Jezus' leerwijze: gelijkenissen
Jezus leert in de vorm van gelijkenissen. Een gelijkenis is een beeldspraak, waarmee een hier niet zichtbaar, geestelijk onderwerp wordt vergeleken en verduidelijkt door een ermee overeenkomend hier wel zichtbaar, stoffelijk voorwerp of aardse gebeurtenis te beschrijven. Bij zijn onderwijzingen legde Jezus tientallen geestelijke zaken uit door middel van een gelijkenis. Zo ook in de Bergrede die over het 'oog' en de 'hand'.
De symbolische betekenis van oog en hand in de Bergrede
Uit: Het Grote Johannes Evangelie 1/39-44, overgenomen uit de Nieuwsbrief van de Jakob Lorber Stichting van maart 2024. In de Bijbel is dit gedeelte te lezen in Mattheüs 5:27-30
(GJE 1/39-44) Jezus trekt met Zijn leerlingen en vele volgelingen, waaronder ook priesters, naar de voet van de berg Gerizim. Hij spreekt hen daar toe en houdt de bekende Bergrede.
Jezus zegt: "Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: 'Pleeg geen overspel.' Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen, dan dat heel je lichaam in de Gehenna *) wordt geworpen.
En als je rechterhand je ten val brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen, dan dat je met je hele lichaam naar de Gehenna gaat."
*) Gehenna: kerkhof nabij Jeruzalem of dodenrijk
Zijn woorden wekken bij de toehoorders wrevel en onvrede op. Zo ook bij een opperpriester, die daarvóór zeer onder de indruk was van hetgeen hij Jezus had horen zeggen. Zo'n hoge Wijsheid kon alleen van God komen... maar nu Jezus over uitrukken van een oog sprak en het afhakken van een hand, is hij totaal teleurgesteld... hoe dwaas is die aanbevolen zelfverminking, als een van je ledematen je ergert! Stel dat iemand met een scherpe bijl in zijn rechterhand zich zijn linker afhakt en deze weggooit; wat zal hij dan doen als zijn rechterhand hem daarna ergert, hoe zal hij die dan afhakken en hoe zal hij zijn ogen uitrukken en uiteindelijk zonder handen de voeten afhakken, die hem mogelijkerwijze ook nog ergeren? Ah, loop heen met zo'n leer!
Dan komt de priester dichter naar Mij toe en zegt: "Meester! Uw daden laten zien, dat U meer kunt dan een gewoon mens. Maar als U enigszins in staat bent om verstandig te denken en daar twijfel ik niet aan, want ik heb U voorheen heel wijs horen spreken, dan moet U bepaalde hoogst onpraktische leerstellingen uit Uw preek herroepen! Anders zijn wij genoodzaakt, ondanks al Uw daden die zonder meer een Messias waardig zijn, U openlijk te houden voor een magiër die fanatiek is opgeleid in een of andere Oud-Egyptische school en U uit ons midden te verwijderen als een pure Messiaslasteraar! Bekijk Uw geweldige leer nu Zelf eens een beetje nauwkeuriger; dan moet U toch inzien dat Uw leer voor het verkrijgen van het eeuwige leven, totaal onbruikbaar is en door niemand ooit kan worden uitgevoerd! Want als iemand op deze wijze de hemel moet verdienen, dan zal hij die hemel wel laten voor wat die is! Want het zou dan beter zijn dat hij nooit geboren was, dan dat hij op deze manier een hemel zou verdienen, waarin hij slechts als een verminkte binnen zou kunnen gaan! Zeg mij nu eens heel eerlijk of U dat inziet, of dat U het met Uw leer werkelijk ernstig meent!"
