De aankondiging van de komst van Jezus door de joodse profeten 1


De plaatsen in de joodse Tenach, het Oude Testament, waar de komst van God naar de aarde wordt aangekondigd door de profeten (van Grieks 'pro-fetes': voorzéggen, spreken voor... en in dit geval: spreken voor God).

Volgens Emanuel Swedenborg en Jakob Lorber sprak 'de Geest des Heren' of 'Gods heilige geest' zelf door de profeten heen. Jezus, in wie Gods heilige geest persoonlijk bij ons is geweest, moest zoals elke joodse jongen de Tenach bestuderen in de synagoge (huis van samenkomst; of sjoel: school) en herkende zijn eigen uitspraken. Vandaar dat Jezus vóór zijn kruisiging zei, dat het nu eenmaal zo moest gebeuren, omdat de geschriften der profeten moesten worden vervuld:
"Maar dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten in vervulling zouden gaan." (Mattheüs 26:56)

Genesis 49
1 Daarop liet Jakob al zijn zonen bij zich roepen en zei: "Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de toekomst zal vergaan. [...]
8-10 Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer; wie zou hem durven wekken? In Juda's handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen. 22-26 Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur.
De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige, de Machtige van Jakob, door de nabijheid van de Herder, de Rots van Israël, door de God van je vader, de Ontzagwekkende.
Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met zegeningen van de hemel daar boven en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot.
De zegen van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers."

Numeri 24:2-7 + 15-17
De schrijver van het boek Numeri beschrijft een voorspelling van een niet-jood. Bileam is een vreemdeling, voor de joden een goddeloze heiden. Van zijn koning krijgt hij opdracht een vervloeking uit te spreken over Israël. In plaats daarvan bezingt hij het toekomstig heil van Gods volk. Hierin erkenden de gelovige Joden dat de Geest Gods met hen was.

Toen Bileam zijn blik liet rondgaan en Israël daar gelegerd zag, stam bij stam, werd hij door de geest van God gegrepen en hief hij deze orakelspreuk aan:
"Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen, Israël, als palmbomen, overal verspreid, als tuinen langs een rivier, als aloë's door de Heer geplant, als ceders langs het water.
Israëls emmers lopen over, zijn zaad krijgt water in overvloed. Zijn koning wordt groter dan Agag, zeer machtig zijn koningschap."
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan:
"Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.

Psalmen 96:10-13

Zegt tot elkander: de Heer regeert.
Onwrikbaar heeft Hij de aarde geschapen,
de volken bestuurt Hij met billijkheid.

Dan straalt de hemel en jubelt de aarde,
de zee neuriet mee met al wat daar leeft;
de velden zwaaien met al hun gewassen,
de woudreuzen buigen hun kruin.

Zij juichen de Heer toe omdat Hij komt,
Hij komt als koning der aarde.
Rechtvaardig zal Hij de wereld regeren,
de volkeren eerlijk en trouw.

De Profeten

2 Samuël 7:11-17
[...] De Heer zegt je [David] dat hij voor jou een huis zal bouwen: Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te ruste gaat, zal ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig koningschap schenken. Hij zal een huis bouwen voor mijn naam, en ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt. Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon: als hij zondigt, zal ik hem kastijden [...], zoals een vader doet, maar hij zal nooit bij mij uit de gunst raken zoals Saul, die ik verstootte omwille van jou. Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.
Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over.

Jesaja 7, 9, 11
7:14 Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven (God met ons).
11:1-3 Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei.
De geest van God zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht [denken], een geest van kracht [willen] en verstandig beleid [denken], een geest van kennis [waarnemen] en hoogachting [voelen] voor God.
9:1 Het volk dat in duisternis ronddoolt, ziet een schitterend licht.
Zij die in het donker wonen, worden door een helder licht beschenen.
9:5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
9:6 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid.

Jesaja 11:1
De bijnaam de Nazoreeër voor Jezus is de vervulling van een profetie:
Mattheüs 2:23 "... en kwam en woonde in een stad, Nazareth geheten; opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeten dat Hij Nazoreeër zou worden genoemd."
Waarschijnlijk moeten we daarbij denken aan de profetie van Jesaja over de Scheut (Hebr. Netser) uit de wortels van de afgehouwen tronk van Isaï.
Jesaja 11:1 "Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortels zal Vrucht voortbrengen."
De plaatsnaam Nazareth en het naamwoord Netser ('scheut') zijn afgeleid van dezelfde stam 'natsar'.
Bron: Christipedia.nl

Jesaja 40:1
Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.
2 Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de Heer heeft ontvangen.
3 Hoor, een stem roept: "Baan voor de Heer een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. [...]
5 De luister van de Heer zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft."

