De geesteshand en neuronale plasticiteit

Als de menselijke geest als de bol van licht en warmte binnen zichzelf werkzaam wordt met zijn geestelijke vermogens (het waarnemen, denken, voelen en willen), straalt de geest een vormbare lichtuitstraling om zich heen uit: de ziel. In die uitstraling bewaart de geest de voortbrengselen van zijn werkzaamheid: kennis, gedachten, gevoelens en wilsbesluiten, door ze met de geesteshand daarin af te drukken. Dit is het blijvende, geestelijke deel van het geheugen; het tijdelijke, stoffelijke deel bevindt zich in bepaalde velden van de hersenschors (o.a. de hippocampus) in de vorm van neuronale netwerken.
Als de geest zich iets wil 'her-inneren', het zich weer 'te binnen wil brengen', dan strekt de geest de geesteshand uit naar die plaats in de ziel, waar de geest die geheugeninhoud heeft bewaard. Met de geesteshand verbindt de geest zich met die inhoud, haalt de inhoud uit het geheugen op, put uit zijn geheugen en plaatst die weer vóór en daarna ín zichzelf, zodat die inhoud wordt her-innerd, waardoor de geheugeninhoud een 'herinnering' wordt.

De geesteshand is een stroming van geestkracht die van de geest uitgaat. Het zijn uitstulpingen van zichzelf die overal om de geest heen kunnen worden gevormd en die ook weer in zichzelf worden teruggetrokken.

Deze geestelijke eigenschap komt in de stof tot uitdrukking door het verschijnsel dat neuronale plasticiteit wordt genoemd. Deze eigenschap van de hersencellen, de neuronen, houdt in, dat er nieuwe uitlopers vanuit de cel (dendrieten) kunnen worden gevormd wanneer de omstandigheden dat nodig maken. Dit treedt bijvoorbeeld op bij leerprocessen. Door iets nieuws te leren, ontstaan er nieuwe netwerken van hersencellen, doordat zij nieuwe uitlopers vormen die contact maken met andere cellen binnen het netwerk (het gaat om duizenden uitlopers).
Het contact vindt plaats d.m.v. zogenaamde 'synapsen'; tussen de uitloper en de tweede cel blijft een nauwe spleet open, waardoor heen de uitloper 'boodschappermoleculen' (neurotransmitters) naar de celwand van de tweede cel stuurt, die ze op zogenaamde 'receptoren' ontvangt. Op deze wijze worden gegevens van de ene op de andere hersencel overgebracht.
Als deze uitlopers enige tijd niet meer worden gebruikt, worden ze ook weer afgebroken.

De geestelijke werkzaamheid van de geest door uitstulpingen te vormen als die bijvoorbeeld iets nieuws leert en daarbij het geheugen gebruikt, komt tot uitdrukking in een werkzaamheid van hersencellen, doordat die door middel van het vormen van uitlopers nieuwe netwerken vormen. In de geest en zijn ziel is dit een levendig gebeuren, in de hersencel gaat dit gebeuren door de traagheid van de stof veel langzamer.

Ook in de hersenen als het orgaan van de geest (het woord 'orgaan' betekent 'werktuig'), komt 'zo boven' tot uitdrukking in 'zo beneden' door de neuronale plasticiteit van de hersencellen. De hersencel is een stoffelijke weergave van de geest in het klein, noodzakelijk om de geest de gelegenheid te geven zich met de hersenen te verbinden.

Klik hier om een artikel van Rick Hanson over het verband tussen meditatie en neuroplasticiteit uit het Tijdschrift voor Parapsychologie en Bewustzijnsonderzoek te lezen.
Niet alleen heeft de menselijke geest zélf invloed op de groei van de eigen hersenen zoals in het vorige artikel beschreven, ook van buitenaf door toedoen van een medemens kunnen delen van de hersenen groeien, getuige dit artikel in Scientias over de invloed van moederliefde op de ontwikkeling van de hersenen van een kind.

Het verschijnsel van de geesteshand bij de geest - een bolvormige wolk van licht en warmte met een uitstulping - doet zich ook voor bij bacteriën, amoeben en witte bloedlichaampjes.
Amoeben (van Grieks 'amoibe', zonder vaste vorm, maar steeds veranderend) zijn eencelligen die zich voeden met o.a. bacteriën. Zij bewegen zich voort en voeden zich met behulp van schijnvoetjes (pseudopodia). Dit zijn uitstulpsels die voortdurend worden uitgestoken en weer worden ingetrokken. Met zo'n uitstulpsel wordt een bacterie omhuld en zo ingesloten, waarna die wordt verteerd. Iets dergelijks doet zich ook voor bij bacteriën.
Onderzoek aan cellen in het algemeen heeft aangetoond, dat iedere cel in staat is van dit soort uitsteeksels te vormen, cytonemen genoemd; daar doorheen geeft de cel boodschapperstoffen door naar andere cellen, die zich wel tot 100 cellen verderop kunnen bevinden. Zij maken daarbij duidelijk de indruk nauwkeurig te weten bij welke andere cel ze moeten zijn. Aan het uiteinde van de buisjes vormen ze synapsen zoals bij neuronen.
Klik hier voor een verslag van het onderzoek.


terug naar het overzicht










^