De vier dieren (krachten) van God: Gods vier geestelijke vermogens


1. Het visioen van Ezechiël 1:4-14
En ik zag en zie, een stormwind kwam uit het noorden, een zware wolk met flikkerend vuur en omgeven door een glans; daarbinnen, midden in het vuur, was wat er uitzag als blinkend metaal.
En in het midden daarvan was wat geleek op vier wezens; en dit was hun voorkomen: zij hadden de gedaante van een mens, ieder had vier aangezichten en ieder van hen vier vleugels.
Wat hun benen aangaat, deze waren recht; en hun voetzolen waren als die van een kalf en fonkelden als gepolijst koper.
Onder hun vleugels waren mensenhanden aan hun vier zijden. En wat de aangezichten en de vleugels van die vier betreft, hun vleugels waren met elkander verbonden. Zij keerden zich niet om als zij gingen; zij gingen ieder recht voor zich uit.
En wat hun aangezichten betreft, die geleken bij alle vier ter rechterzijde op dat van een mens en dat van een leeuw; bij alle vier ter linkerzijde op dat van een rund; ook hadden alle vier het aangezicht van een arend.
Hun vleugels waren naar boven uitgespreid; ieder had er twee die met elkander verbonden waren; en twee bedekten hun lichaam. En zij gingen ieder recht voor zich uit; waarheen de geest wilde gaan, gingen zij; zij keerden zich niet om als zij gingen.
En wat de gedaante der wezens betreft, hun aanblik was als die van brandende vuurkolen, als van fakkels; zich bewegend tussen de wezens. En het vuur glansde en bliksemen schoten daaruit.
De wezens snelden heen en weer als bliksemschichten.

Openbaring van de apostel Johannes 4:1-11
Ik, Johannes, had een visioen: ik zag een deur in de hemel die open stond. En de stem, die ik vroeger als een bazuin tot mij had horen spreken, zei: Stijg op hierheen en ik zal u tonen, wat hierna geschieden moet.
Aanstonds was ik in geestverrukking. En zie: een troon stond in de hemel, en Iemand was op de troon gezeten. En Die er op was gezeten, geleek op jaspis-steen en sardium; en rond de troon was een regenboog, gelijkend op smaragd.
Rondom de troon zag ik vier en twintig tronen, en op de tronen vier en twintig Oudsten gezeten, in witte klederen gehuld, met gouden kronen op het hoofd. Van de troon gingen bliksemstralen uit, geraas en donderslagen. Vóór de troon brandden zeven gloeiende lampen; dat zijn de zeven Geesten Gods.
En vóór de troon was een glazen zee, gelijk kristal. Midden voor de troon en rond de troon zag ik vier Dieren, vol ogen van voren en achter: het eerste Dier als een leeuw, het tweede Dier als een rund, het derde Dier als met een mensengelaat, het vierde Dier als een vliegende adelaar.
En de vier Dieren hadden allen zes vleugels, van buiten en binnen vol ogen. Rusteloos riepen ze dag en nacht: "Heilig, Heilig, Heilig, De Heer, de almachtige God, Die wás, en die ís, en die kómt!"
En toen de Dieren roem, en eer en dank hadden gebracht aan Hem, die op de troon is gezeten: den Levende in de eeuwen der eeuwen: vielen de vier en twintig Oudsten neer voor Hem, die op de troon is gezeten, aanbaden den Levende in de eeuwen der eeuwen, legden hun kronen neer voor de troon, en riepen:
"Waardig zijt Gij, onze Heer, onze God, De roem en de eer en de macht te ontvangen. Want Gij, Gij hebt alle wezens geschapen, Door uw Wil bestaan ze en zijn ze geschapen."

Later zijn de vier dieren ook als symbolen aan de vier evangelisten toegekend:
- de mens verbeeldt Mattheüs, zijn evangelie begint met de menselijke afstamming van Jesus Christus;
- de leeuw Marcus, omdat hij begint met het verhaal van Joannes de Doper, wiens boetepreken klonken als het gebrul van een leeuw in de woestijn;
- de stier Lucas, die begint met het offer van Zacharias;
- de arend Johannes, die begint met de godheid van Christus.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^