Jesaja 40:6
Hoor, een stem zegt: 'Roep!' [...]
10 Ziehier God, de Heer! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.
11 Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze en zorgzaam leidt hij de ooien.

42:1-4 Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen. Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar; […] Het recht zal hij zuiver doen kennen. Ongebroken en vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen;
42:5-7 Dit zegt God, de Heer, die de hemel heeft geschapen en uitgespannen, die de aarde heeft uitgehamerd met alles wat zij voortbrengt, die de mensen op aarde levensadem [neshamah: ziel] geeft, en levensgeest [ruach: geest] aan allen die daar verkeren: In gerechtigheid heb ik, de Heer, jou geroepen. Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je tot een licht voor alle volken, om blinden de ogen te openen, om gevangenen te bevrijden uit de kerker, wie in het duister zitten uit de gevangenis [sheool: onderwereld].
42:8-9 Ik ben de Heer, dat is mijn naam. Ik deel mijn majesteit niet met een ander, noch de lof die mij toekomt met een beeld. Wat eertijds werd voorzegd, is nu vervuld en ik kondig jullie nieuwe dingen aan, nog voor ze ontkiemen, zal ik ze openbaren.

Jesaja 49:6
"Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt."

Jesaja 52:8-10
De Heer heeft zijn volk getroost; Hij heeft Jeruzalem verlost.
Breek uit in gejubel, ruïnes van Jeruzalem, want de Heer troost zijn volk, Hij koopt Jeruzalem vrij.
De Heer heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volkeren; en alle grenzen der aarde hebben het heil van onze God aanschouwd.

Jesaja 53 (1 Petrus 2)
1 Wie kan geloven wat wij hebben gehoord?
Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard?
2 Als een loot schoot hij op onder Gods ogen,
als een wortel die uitloopt in dorre grond.
Onopvallend was zijn uiterlijk,
hij miste iedere schoonheid,
zijn aanblik kon ons niet bekoren.
3 Hij werd veracht, door mensen gemeden,
hij was een man die het lijden kende
en met ziekte vertrouwd was,
een man die zijn gelaat voor ons verborg,
veracht, door ons verguisd en geminacht.
4 Maar hij was het die onze ziekten droeg,
die ons lijden op zich nam.
Wij echter zagen hem als een verstoteling,
door God geslagen en vernederd.
5 Om onze zonden werd hij doorboord,
om onze wandaden gebroken.
Voor ons welzijn werd hij getuchtigd,
zijn striemen brachten ons genezing.
6 Wij dwaalden rond als schapen,
ieder zocht zijn eigen weg;
maar de wandaden van ons allen
liet de Heer op hem neerkomen.
7 Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet
en deed zijn mond niet open.
Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid,
als een ooi die stil is bij haar scheerders
deed hij zijn mond niet open.
8 Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.
Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad?
Hij werd verbannen uit het land der levenden,
om de zonden van mijn volk werd hij geslagen.
9 Hij kreeg een graf bij misdadigers,
zijn laatste rustplaats was bij de rijken;
toch had hij nooit enig onrecht begaan,
nooit bedrieglijke taal gesproken.
10 Maar de Heer wilde hem breken, hij maakte hem ziek.
Hij offerde zijn leven voor hun schuld,
om zijn nageslacht te zien en lang te leven.
En door zijn toedoen slaagde wat de Heer wilde.
11 Na het lijden dat hij moest doorstaan,
zag hij het licht en werd met kennis verzadigd.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht,
hij neemt hun wandaden op zich.
12 Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen
en zal hij met machtigen delen in de buit,
omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood
en zich tot de zondaars liet rekenen.
Hij droeg echter de schuld van velen
en nam het voor zondaars op.
Bron: Nieuwe Bijbelvertaling NBG

Jesaja 60:1-2
Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op
en de glorie van de Heer begint over u te schijnen.
Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren,
maar over u gaat de Heer op en zijn glorie is boven u verschenen.

Jesaja 61:1-2
De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuws te brengen. Hij heeft mij gezonden om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.
Deze tekst uit het Oude Testament sprak Jezus bij zijn eerste optreden in het openbaar in de synagoge te Nazareth. Lukas 4:16-21

Jeremia 23:6
De dag zal komen - spreekt de Heer - dat Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en zal Israël in vrede leven. Zijn naam zal zijn 'De Heer is onze gerechtigheid'.
Daarom, de dag zal komen - spreekt de Heer - dat er niet meer wordt gezegd: "Zo waar de Heer leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd," maar: "Zo waar de Heer leeft, die de nakomelingen van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen hij hen verbannen had."
Dan zullen ze weer in hun eigen land wonen.