lk zeg: "U bent toch een opperpriester, maar u bent blinder dan een mol onder de grond; wat moet Ik dan van de anderen denken en verwachten? Ik gaf jullie hier beelden en jullie nemen alleen de materie in je op en die dreigt je te verstikken, maar van de geest die Ik in deze beelden heb gelegd, lijken jullie geen enkel besef te hebben. 1)
Geloof Mij: zo wijs als jullie denken dat je bent, zo wijs zijn ook wij en wij weten het zeer goed of een mens zich zou kunnen en zou moeten verminken om het eeuwige leven te verkrijgen! Maar wij weten ook dat je de geest van deze leer niet begrijpt en nog lang niet zult begrijpen! Ondanks dat, nemen wij onze woorden niet terug. Jullie hebben wel oren, maar die horen niet het juiste, ook hebben jullie ogen, die echter evenzo geestelijk blind zijn en, hoewel jullie oren en ogen open zijn, horen en zien jullie toch niets! Zeg dan, wat u zo van streek brengt in Mijn leer en Ik zal het u duidelijk maken!"
De opperpriester zegt: "Ik heb het U wel meer dan één keer gezegd; maar om U te laten zien dat ik beslist heel redelijk en gematigd ben, zeg ik U nu dat ik alle andere punten van Uw leer aanneem als goede en wijze regels om te volgen, maar het ogen uitrukken en het afhakken van handen en voeten, kan ik toch onmogelijk accepteren! Bedenk toch Zelf eens of het wel mogelijk is jezelf een oog uit te rukken! Zal degene die zichzelf een hand of een voet afhakt, niet spoedig doodbloeden en sterven? En als hij dood is, wat zijn dan de vruchten van zijn verbeterde levenswijze?!
Kijk, dat is het meest onpraktische punt van Uw leer, dat, als men zijn verstand gebruikt, nooit kan worden opgevolgd! En zo er al werkelijk ooit ergens gekken te vinden zouden zijn, die zo'n leer op zichzelf toepasten, dan zullen die daar beslist niet beter van worden; want als iemand het er zo levend van afbrengt, dan zal hij vanwege de ellende waarin deze schijnbaar van God afkomstige leer hem heeft gestort, God niet loven. Sterft hij echter, wat het meest waarschijnlijke is, dan vraag ik met David: 'Heer, wie zal U in de dood loven en wie zal U prijzen in het graf?' Dus dit punt zou U ons minstens duidelijk moeten uitleggen; al het andere willen wij als een weliswaar op de hoogste spits gedreven humane leer aannemen!"
Ik zeg: "Goed, uw verzoek is billijk en Ik zeg u: onder alle priesters na Samuël, bent u de meest wijze, want u heeft een goed hart, u verwerpt in de grond van de zaak Mijn leer niet, maar u wilt hem alleen uitgelegd hebben; en Ik wil u daarom ook uitleg geven! Maar niet uit Mijn mond, maar uit de mond van één van Mijn leerlingen zal het u worden toegelicht! Wend u daarom tot een van Mijn leerlingen, opdat het u duidelijk zal worden dat Mijn leer op dit ogenblik al zonder Mijn verklaring voor hen begrijpelijk is geworden!"
Dan wendt de opperpriester zich tot Nathanaël en zegt tegen hem: "Op aanwijzing van jullie Meester wend ik mij toevallig tot jou; verklaar mij daarom in ieder geval het moeilijkste punt uit de leer van je Meester. Maar graag alleen in heldere, klare taal! Want als je mistig praat over mistige dingen, dan wordt het er niet duidelijker op. Dus ga je gang."
De onderwijzing door Nathanaël Bartholomeüs
Nathanaël zegt: "Bent u dan zo blind, dat u van zo'n helder gebrachte leer niet de ware betekenis kunt begrijpen? Hebben de profeten dan niet bijna allen zonder uitzondering van Christus voorspeld, dat Hij slechts in gelijkenissen Zijn boodschap zou brengen en niet zonder gelijkenissen met de mensen zou spreken?" De opperpriester zegt: "Ja, daar heb je gelijk in, want zo staat het geschreven."
