Het Chinese wijsheidsboek I Tjing - Het Boek der Veranderingen


Dit oeroude boek beschrijft dit bestaan als een reeks van 64 veranderende, leerzame toestanden, die op een steeds wisselende wijze in elkaar overgaan. De mens maakt die toestanden mee op zijn ontwikkelingsweg ('tau', 'dao': hoofd-gaan, op een weg lopende mens, de zich ontwikkelende geest) om zich als persoon te vervolmaken. Die ontwikkelingsweg wordt gekenmerkt door 64 'hexagrammen': zes jin- of jang-lijnen in een bepaalde verhouding tot elkaar, waarmee die ervaring op de weg op een 'analoge' wijze is te beschrijven.
De voortgang op die ontwikkelingsweg wordt uitgebeeld door het gegrip de 'vier jaargetijden', zoals dat hieronder bij een aantal hexagrammen is beschreven.

䷀ 1 Tjièn - Het scheppende
De 'grote man' (de mens die zich geestelijk ontwikkelt) stemt in zijn karakter overeen met hemel en aarde, in zijn licht met zon en maan, in zijn handelen met de vier jaargetijden, in het geluk en ongeluk dat hij schept (de mens heeft een vrije keuze en leert door de gevolgen van eigen handelen te ondergaan) met goden en geesten.

䷏ 16 Ju - De geestdrift (hemelse stem op de aarde)
Hemel en aarde bewegen zich in overgave, daarom overschrijden zon en maan hun baan niet en de vier jaargetijden raken niet in de war.

䷓ 20 Kwan - De beschouwing, de aanblik
Centraal (in zichzelf als het midden) en correct (in overeenstemming met hemel en aarde) is hij een voorbeeld, waar de wereld naar opziet. Hij laat hen de goddelijke weg van de hemel aanschouwen en de vier jaargetijden wijken niet af van hun regel (de vier jaargetijden verbeelden de geestelijke ontwikkelingsweg).

䷟ 32 Heng - De duurzaamheid (de eeuwigheid)
Zon en maan hebben de hemel, daarom kunnen ze in alle eeuwigheid licht geven. De vier jaargetijden veranderen en vormen, daardoor kunnen ze in alle eeuwigheid voltooien. De geroepene (de mens die zich geestelijk ontwikkelt) blijft voor altijd in zijn baan en de wereld vervormt zich tot volmaaktheid.

䷰ 49 Ke - De omwenteling (het ruien) (vervellen, wedergeboorte, uittreding)
Hemel en aarde bewerken de omwenteling en daardoor volgen de vier jaargetijden elkaar op.

䷻ 60 Tjiè - De beperking (samenhang, eenheid, gedrag, karma, levensloop, levensbestemming)
Blijmoedig bij het doormaken van (leerzame) gevaren, op de passende plaats om te beperken (zich te leren beheersen), centraal en correct om te verenigen. Hemel en aarde hebben hun beperkingen en daardoor komen de vier jaargetijden tot stand.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^