Jeremia 31:25
Wie dorstig zijn, zal ik verkwikken; wie uitgeput zijn, geef ik kracht.
(Woorden die Gods heilige geest later, als de mens Jezus op aarde, als geestelijke leraar zou gebruiken.)

Jeremia 31:31-33
Zo spreekt de Heer: Er komt een tijd dat Ik met het volk van Israël een nieuw verbond sluit; geen verbond zoals Ik met hun voorvaderen gesloten heb, toen Ik hen bij de hand heb genomen om hen uit Egypte te leiden. Want dit verbond hebben zij verbroken, ofschoon Ik hun meester was ‑ godsspraak van de Heer.
Dit is het nieuwe verbond dat Ik in de toekomst met Israël sluit: Ik schrijf mijn wet ('dabar': 'woorden') hun binnenste, Ik grif ze in hun hart (als hun 'rabbi', meester, geestelijke leraar). Ik zal hun God, en zij zullen mijn volk zijn.

Ezechiël 34:11-12a
Dit zegt God, de Heer: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal Ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden.
(De naam 'Jezus' of 'Jeshua' komt van 'Jehova shua': God redt.)

Zo spreekt de Heer: "Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.
Ik zal de strijdwagens uit Efraïm verjagen en de paarden uit Jeruzalem; de bogen worden gebroken. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde."

Uit het boek Daniël 7:2-14

Daniël ziet in een visioen de Mensenzoon, die voor de troon van God wordt geleid. Deze mysterieuze persoon verzekert de eeuwige heerschappij van de Allerhoogste. Door Hem groeit een volk van geloofsgetuigen, die zullen delen in zijn heerlijkheid.

In die dagen sprak Daniël:
"Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte.
Het eerste dier leek op een leeuw, maar dan met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt, hoe het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een mens en ook het hart van een mens kreeg.
Toen verscheen er een tweede dier; het leek op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben tussen de tanden van zijn muil en het dier werd aangespoord met de woorden: "Sta op, eet veel vlees."
Daarna zag ik een ander dier; het leek op een panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld.
Daarna zag ik in mijn nachtelijke visioenen een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk, met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van alle dieren die daarvoor verschenen waren en het had tien horens. Toen ik naar de horens keek zag ik hoe een kleine, nieuwe horen tussen de andere opkwam; drie van de oude horens werden uitgerukt om er plaats voor te maken. En in die horen bevonden zich ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. Ik zag hoe het dier werd gedood vanwege de grootspraak van de horen, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en aan de vlammen werd prijsgegeven.
De andere dieren werd wel hun macht ontnomen, maar hun werd nog enige tijd van leven gegund.
In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan."

De verhouding tussen 'de oude wijze' en 'iemand die eruitzag als een mens' werd door Jezus aangeduid als de verhouding tussen de Vader en hemzelf, en wordt ook door Jezus' leerling zo beschreven in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie:
Johannes 1:1-18 Het Woord is mens geworden
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen. [...]
[Het Woord was] het licht: het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet. Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen. Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.
Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: "Hij is het over wie ik zei: 'Die na mij komt, is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!'" Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.

De verhouding die in Daniël wordt beschreven tussen de Oude Wijze en de Mens, wordt in Johannes beschreven als die tussen de Vader en de Zoon.

Het visioen van Daniël komt ook overeen met de gedaaanteverandering van Jezus op de berg Tabor: Mattheüs 17:1-9
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren.
Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: "Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als U wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia."
Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: "Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!"
Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht. Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: "Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn."
Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen.
Toen ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: "Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt."

Hosea 6:3
Even zeker als de dageraad zal de Heer komen, Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt.

Joël 3:1-2
Daarna zal zich dit voltrekken: Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen dromen, en jongeren zullen visioenen zien. Zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.

Zacharias 2:14-17
"Jubel, Sion, en verheug je, want Ik kom in jouw midden wonen - spreekt God. Er komt een tijd dat vele volken zich met God zullen verbinden. Zij zullen mijn volk zijn en in jouw midden zal Ik wonen.
Dan zul je inzien dat God van de hemelse machten [dat is dan de algeest] mij [God als heilige geest] naar je gezonden heeft. Op heilige grond zal God het volk van Juda tot zijn bezit maken en opnieuw zal Hij Jeruzalem uitverkiezen. Wees stil voor God, al wat leeft, want Hij komt uit zijn heilige woning naar buiten."