Nathanaël gaat verder: "Wel dan, als u dat als schriflgeleerde weet, waarom scheldt u de Heer dan uit voor een dwaas als Hij volgens de Schrift in gelijkenissen spreekt. U kunt voor het begrijpen daarvan aan de Heer wel om uitleg vragen, maar u kunt Hem toch niet voor een dwaas uitschelden als u Zijn spreken in gelijkenissen niet begrijpt, omdat u zelf in deze dingen van God weinig inzicht heeft?
Zie, de werken der natuur hebben hun orde en kunnen slechts in deze voor hen karakteristieke orde bestaan; en op gelijke wijze hebben de geestelijke dingen hun hoogst eigen orde en kunnen buiten die orde niet bestaan, niet gedacht en niet uitgesproken worden. Maar tussen de natuurlijke dingen en de geestelijke dingen bestaat - doordat de eerstgenoemde uit de laatstgenoemde Zijn voortgekomen - een nauwkeurige overeenstemming, die natuurlijk alleen de Heer het beste kent. 2)
Als de Heer ons nu iets zuiver geestelijks verkondigt, terwijl wij ons nog allemaal in de starre orde van de natuurlijke wereld bevinden, dan kan Hij dat immers alleen maar doen door middel van de overeenstemmende beelden in gelijkenissen. 3)
Om deze echter goed te begrijpen, moeten wij proberen onze geest wakker te maken, door volgens Gods geboden te leven. Pas als de geest wakker is, zullen wij begrijpen wat de Heer door middel van zo'n overeenstemmend beeld in gelijkenisvorm allemaal gezegd en geopenbaard heeft en juist hierin zal Zijn goddelijke woord zich eeuwig van ons menselijk woord onderscheiden. 4)
Let nu goed op! Wat bij de natuurlijke mens het oog is, dat is in de geest het vermogen om die goddelijke en hemelse dingen waar te nemen, die voor het wezen van de geest goed zijn voor zijn gelukkige, eeuwige bestaan. De geest moet echter volgens de noodzakelijke goddelijke orde een bepaalde tijd in de materie van het vlees en deze wereld verzonken zijn, om zich in vrijheid te ontwikkelen in bijna volledige onafhankelijkheid van God, omdat hij anders God niet zou kunnen zien en nog minder in, naast en bij God zou kunnen bestaan. 5)
Juist doordat de geest echter in de materie rijp en krachtiger wordt, wat vrijheid en onafhankelijkheid van God betreft, loopt hij onvermijdelijk gevaar zelf door de materie verslonden en tezamen daarmee te worden 'gedood', uit welke 'dood' [beeldspraak] men slechts uiterst moeilijk en met veel lijden weer tot leven in God gewekt kan en moet worden. 6)
Daarom zei de Heer dus niet tegen de vleselijke mens, maar tegen de geestelijke mens: 'Als het oog je ergert, ruk het uit en werp het weg, want het is beter met één oog de hemel in te gaan dan met beide naar de hel', wat zo ongeveer betekent: als het licht van de wereld je te veel aantrekt, verzet je dan en keer je van dat licht af, want het zou je in de dood van de materie trekken! Ontneem je dus zelf, als geestelijke mens, het lege genot van wereldse zaken en wend je met je waarnemingsvermogen naar de puur hemelse dingen! Want het is beter voor je om zonder enige wereldkennis dat rijk van het eeuwige leven binnen te gaan, dan met te veel wereldse kennis enerzijds en te weinig geestelijke kennis anderzijds, door de dood van de materie te worden opgeslokt!
