spanning
De menselijke geest is in zichzelf werkzaam met behulp van de geestelijke vermogens, door gebeurtenissen om zich heen waar te nemen, ze in zichzelf te verwerken door ze te overdenken en te doorvoelen, en vervolgens te willen handelen naar de door het denken en voelen gevormde wilsbesluiten. Door te handelen vloeit de geestkracht naar buiten uit en kan de geest inwerken op de gebeurtenissen, die daardoor een andere richting krijgen. De handelende geest wil daarna blijven zien (waarnemen) of de gevolgen van die handelingen in overeenstemming zijn met overdenkingen en doorvoelingen. Daardoor ontstaat er in de geestelijke werkzaamheid een voortdurende kringloop, waarbij uitwendige gebeurtenissen en innerlijke, geestelijke werkzaamheid elkaar afwisselen.
Aanvankelijk is de menselijke geest uit zichzelf nauwelijks op deze wijze innerlijk werkzaam. Door het min of meer onbewust en onbeheerst zijn van de geest in de aanvangstoestand, is er nog geen sprake van een bewuste en beheerste, zelfstandige zelfwerkzaamheid. In de aanvangstoestand van de ontwikkeling wordt de geest voornamelijk gekenmerkt door traagheid. De menselijke geest komt dan alleen in beweging door prikkels van buitenaf.
Die zelfwerkzaamheid is echter het doel van de leerschool, die het tijdelijke bestaan voor de geest is. In dat tijdelijke bestaan is de tijd de stroom van gebeurtenissen, waarin de geest zich staande moet houden. Die gebeurtenissen oefenen een druk uit op de geest, zij brengen de geest innerlijk min of meer uit zijn evenwicht en veroorzaken daardoor een innerlijke onrust. De geest komt door de druk van de gebeurtenissen onder spanning te staan. Dat is een toestand van ontstemming, waardoor de geest ertoe wordt aangezet aan de druk weerstand te gaan bieden en naar ontspanning te streven. Die ontspanning kan alleen worden bereikt door zich in te spannen en de gebeurtenissen met behulp van de geestelijke vermogens te verwerken. Daardoor leert de geest een bewust en beheerst gebruik te maken van de eigen vermogens. Dat betekent geestelijke groei en dat is het doel van de tijd als stroom van gebeurtenissen.
Daardoor is spanning een onmisbaar verschijnsel in de geestelijke leerschool die het tijdelijke bestaan voor de menselijke geest is. Het is een onvermijdelijk vereiste om de geest eerst tot werkzaamheid aan te zetten en zo te laten toegroeien naar zelfwerkzaamheid.
Weet de geest de moeilijkheden te verwerken en zo het hoofd te bieden, dan worden de spanningen tot een oplossing gebracht en wordt de innerlijke rust hersteld: de toestand van ontspanning. Kunnen de moeilijkheden niet worden verwerkt, dan hopen de spanningen zich op en ontstaat een toestand van innerlijke gespannenheid. Blijft deze te lang bestaan dan raakt de geest in een overspannen geestesgesteldheid.
Door medisch taalgebruik is het woord 'stress' in zwang geraakt. Dit woord veroorzaakt een onduidelijk beeld van wat er gebeurt, doordat het zowel de uitwendige 'druk' als de innerlijke 'spanning' betekent en zo ook wordt gebruikt. Bovendien heeft stress zowel een gunstige als een ongunstige betekenis, wat de verwarring in de betekenis van het woord vergroot: door sommigen wordt het gezien als noodzakelijk en gezond, door anderen als oorzaak van aandoeningen.
Dit wordt veroorzaakt doordat niet goed is begrepen wat de ontwikkelaar van het stressbegrip, Hans Selye, beschreef. Hij beschreef 'strain' als de druk die op het individu wordt uitgeoefend, 'stress' als de innerlijke spanning, 'coping' als het verwerken van ervaringen, 'eustress' als ontspanning en 'disstress' als tot ziekte leidende gespannenheid. Disstress wordt haast altijd verward met stress.
Het voorbeeld van stress laat goed zien dat het gebruik van leenwoorden tot verwarring aanleiding kan geven, terwijl de eigen taal voldoende woorden kent om het gebeuren duidelijk en begrijpelijk te omschrijven.
terug naar de woordenlijst S
^