Zacharias 8:20-23
Zo spreekt Jahwe van de machten [engelenmachten]: "Eens zullen volkeren komen en inwoners van vele steden, en de inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zij zullen zeggen: 'Laat ons de genade van Jahwe gaan afsmeken en laat ons Jahwe van de machten gaan zoeken; ook ik ga mee.'
Dan zullen vele volken en machtige naties komen om in 'Jeruzalem' Jahwe van de machten te zoeken en zijn genade af te smeken."
Zo spreekt Jahwe van de machten: "In die dagen zullen tien mannen, afkomstig uit volken van allerlei talen, een joodse man bij de slip van zijn kleed vastgrijpen en tot hem zeggen: 'Met u willen wij meegaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.'"

Zacharias 9:9-10
Zo spreekt de Heer: De ware Koning en Messias trekt zijn stad binnen, niet gezeten op een strijdros, maar op een ezel, het rijdier van de eenvoudigen. Laat het volk juichen van vreugde, want met deze nederige en rechtvaardige Messias begint voor hen een tijdperk van vrede en eenheid.

Zacharias 12:10
Zo spreekt de Heer: Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem zal Ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar Mij wenden, en over degene die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een oudste zoon.

Zacharias 14:9
En de Heer zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de Heer de enige God zijn en zijn naam de enige naam.

Haggaï 2:6
Want dit zegt de Heer van de hemelse machten: Nog een korte tijd, een ogenblik slechts en ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven.
7 Alle volken breng ik in beroering, hun schatten zullen mij toevallen en mijn huis zal ik vullen met pracht en rijkdom – zegt de Heer van de hemelse machten.

Maleachi 3:1-4:23-24
Dit zegt de Heer God: Let op, Ik zal mijn bode zenden; hij zal de weg voor mij effenen.
Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal hij - zegt de Heer van de hemelse machten.
Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind blijven wanneer hij verschijnt?
[...] De offers van Juda en Jeruzalem zullen de Heer met vreugde vervullen,
zoals in vroeger jaren, zoals in de dagen van weleer.
Voordat de dag van de Heer aanbreekt, die groot is en ontzagwekkend, stuur ik jullie de profeet Elia [in de persoon van Johannes de Doper],
en hij zal ervoor zorgen dat ouders zich verzoenen met hun kinderen en kinderen zich verzoenen met hun ouders. [...]

Micha 5:1-4a
Dit zegt de Heer: Uit jou, Betlehem in Efrata, te klein om tot Juda's geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer.
Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard, worden zijn broeders aan hun lot overgelaten. Daarna zullen wie er nog over zijn terugkeren naar de andere Israëlieten.
Hij zal aantreden en hen als een herder weiden, bekleed met de macht van de Heer, zijn God, met de majesteit van diens verheven naam. Zij zullen veilig wonen, want hij zal heersen tot aan de einden der aarde, en hij brengt vrede.

Micha 7:14-15+18-20
Weid uw volk met uw staf, uw geliefde kudde die eenzaam leeft in het woud, omringd door vruchtbaar land. Mogen ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van weleer.
Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte laat ik dit volk wonderbaarlijke daden zien.
Wie is een God als U, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont U hun uw trouw.
Opnieuw zult U zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. Onze zonden werpt u in de diepten van de zee.
U bewijst Jakob uw trouw en Abraham uw goedheid, zoals U gezworen hebt aan onze voorouders, in de dagen van weleer.

Henoch 46: 2-4
En ik [Henoch] vroeg aan de engel die mij begeleidde en mij alle verborgen dingen toonde, aangaande die Zoon des Mensen, wie hij was, waar hij vandaan kwam en waarom hij de Hoofd van Dagen vergezelde? En hij antwoordde en zei tegen mij: dit is de Zoon des Mensen die rechtvaardigheid heeft, bij wie rechtvaardigheid verblijft en die alle schatten van wat verborgen is, openbaart. Want de Heer der Geesten heeft hem verkozen en zijn deel heeft de voorkeur voor de Heer der Geesten in oprechtheid voor eeuwig. En deze Zoon des Mensen die gij gezien hebt, zal de koningen en de machthebbers van hun zetels doen opstaan, en zal de regeringen der geweldenaren ontbinden en de tanden der zondaars breken.