Toen de Heer hier over twee ogen, handen en voeten sprak, bedoelde Hij daarmee niet de twee ogen en de twee handen en voeten van het lichaam, maar alleen het kennelijk overeenkomende waarnemings-, werk-, en verplaatsingsvermogen van de geest, en Hij waarschuwt niet het vlees, dat geen eigen leven heeft, maar de geest, om zich liever niet met de wereld bezig te houden als deze hem te veel zou aantrekken. In dat geval is het beter zonder alle kemis van de wereld het eeuwige leven in te gaan, dan door te veel wereldse kennis tenslotte door het onafwendbare wereldse gericht te worden opgeslokt. De geest moet de wereld wel zien en leren kennen, maar kan er beter geen behagen in scheppen! 7)
Als hij merkt dat de wereld hem aantrekt, moet hij er zich meteen van afwenden, omdat hij dan al gevaar loopt! En kijk, dit noodzakelijke afwenden stemt overeen met het beeld van het 'uitrukken der ogen'; en degene die ons zo'n treffend beeld kan geven, moet vast heel goed thuis zijn in alle geestelijke en stoffelijke omstandigheden van de mens. Volgens mij kan alleen Hij dit, door Wiens kracht, liefde en wijsheid alle dingen geestelijk en stoffelijk zijn geschapen! 8)
Ik denk dat U me nu wel begrepen hebt en nu zult U zien hoe erg u hebt gezondigd tegenover Hem, die uw en ons aller leven in Zijn almachtige hand heeft!"
De opperpriester
De opperpriester is zeer verbaasd en ook veel anderen zijn erg van hun stuk gebracht, en hij zegt na een poosje: "Ja ja, nu begrijp ik het natuurlijk wel! Maar waarom sprak de Heer dan niet meteen zo begrijpelijk als jij nu hebt gedaan, dan zou ik zeker niet ten aanzien van Hem gezondigd hebben?!" 9)
Nathanaël zegt: "Als een zevenjarige jongen op die manier aan mij vragen zou stellen, dan zou ik mij er niet over verwonderen dat hij zo vraagt; maar bij u verbaas ik mij, u bent nog wel een van de belangrijkste wijzen van deze plaats!
Het woord van de Heer is net als al Zijn werk. Hij geeft ons Zijn leer in de vorm van zaden. Wij moeten die eerst in de voedingsbodem van onze geest zaaien; die voedingsbodem heet liefde, daar zal het zaad dan groeien en een boom van de ware kennis van God en onszelf worden, en op de juiste tijd zullen we dan van deze boom volkomen rijpe vruchten voor het eeuwige leven kunnen verzamelen. 10)
De opperpriester, die zeer opmerkzaam naar deze woorden heeft geluisterd, zegt: "Dat is nu allemaal goed en wel, en ik denk dat ik nu zo ongeveer alles wel begrijp; maar één ding wil ik nog opmerken en dat is, dat de Meester eigenlijk alleen van het uitrukken van het rechteroog en het afhakken van de rechterhand heeft gesproken. Ik heb, omdat ik alles zo graag wil begrijpen ook de voeten er maar bij betrokken, maar jij hebt mij het afhakken van de voeten net eender verklaard, als dat van oog en hand, die bij mijn weten alleen maar door de Heer zijn genoemd. Je zegt echter dat de Heer alleen maar in gelijkenissen spreekt als Hij zich tot de geest van de mens richt; hoe komt het dan dat Hij ook in mijn aanvulling een geestelijke overeenstemming vond?"
