwege de anathema's tegen Origenes, maar pas nadat het debat veel aandacht had gekregen.[264]
Desiderius Erasmus
De meest prominente voorstander van Origenes tijdens de Renaissance was de Nederlandse humanistische geleerde Desiderius Erasmus, die Origenes beschouwde als de grootste van alle christelijke auteurs.[264] Hij schreef in een brief aan Johannes Eck dat hij meer over christelijke filosofie leerde van een enkele pagina van Origenes, dan van tien pagina's van Augustinus.[264] Erasmus bewonderde Origenes vooral vanwege zijn gebrek aan retorische opsmukkingen, die zo gebruikelijk waren in de geschriften van andere patristische auteurs.[264] Erasmus leunde zwaar op Origenes verdediging van de vrije wil in Over de eerste beginselen in zijn verhandeling O'ver de vrije wil' uit 1524, nu beschouwd als zijn belangrijkste theologische werk.[264] In 1527 vertaalde en publiceerde Erasmus het deel van Origenes' Commentaar op het Evangelie van Mattheüs, dat alleen in het Grieks overleefde[265] en in 1536 publiceerde hij de meest complete editie van Origenes geschriften die ooit in die tijd waren gepubliceerd.[264]
Hoewel Origenes' nadruk op de menselijke inspanning om redding te bereiken de Renaissance-humanisten aansprak, maakte het hem veel minder aantrekkelijk voor de voorstanders van de Reformatie.[265] Martin Luther betreurde Origenes' begrip van redding als onherstelbaar gebrekkig[265] en verklaarde "in heel Origenes is er geen woord over Christus".[265] Bijgevolg beval hij dat Origenes geschriften werden verboden.[265] Desalniettemin had de eerdere Tsjechische hervormer Jan Hus zich laten inspireren door Origenes voor zijn opvatting dat de kerk een spirituele realiteit is in plaats van een officiële hiërarchie,[265] en Luthers tijdgenoot, de Zwitserse hervormer Huldrych Zwingli, haalde zich inspiratie uit Origenes voor zijn interpretatie van de Eucharistie als symbolisch.[265]
In de zeventiende eeuw was de Engelse Cambridge platonist Henry More een toegewijde Origenesist,[266] en hoewel hij het idee van universele redding verwierp,[266] accepteerde hij de meeste andere leringen van Origenes.[266] Paus Benedictus XVI sprak bewondering uit voor Origenes,[17] beschreef hem in een preek als onderdeel van een serie over de kerkvaders als "een figuur die van doorslaggevend belang is voor de hele ontwikkeling van het christelijke denken", "een ware 'meester'", en "niet alleen een briljante theoloog, maar ook een voorbeeldige getuige van de leer die hij doorgaf".[267] Hij besluit de preek door zijn publiek uit te nodigen om "de leer van deze grote meester van het geloof in uw hart te verwelkomen".[268] Moderne protestantse evangelicals bewonderen Origenes voor zijn gepassioneerde toewijding aan de Schriften[269] maar zijn vaak verbijsterd of zelfs ontzet door zijn allegorische interpretatie ervan, waarvan velen geloven dat hij de letterlijke, historische waarheid erachter negeert.[269]
Origenes staat bekend als een van de weinige kerkvaders die niet algemeen als een heilige wordt beschouwd.[270] Niettemin zijn er opmerkelijke personen die Origenes noemden als St. Origenes. Dit omvat Anglicanen zoals Edward Welchman,[271] Johannes Howson[272] en Sir Winston Churchill;[273] Calvinisten zoals Pierre Bayle,[274] Georges-Louis Liomin[275] en Heinrich Bullinger;[276] Amerikaanse geleerde en orthodoxe christen David Bentley Hart;[277] Oosters-orthodoxe zoals paus Shenouda III van Alexandrië,[278] Fr. Tadros Yakoup Malaty[279] en het Koptisch-orthodoxe bisdom van de zuidelijke Verenigde Staten.[280] Origenes' vader, Sint Leonides van Alexandrië, heeft een feestdag op 22 april in de katholieke traditie en de Evangelische Kerk in Duitsland viert 27 april als de feestdag van Origenes.
terug naar de Inhoud
7. Zie voor Vertalingen, Referenties, Bibliografie en Verder lezen de Engelse Wikipedia-pagina
(vraag het Nederlandse onderwerp op en verander in de URL 'nl' in 'en')
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^