Wijsheid van Jezus Sirach
In de 3e eeuw voor Jezus' geboorte wordt de komst van God tot de mensen voorgesteld als de Wijsheid, die op een persoonlijke manier alles komt leiden ten dienste van de mensheid. Dit staat beschreven in het boek Ecclesiasticus, anders genaamd: Jezus ben Sirach of de Wijsheid van Jezus, de zoon van Sirach.
Hierin beschrijft deze wijsgeer dat de geest die van God uitgaat Gods heilige geest is als Gods Wijsheid.

Wijsheid van Jezus Sirach 9:13-18
Welke mens kent Gods bedoeling? Wie kan doorgronden wat God wil? Armzalig is het denken van sterfelijke mensen, wisselvallig zijn onze overwegingen.
Ons vergankelijke lichaam drukt zwaar op de ziel, de aardse tent is een last voor de ruim denkende geest. En als we al nauwelijks kunnen bevatten wat er op aarde omgaat en zelfs moeite hebben om te ontdekken wat onder handbereik is, wie kan dan doorgronden wat er in de hemel is?
Wie kan uw bedoelingen kennen als u niet zelf wijsheid geeft en uw heilige Geest naar beneden zendt?
Zo is het gegaan: de mensen op aarde werden op het rechte spoor geleid en ontvingen onderricht over wat U, God, goed vindt. De wijsheid heeft hen gered.

De joodse schriftgeleerde Apollos leverde het bewijs dat de Messias (de gezalfde), wiens komst de profeten hebben aangekondigd, in Jezus bij de mensheid op aarde is geweest.

Mattheüs 2:14-15
Na het vertrek van de magiërs, verscheen er aan Jozef in een droom een engel van de Heer. Hij zei: 'Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.'
Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. Daar bleef hij tot de dood van Herodes, en zo ging in vervulling wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: 'Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.'
"Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeke en Zijn moeder tot zich in de nacht, en vertrok naar Egypte, en was aldaar tot de dood van Herodes; opdat vervuld zou worden wat van de Heere gesproken is door de profeet, zeggende: Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen."
Hosea 11:1
"Als Israël een Kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen."

Lukas 1:68-70
"Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost. Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar, zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten."

Lukas 1:78-79
Zacharias profeteerde:
"Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede."

Lukas 4:14-22
Het optreden van Jezus in Nazaret
Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:
"De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht,
om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen."
Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. Hij zei tegen hen: "Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan." Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden en ze zeiden: "Dat is toch de zoon van Jozef?"

Bij die gebeurtenis zegt Gods heilige geest door de mens Jezus heen wat hij ooit door de mond van de profeet Jesaja heeft gesproken, namelijk dat hij nu in de mens Jezus op aarde is en dat de geest, die door de mond van Jezus heen spreekt, de heilige geest is die door God is gezalfd.
Jezus noemt zichzelf daar de 'masjiach', de gezalfde of in het Grieks Christos. Hij is niet door mensen gezalfd met olie, zoals te doen gebruikelijk bij koningen, hogepriesters en profeten, maar door God zelf. Jezus zet zichzelf daardoor apart van de anderen als een uitzonderlijke, op geestelijke wijze gezalfde.
Deze naam 'Christus' verwijst naar een goddelijk wezen, Gods heilige geest, terwijl de inwoning van die heilige geest in de mens op aarde de naam 'Jezus' (God redt) heeft gekregen. Het zijn twee aanduidingen, twee namen voor één en dezelfde geest.

Handelingen 18:24-28
Intussen arriveerde er in Efeze een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften. Hij had onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht.
In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem terzijde en legden hem uit wat de Weg van God precies inhield. Toen hij naar Achaje wilde afreizen, moedigden de leerlingen hem aan en gaven hem een brief mee voor de gemeenteleden met het verzoek hem gastvrij te ontvangen. Na zijn aankomst bleek hij door Gods genade een grote steun te zijn voor de gelovigen, want hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de messias is.

Petrus schrijft er het volgende over:

Petrus 1:10-16
Broeders en zusters, wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus' Geest, die in hen werkzaam was(!), doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. Er werd hun geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u en nu is deze boodschap u verkondigd door hen die u het evangelie hebben gebracht, gedreven door de heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden. Het zijn geheimen waarin zelfs engelen graag zouden doordringen.
Laat uw geest daarom voortdurend paraat zijn, wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart. Wees als gehoorzame kinderen en geef niet opnieuw toe aan de begeerten waardoor u vroeger, toen u nog onwetend was, werd beheerst, maar leid een leven dat in alle opzichten heilig is, zoals Hij die u geroepen heeft heilig is. Er staat immers geschreven: "Wees heilig, want Ik ben heilig."


terug naar de vragenlijst






^