Nathanaël zegt: "U vergist zich! De Heer sprak ook van de rechtervoet; alleen gaf Hij de sehrijvers een aanwijzing, dat over de voet weg te laten; want als men begonnen is om de innerlijke blik naar de hemel te richten en de wil tot liefde die overeenstemt met de linkerhand, zijnde de hand van het hart, volgens de wil van God te activeren, nadat men de rechter arm of rechterhand, waaronder de puur wereldse bezigheden worden verstaan, heeft verwijderd, dan is het niet meer nodig zich ook van de rechtervoet te ontdoen. Want als het eenmaal zo ver is dat het oog het juiste licht ziet en de hand of liever gezegd de wil, zich bezig houdt met het juiste te doen, dan is de voortgang naar het gebied van het eeuwige leven er vanzelf al, ofwel dan is de rechtervoet die de voortgang in de wereld aangeeft, al vanzelf verwijderd en men hoeft zich daarvoor dan niet meer extra in te spannen. 11)
U, als Samaritanen, kunt echter gevoeglijk met de voeten beginnen, want ofschoon uw oog nu naar het goddelijke is gewend en uw handen goed werk doen, is uw voet ofwel uw behoefte om voorwaarts te gaan, geheel op de wereld gericht! Want u verwacht van de Messias iets geheel anders, dan wat u volgens de voorspelling van alle profeten van Hem moet verwachten! En dat is geestelijk gezien uw rechtervoet, die u moet afhakken om de juiste weg naar het rijk van God te kunnen inslaan. En daarom heeft de Heer alleen voor u ook over de rechtervoet gesproken, maar Hij heeft het niet op laten schrijven, omdat de andere aanhangers van de leer des Heren wel zullen weten, waar en waaruit het rijk van de Messias bestaat en wat men moet doen om daarin te komen. Heeft U nu nog iets aan te merken?" 12)
De opperpriester zegt: "Alles is me nu wel duidelijk, in zoverre het me dan ook duidelijk kan zijn. Alleen moet ik er ondanks alles wat ik nu begrijp, aan toevoegen, dat jullie leer op de manier zoals ze gebracht wordt, ontoegankelijk en moeilijk te begrijpen is en je zult ondervinden dat velen zich eraan zullen ergeren!"
Noten
1) Jezus wijst hier op de betekenis van een beeldspraak: het is een stoffelijke uitbeelding van een geestelijk onderwerp; maar helaas beseffen zijn toehoorders dit niet door hun aardgebondenheid, die samenhangt met de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit stoffelijke bestaan. (terug naar 1))
2) De goddelijke algeest is een mannelijk-vrouwelijke, verenigde tweelinggeest, die de vader-moeder van hun godenkinderen zijn, voor wie zij de stoffelijke wereld - als geestelijke leerschool voor zelfverwerkelijking en hereniging met God - in zichzelf als algeest hebben gedacht en liefdevol in stand houden. Daardoor is het geestelijke de oorzaak van het stoffelijke en doordat de algeest als Gods heilige geest in de mens Jezus bij Gods godenkinderen op aarde is geweest, is die zich volkomen bewust van de overeenstemmingen tussen het geestelijke en de stoffelijke uitbeelding daarvan. Dit inzicht komt ook in de hermetische spreuk 'Zo boven, zo beneden' tot uiting. (terug naar 2))
3) De starre orde van de natuurlijke wereld is de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging daarmee. De menselijke geest is door verdichting uit en in de goddelijke algeest het eeuwig levende uit God, terwijl de stof waaruit de stoffelijke, natuurlijke wereld is opgebouwd, het leven van de geest ontbeert. Als de menselijke geest naar de aarde afdaalt en zich hier met het stoffelijke lichaam verbindt, verbindt die zich daardoor met het tegendeel van zichzelf, het niet-levende, waardoor de geest hier zichzelf niet kan zijn. Daardoor wordt de menselijke geest hier onbewust van het bestaan van zichzelf als geest.
Bovendien is er in deze wereld niets, wat de geest aan het bestaan van zichzelf als geest herinnert... in tegendeel, door de zintuigen heen trekt de wereld alle aandacht en toewijding naar buiten, waardoor er een overdracht van aandacht en toewijding op de omgeving plaatsvindt, met de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met lichaam en wereld als gevolg. (terug naar 3))
4) Hier wordt de aandacht gevestigd op het belang van geestelijke ontwikkeling door zich met geestelijke onderwerpen en Gods richtlijnen bezig te houden. Daardoor neemt het geestelijke zelfbewustzijn toe, ontwaakt de geest en wordt zelfwerkzaam.
Daarbij gaat het niet om 'geboden', maar om Gods aanwijzingen (de betekenis van het Hebreeuwse 'dabar': woord, richtlijn). De mens is vrij om er al dan niet voor te kiezen en juist die keuzevrijheid is de weg naar geestelijke zelfstandigheid en daardoor naar hereniging met God. Van 'geboden', die immers dwingend zijn, kan daardoor geen sprake zijn... want die maken de mens tot een slaaf. (terug naar 4))
5) De bij 3) beschreven geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan, is noodzakelijk om de mens in de gelegenheid te stellen, zonder last of ruggespraak zelfstandig keuzes maken, waarvoor het bewuste en beheerste gebruik van de geestelijke vermogens noodzakelijk is; alleen daardoor neemt de gewenste, bewuste beheersing van de vermogens toe.
