De levensboom bij Hildegard van Bingen


Liber Divinorum Operum 4 (visioen I,4)
Dit visioen wordt door 'de stem van het levende licht' aan Hildegard getoond en besproken.
De levensweg van de mens is vergelijkbaar met de gang door de vier jaargetijden. Het kwadrant rechtsboven op de afbeelding is de lente, rechtsonder de zomer, linksonder de herfst en linksboven de winter. De toestand van de mens wordt getekend en met die van de boom in dat jaargetijde vergeleken.

"De aarde stelt de mens voor. De mens wordt, door de vijf zintuigen die hem in staat stellen in zijn behoeften te voorzien, tot zijn zieleheil geleid."

De werkzaamheid van de geest lijkt op een boom die vruchten geeft. "De geest heeft vier vleugels (geestelijke vermogens): de zintuigen (waarnemen), de kennis (denken), de wil (willen) en het verstand (denken)."

"De redelijke geest brengt woorden voort, die weerklinken zoals de boom zijn takken vermeerdert en zoals de takken uit de boom voortkomen, zo ontspruiten de krachten van de mens aan zijn geest.
De werken die de geest in de mens volbrengt, welke deze ook mogen zijn, lijken op de vruchten van een boom."

De menselijke geest lijkt op een vogel met vier vleugels:
- voelen (sensus)
- kennis (waarnemingsvermogen) (scientia)
- wil (voluntas)
- verstand (intellectus)

Door de kennis van het goede en door het goede te doen, vliegt de vogel voorwaarts,
door de kennis van het kwade en door het kwade te doen, vliegt de vogel achterwaarts.

"De geest, zolang hij in het lichaam woont, voelt Gods aanwezigheid, omdat hij uit God voortkomt, maar zolang hij zijn taak onder de mensen vervult, ziet hij God niet.

Als de geest de werkplaats van het lichaam heeft verlaten en oog in oog met God komt te staan dan zal hij zijn ware karakter kennen en zijn vroegere afhankelijkheid van het lichaam."

"God heeft in de gedaante van de mens zijn hele werk vastgelegd."


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^