De geestelijke vermogens hangen samen met het geestelijke licht en de geestelijke warmte, waardoor die toenemen en steeds meer in overeenstemming komen met het goddelijke licht en de goddelijke warmte. Daardoor kan de hereniging met God plaatsvinden. Zoals Jakobus zegt: Nader tot God, dan nadert God tot u. (Jakobus 4:8) Die toenadering tot God vindt plaats door de geestelijke vermogens te ontwikkelen, waardoor wijsheid en liefde toenemen. (terug naar 5))
6) Bedoeld wordt de bij 3) beschreven geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan. Uit die onbewuste vereenzelviging kunnen voortkomen de bewuste vereenzelviging met bepaalde omstandigheden, voorwerpen en de werking van bepaalde stoffen, waardoor een toestand van bewuste gehéchtheid daaraan ontstaat.
In de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging wordt de werkzaamheid van de vermogens min of meer gekenmerkt door het verloop van: gewaarwording, voorstelling, aandoening en aandrift, die de geest aandrijven tot onbeheerst handelen. In de geestestoestand van bewuste vereenzelviging of gehechtheid is dat verloop in de vorm van het gedreven worden door hebzucht, regelzucht, eigendunk en heerszucht.
Het kost veel zelfverloochening om zich van deze toestand bewust te worden en zich hieruit te bevrijden. (terug naar 6))
7) Ook hier is sprake van een beeldspraak: de ogen in het hoofd vertegenwoordigen het waarnemingsvermogen van de geest, handen en voeten van de ledematen de wilskracht, waarmee de geest in staat is te handelen en zich te bewegen. De menselijke geest is in de aardse leerschool - die een proeftuin voor de geest is - om te leren de geestelijke vermogens bewust en beheerst te gebruiken en zich niet meer onbeheerst te laten gaan. (terug naar 7))
8) De menselijke geest moet door een wereld heen die het tegendeel is van de geest zelf, waardoor de geest ervaart, dat de overgave aan die wereld tot teleurstelling leidt, om daardoor op zichzelf teruggeworpen te worden om - geheel aan zichzelf overgelaten - te ontdekken, wat het eeuwige leven is, de menselijke geest zelf in de eigen binnenwereld. De geest kan zichzelf onmiddellijk herkennen aan de werking van de geestelijke vermogens in zichzelf: het waarnemen van de dingen waardoor die zich ervan bewust wordt en zo in de geestestoestand van 'zich bewustzijn' komt, het overdenken en doorvoelen van de betekenis die de dingen voor hem of haar hebben, en vervolgens het uitvoeren van het besluit er al dan niet iets mee te willen doen.
Die vermogens worden hier benoemd: het ontwikkelde denken wordt door wijsheid gekenmerkt, het ontwikkelde voelen door liefde, het ontwikkelde willen door kracht (en het ontwikkelde waarnemen door aandacht). De werkzaamheid van die vermogens is in zichzelf te ervaren door het waarnemingsvermogens in de vorm van de aandacht naar binnen te keren op zichzelf. (terug naar 8))
9) Tegen Jezus ingaan, is niet 'zondigen', maar is een uiting van een geestelijke zelfstandigheid, waar het Jezus juist om is te doen! Het gaat hem om de groei van de mens naar geestelijke zelfstandigheid. Jezus kwam daarvoor juist als een mens, als een gelijkwaardige naar de aarde, opdat de mens zijn geestelijke zelfstandigheid kon tonen door tegen hem in te durven gaan.
Hij verzette zich zelfs niet, toen de joodse Hoge Raad besloot hem terecht te stellen wegens godslastering; een godslastering, die Jezus zelf tegen de hogepriester uitsprak. Ervoor, in de tuin van Gethsemane, had Jezus de gelegenheid te vluchten, maar deed dat niet. Hij gaf zélf de mens de gelegenheid tot de 'vadermoord', een uiting van uiterste zelfstandigheid van de mens. (terug naar 9))
10) Hier wordt beschreven dat de menselijke geest zijn vermogens in aanleg heeft meegekregen in de vorm van 'zaden'. Zij hebben de aanleg in zich tot een boom te kunnen uitgroeien.
Doordat de mens zijn eigen vermogens in aanleg heeft meegekregen en de mens hier schijnbaar aan zichzelf wordt overgelaten, leeft de mens op aarde in de omstandigheden dat hij of zij in de gelegenheid is zichzelf te ontwikkelen door zelfverwerkelijking, daarbij in stilte door God begeleidt, om uiteindelijk daardoor te komen tot geestelijke zelfstandigheid en hereniging met God.
Voor die zelfverwerkelijking is de vrije keuze een onvermijdelijk vereiste, want alleen dat, wat de mens zelfstandig en in vrijheid zélf heeft besloten en gedaan, kan die zelfstandigheid laten groeien. Daarbij is de leerwijze de eigen ondervinding met de gevolgen van eigen besluiten, wat de beste leermeester is. Dat de mens daarbij fouten kan maken, ligt geheel aan het feit dat de mens van God keuzevrijheid heeft gekregen. Wie de vrijheid heeft om te kiezen, is daardoor in de omstandigheden ook een verkeerde keuze te kunnen maken. Dat is geen 'zonde', maar eigen ondervinding van de gevolgen ervan is een les, om het een volgende keer anders te doen. (terug naar 10))
11) In het Hebreeuws en andere Oosterse talen schrijft men van rechts naar links, waardoor de toekomst aan de linkerkant is en daarmee datgene, wat aan het worden is, datgene, wat zich ontwikkelt en wat zich ontwikkelt, wat groeit is de geest. Vandaar dat bij Oosterse volkeren de aarde rechts is en de geest links.
Met het 'oog' kan het juiste, geestelijke licht worden gezien, waardoor het oog een beeld is, een gelijkenis van het waarnemingsvermogen en met de hand kan worden gehandeld, kan het wilsbesluit worden uitgevoerd, waardoor dat het beeld is van de wilskracht. (terug naar 11))
12) Het doel van Jezus als leraar is het bereiken van het godsrijk, het hemelse rijk, wat de geestelijke wereld is. Maar die geestelijke wereld is ook in jezelf al te vinden, aangezien jijzelf als de vermogende, menselijke geest, in je eigen binnenwereld, rechtstreeks uit die geestelijke wereld afkomstig is en zich alleen hier met het stoffelijke lichaam heeft verbonden. Maar je herkent jezelf als geest in je eigen binnenwereld onmiddellijk aan de werkzaamheid van je eigen, geestelijke vermogens: het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan, en er dan al dan niet iets mee willen doen.
Vandaar dat Gods heilige geest, die zich toen met de naam Jahweh tot Vader Abraham richtte, tot hem de Hebreeuwse woorden sprak: "Lech lecha". Door de Hebreeuwse, taalkundige eigenaardigheden kun je dat vertalen met: "Trek weg uit je vaderland en ga naar het land dat ik je zal wijzen." Dat is de stóffelijke betekenis, die algemeen zo is vertaald. Maar je kunt het ook vertalen met: "Trek je terug uit deze wereld en kom tot jezelf in je eigen binnenwereld!" Wat de góóstelijke betekenis van deze gelijkenis is.
Die laatste vertaling is in overeenstemming met de strekking van Jezus' leer, in wie dezelfde heilige geest als toen bij Abraham, in deze tijd als mens bij ons is geweest. (terug naar 12))
terug naar het overzicht
terug naar de boom
terug naar het weblog
^